Rb. Den Haag, 04-12-2014, nr. C/09/477719 / KG ZA 14-1403
ECLI:NL:RBDHA:2014:15029
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
04-12-2014
- Magistraten
Mr. G.P. van Ham
- Zaaknummer
C/09/477719 / KG ZA 14-1403
- Vakgebied(en)
Pensioenen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2014:15029, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 04‑12‑2014
Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2015:711
Uitspraak 04‑12‑2014
Mr. G.P. van Ham
Partij(en)
Vonnis in kort geding van 4 december 2014
in de zaak van
de vereniging
Bovag,
gevestigd te Bunnik,
eiseres,
advocaat mr. A.G. van Marwijk Kooy te Amsterdam,
tegen:
de stichting
Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. E. Lutjens te Amsterdam.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘Bovag’ en ‘PMT’ (hierna vrouwelijk enkelvoud).
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 24 november 2014 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1.
Bovag is de brancheorganisatie van ondernemers die zich bezighouden met mobiliteit (personenauto's, bedrijfsauto's, trucks, tweewielers, motoren, caravans, campers, aanhangwagens, motorenrevisie, autoverhuur, autowassen, verkeersopleidingen en tankstations. Zij behartig de belangen van haar leden, onder meer op het gebied van arbeidsvoorwaarden, waartoe zij met vakverenigingen FNV Bondgenoten, CNV Vakmensen en De Unie de collectieve arbeidsovereenkomst (cao) voor de sector Motorvoertuigen- en Tweewielerbedrijf (hierna ‘de sector MvT’) afsluit. De daarvoor noodzakelijke onderhandelingen vinden plaats binnen de Stichting Bedrijfsraad (hierna ‘Bedrijfsraad’).
1.2.
PMT is het op de voet van artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (hierna ‘Wet BPF 2000’) verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfonds voor de bedrijfstak Metaal en Techniek en zij verzorgt de verplichtgestelde pensioenregeling voor die bedrijfstak. Tot de bedrijfstak Metaal en Techniek behoren de ‘sector Metaal en Techniek’, de sector MvT, de ‘sector Tank en Was’ en de ‘sector Zeilmakerijen’.
1.3.
In artikel 1.2 van het uitvoeringsreglement 2014 van PMT en in artikel 1.2 van het pensioenreglement 2014 van PMT is voor zover hier van belang bepaald dat de werkgever het recht heeft om een door het bestuur van PMT te bepalen percentage van de voor de werknemer betaalde pensioenpremie door inhouding op het salaris op de werknemer te verhalen. In de Beleidsregels 2014 van PMT is dit percentage voor pensioengrondslag I bepaald op ten hoogste 36,8%.
1.4.
De cao-partijen die de cao's behorend tot de bedrijfstak Metaal en Techniek afsluiten, werken samen in de Stichting Vakraad Metaal en Techniek (hierna ‘de Vakraad’). Binnen de Vakraad worden arbeidsvoorwaarden-cao's afgesloten, regelingen gesloten met betrekking tot pensioenen, opleiding en ontwikkeling en wordt beleid ontwikkeld op het gebied van arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen.
1.5.
De meest recente cao voor de bedrijfstak Metaal en Techniek loopt van 1 mei 2013 tot en met 28 februari 2015. De cao voor de sector MvT is op 31 oktober 2014 afgelopen. In het daaraan ten grondslag liggende ‘Principe-akkoord in de Motorvoertuigen- en Tweewielerbranche 2012/2014’ (hierna ‘het principe-akkoord’) is in hoofdstuk 7 — voor zover hier van belang — het volgende opgenomen:
‘(…)
De afspraken in dit Cao-akkoord zijn gemaakt in een periode waarin een nieuwe pensioenregeling in ontwikkeling is. Indien bij de totstandkoming van de nieuwe pensioenregeling (PMT) een verhoging van de werkgeverslasten leidt tot een afspraak over een lagere loonontwikkeling van werknemers, dan verwerken partijen in de Motorvoertuigen en Tweewielerbedrijven dit in nadere afspraken over de compensatie daarvan in de vorm van bijvoorbeeld reductie van de structurele loonsverhoging, vakantie-uren dan wel andere arbeidsvoorwaardelijke elementen.’.
