Hof Den Haag, 25-04-2017, nr. 200.194.235/01
ECLI:NL:GHDHA:2017:1154
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
25-04-2017
- Zaaknummer
200.194.235/01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2017:1154, Uitspraak, Hof Den Haag, 25‑04‑2017; (Hoger beroep)
Uitspraak 25‑04‑2017
Inhoudsindicatie
Beslagvrije voet mag niet worden toegepast op zorgtoeslag
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Zaaknummer: 200.194.235/01
Rep.nummer rechtbank: 4618303/15-96909
Beschikking van 25 april 2017
in de zaak van:
Sensus Groep B.V., h.o.d.n. AGC Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
gevestigd te Stadskanaal,
appellante,
hierna te noemen: Sensus,
advocaat: mr. E.P.C. Duinkerke te Apeldoorn,
tegen
[naam],
wonende te [woonplaats],
verweerder,
hierna te noemen: [verweerder],
niet verschenen.
Het geding
1. Bij het op 28 juni 2016 ontvangen beroepschrift (met producties) is Sensus in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank Den Haag, team kanton, locatie Den Haag, (hierna: de kantonrechter) van 31 maart 2016. In het beroepschrift heeft Sensus vier grieven tegen de beschikking opgeworpen. Op 18 oktober 2016 heeft Sensus haar standpunt mondeling doen toelichten door haar advocaat.
Beoordeling van het hoger beroep
2. Het gaat in deze zaak om het volgende. De zorgverzekeraar van [verweerder] heeft [verweerder] aangemeld als wanbetaler bij Zorginstituut Nederland (hierna: ZIN). [verweerder] heeft daarna niet voldaan aan zijn verplichting tot het betalen van bestuursrechtelijke premies aan ZIN. Het Centraal Justitieel Incassobureau heeft vervolgens namens ZIN ter zake een dwangbevel uitgevaardigd. Het dwangbevel is door Sensus op verzoek van ZIN betekend aan [verweerder]. Omdat [verweerder] niet voldeed aan het dwangbevel heeft Sensus op verzoek van ZIN beslag gelegd onder de Belastingdienst, afdeling Toeslagen. Sensus heeft het proces-verbaal daarvan op verzoek van ZIN aan [verweerder] betekend.
3. [verweerder] heeft bij het op 20 november 2015 ontvangen verzoekschrift op grond van artikel 475f Rv aan de kantonrechter verzocht met terugwerkende kracht de beslagvrije voet van toepassing te verklaren op zijn zorgtoeslag. Aan dat verzoek heeft hij ten grondslag gelegd dat hij door het beslag op zijn gehele zorgtoeslag onder het sociale minimum leeft en niet meer kan rondkomen. [verweerder] heeft tevens verzocht Sensus in de proceskosten te veroordelen.
4. Sensus heeft in haar verweerschrift aangevoerd dat [verweerder] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat hij zijn verzoek onmiskenbaar heeft gericht tegen Sensus in plaats van tegen ZIN die het beslag heeft gelegd. Voorts is volgens Sensus in de onderhavige zaak op grond van artikel 438a Rv uitsluitend de kantonrechter te Utrecht bevoegd om van het verzoek kennis te nemen aangezien het beslag in Utrecht is gelegd. Tot slot heeft Sensus gemotiveerd aangevoerd dat [verweerder] voldoende middelen van bestaan heeft zodat ZIN niet gehouden is om een beslagvrije voet te hanteren.
5. Bij de bestreden beschikking van 31 maart 2016 heeft de kantonrechter het verzoek toegewezen in die zin dat hij de artikelen 475b en 475d Rv van toepassing heeft verklaard op de vordering (van [verweerder] op de Belastingdienst ter zake de zorgtoeslag). Daartoe heeft de kantonrechter overwogen dat het verzoek op de wet is gegrond en onvoldoende gemotiveerd is weersproken en voorts dat de zorgtoeslag op grond van artikel 45 Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen is uitgezonderd van beslag.
6. In hoger beroep verzoekt Sensus het hof om de beschikking van de kantonrechter te vernietigen en [verweerder], zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek althans diens verzoek alsnog af te wijzen met veroordeling van [verweerder] in de kosten van beide instanties.
7. In haar derde grief – die als eerste zal worden behandeld – klaagt Sensus dat de kantonrechter zich ten onrechte relatief bevoegd heeft geacht om van het geschil kennis te nemen. Zij betoogt dat op grond van artikel 438a Rv uitsluitend de rechter in wiens rechtsgebied de te executeren zaken zich bevinden of de executie zal geschieden bevoegd is om van het geschil kennis te nemen. Nu het derdenbeslag is gelegd in Utrecht, is volgens Sensus uitsluitend de kantonrechter in de rechtbank midden-Nederland, locatie Utrecht, bevoegd.
8. De grief faalt. Artikel 438