1.6.
Bij brief van 14 maart 2014 heeft Bovag aan de vakbonden voorstellen gedaan voor de nadere afspraken als bedoeld in het principe-akkoord. In deze brief wordt — voor zover hier van belang — het volgende meegedeeld:
‘(…)
De gesprekken tussen sociale partners zijn gevoerd in de veronderstelling dat er een verschuiving in de pensioenpremie van werknemer naar werkgever moet worden doorgevoerd. BOVAG heeft juridisch onderzoek gedaan naar de zeggenschap over de pensioenpremieverdeling. Op grond daarvan is BOVAG van mening dat Cao-partijen in de branche MvT zelf beslissen over de pensioenpremieverdeling. Gelet op het feit dat sociale partners in de branche geen cao afspraak hebben gemaakt over een andere verdeling, anders dan de compensatieafspraak die tot op heden niet tot stand is gekomen, vindt BOVAG dat vastgehouden kan worden aan de premieverdeling zoals deze is vastgelegd in artikel 97 lid 2 cao MvT. In de praktijk betekent dit het voortzetten van de verdeling van de premie van 53,2% voor de werkgevers en 46,8% voor de werknemers.
(…)’.
1.7.
Bij brief van 22 juli 2014 heeft Bovag het bestuur van PMT verzocht zich rekenschap te geven van de belangen van Bovag en daarmee rekening te houden bij de met de sociale partners in de sector Metaal en Techniek te maken afspraken.
1.8.
Op 25 september 2014 is een principe-akkoord tot stand gekomen tussen de Vakraad en de ‘Stichting Raad van Overleg in de Metalektro’ (ROM), waarin — onder meer — de pensioenregeling voor de sector Metaal en Techniek per 1 januari 2015 wordt gewijzigd.
1.9.
In reactie op een brief van Bovag aan PMT van 3 november 2014 heeft PMT bij brief van 20 november 2014 — voor zover hier van belang — het volgende aan Bovag meegedeeld:
‘Op 3 november jl heeft u ons een brief gezonden waarin u PMT vraagt om in het pensioenreglement, de beleidsregels en de communicatie de Motorvoertuigentechniek uit te zonderen waar het de premieverdeling betreft. U wilt dat PMT een andere premieverdeling vastlegt en communiceert aan de branche Motorvoertuigentechniek.
(…)
Het bestuur heeft besloten uw verzoek niet te honoreren. Het premiebesluit van PMT is gebaseerd op afspraken van sociale partners die over de inhoud van de pensioenregeling gaan. Deze besluiten zijn vastgelegd in het pensioenreglement en vallen onder de verplichtstellingsbeschikking, waaraan elke partij zich gebonden weet.
PMT heeft u en de vakorganisaties die betrokken zijn bij de CAO Motorvoertuigentechniek het jaar 2014 gegeven om een aanvullende Cao-afspraak, zoals reeds eerder in die CAO was overeen gekomen, te maken omtrent kostenontwikkeling en premieverdeling. Ondanks toezeggingen is die afspraak niet gerealiseerd.
PMT heeft thans de wettelijke taak tijdig en volledig belanghebbenden te informeren over de inhoud van de nieuwe pensioenregeling, inclusief de premieverdeling 2015.
(…)’.
2. Het geschil
2.1.
Bovag vordert — zakelijk weergegeven — PMT te gebieden in al haar of namens haar verrichte communicatie-uitingen, waarin zij de premieverdeling ter zake van de door haar uitgevoerde pensioenregeling weergeeft, te vermelden primair dat voor de sector MvT de premieverdeling (minimaal) 53,2% werkgever en (maximaal) 46,8% werknemer geldt en subsidiair dat voor de sector MvT de in die sector door de sociale partners van tijd tot tijd overeengekomen premieverdeling geldt; meer subsidiair PMT te gebieden de premieverdeling van toepassing op de sector MvT vast te stellen overeenkomstig de door sociale partners in die sector van tijd tot tijd overeengekomen of te komen premieverdeling, een en ander met een verbod aan PMT om in die communicatie-uitingen te vermelden, althans de suggestie te wekken dat de door sociale partners in de sector Metaal en Techniek van tijd tot tijd overeengekomen premieverdeling ook zou gelden voor de sector MvT en met veroordeling van PMT in de proceskosten.
2.2.
Daartoe stelt Bovag het volgende. Hoewel de bevoegdheid om de premie voor een bepaalde pensioenregeling vast te stellen berust bij het pensioenfonds (in dit geval PMT), behoort de bevoegdheid tot de vaststelling van de premieverdeling tussen werkgever en werknemer tot het domein van de uitvoering van de pensioenregeling en daarmee tot de bevoegdheid van de sociale partners (Bovag en de cao-sluitende vakbonden in de sector MvT). PMT dient vervolgens haar pensioenreglement en haar uitvoeringsreglement op te stellen in lijn met de door de sociale partners overeengekomen pensioenovereenkomst. PMT communiceert echter bij herhaling een premieverdeling, gebaseerd op de in de sector Metaal en Techniek voor 2014 en inmiddels ook voor 2015 overeengekomen premieverdeling van 63,2% voor de werkgever en 36,8% voor de werknemer, terwijl zij de door Bovag en de vakbonden overeengekomen premieverdeling 53,2% voor de werkgever en 46,8% voor de werknemer zou moeten communiceren. PMT handelt met deze communicatie-uitingen onrechtmatig jegens Bovag.
Subsidiair, voor het geval de bevoegdheid tot het vaststellen van de premieverdeling wel bij PMT zou berusten, is PMT gehouden om een afwijkende premie vast te stellen voor de sector MvT op grond van artikel 105 lid 2 Pensioenwet (PW). PMT heeft er geen belang bij om een premieverdeling vast te stellen die afwijkt van wat de sociale partners in de sector MvT zijn overeengekomen, aangezien een afwijkende premieverdeling de uitvoering van de pensioenregeling niet raakt en PMT de vastgestelde premie volledig van de werkgevers ontvangt. Hiertegenover heeft Bovag er juist belang bij dat de door die sociale partners overeengekomen premieverdeling wordt toegepast en de communicatie van de zijde van PMT daarop is afgestemd. Met ingang van 1 januari 2015 zal de door PMT uitgevoerde aangepaste pensioenregeling gaan gelden. Hiervoor zal zij omstreeks 9 december 2014 nieuwe reglementen opstellen en communiceren met werkgevers en werknemers. Bovag wenst te voorkomen dat PMT opnieuw onjuiste communicatie-uitingen doet uitgaan, te meer nu Bovag hierdoor nadeel leidt. Het is Bovag immers eind oktober duidelijk geworden dat de vakbonden niet meer willen onderhandelen, omdat zij er van uitgaan dat Bovag gebonden is aan de binnen de sector Metaal en Techniek overeengekomen premieverdeling per 1 januari 2015.
2.3.
PMT voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1.
Tussen partijen is (samengevat) in geschil de vraag of PMT als pensioenfonds gerechtigd is de pensioenpremieverdeling tussen werkgevers en werknemers in de sector MvT vast te stellen, of dat deze bevoegdheid rust bij Bovag en de vakbonden (de sociale partners).
3.2.
Allereerst heeft PMT aangevoerd dat Bovag zich met haar vorderingen ten onrechte tegen PMT richt. Volgens PMT heeft Bovag een conflict met de vakbonden over de toepassing van de premie-afspraken en kan zij niet door middel van een kort geding PMT bewegen om de door Bovag gewenste premieverdeling toe te passen. Voor zover PMT aan dit standpunt de conclusie heeft willen verbinden dat Bovag niet-ontvankelijk is in haar vorderingen, hetgeen zij overigens niet met zoveel woorden heeft gedaan, wordt deze conclusie niet gevolgd. Gelet op de inhoud van de brief van 20 november 2014, waarin PMT aan Bovag heeft meegedeeld dat haar verzoek om voor de sector MvT een andere premieverdeling vast te leggen door het bestuur van PMT niet wordt gehonoreerd, heeft Bovag naar het oordeel van de voorzieningenrechter op goede gronden PMT in dit kort geding betrokken om het door het bestuur van PMT ingenomen standpunt te laten toetsen.
3.3.
PMT is een pensioenfonds waarin de deelneming verplicht is gesteld op grond van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Wet bpf 2000). Dit betekent dat binnen de werkingssfeer van de bedrijfstak Metaal en Techniek een wettelijke pensioenverplichting tot stand is gekomen voor de deelnemende werkgevers en werknemers. In artikel 4 van de Wet bpf 2000 is bepaald dat de deelnemende werkgevers en werknemers de statuten en reglementen en de daarop gebaseerde besluiten van het bestuur van het bedrijfstakpensioenfonds naleven. In het uitvoeringsreglement 2014 en in het pensioenreglement 2014 is bepaald dat de werkgever het door het bestuur van PMT vastgestelde percentage aan premie op de werknemer mag verhalen en in de beleidsregels is dit percentage bepaald op maximaal 36,8%. PMT heeft in dit verband onvoldoende gemotiveerd weersproken naar voren gebracht dat met de verplichtstelling in het kader van de Wet bpf 2000 de onderhandelingsruimte en contracteervrijheid voor de werkgevers en de werknemers zijn weggenomen, nu de bepaling met betrekking tot de premieverdeling niet van werknemers zijn weggenomen, nu de bepaling met betrekking tot de premieverdeling niet van de verplichtstelling is uitgesloten. PMT heeft voorts betoogd dat zij tevens rekening dient te houden met de belangen van de werknemers voor wie Bovag niet opkomt en dat de door Bovag voorgestane premieverdeling daarmee mogelijk in strijd is. Ten slotte heeft PMT voldoende aannemelijk gemaakt dat de belangen van de werkgevers in de bedrijfstak Metaal en Techniek worden behartigd binnen de Vakraad, dat de Vakraad afspraken maakt over de pensioenregeling en de premieverdeling en dat Bovag door terug te treden uit de Vakraad haar mogelijkheden om invloed uit te oefenen op de besluitvorming van de Vakraad heeft prijsgegeven. Gelet op het voorgaande en mede in aanmerking genomen de inhoud van het principe-akkoord, volgt de voorzieningenrechter PMT in haar standpunt dat Bovag de omstandigheid dat zij kennelijk niet in staat is om afspraken met de vakbonden te maken niet kan afwentelen op PMT. Tegen de achtergrond van het voorgaande heeft Bovag naar voorlopig oordeel onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij gerechtigd is van de door de Vakraad overeengekomen en door PMT (verplicht) vastgestelde premieverdeling afwijkende afspraken te maken, noch dat PMT de door Bovag en de vakbonden gemaakte afspraken in haar communicatie-uitingen zou moeten vermelden.
3.4.
Het beroep van Bovag op het bepaalde in artikel 105 lid 2 PW maakt het voorgaande niet anders. Dit geldt te meer nu, zoals PMT ook heeft betoogd, in artikel 8 Wet bpf 2000 een uniforme premie voor de wettelijke pensioenregeling van PMT is voorgeschreven en voorshands niet valt in te zien op grond waarvan PMT daarvan in het kader van een evenwichtige belangenbehartiging ten gunste van Bovag zou moeten afwijken.
3.5.
Een en ander leidt tot de slotsom dat voorshands niet is gebleken dat PMT onrechtmatig jegens Bovag handelt door de door de Vakraad voor de hele bedrijfstak Metaal en Techniek uniform vastgestelde premieverdeling tot uitgangspunt te nemen. De vorderingen van Bovag worden dan ook afgewezen. Bovag zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- —
wijst de vorderingen af;
- —
veroordeelt Bovag in de kosten van dit geding, tot dusver aan de zijde van PMT begroot op € 1.624,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 608,-- aan griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2014.
mvt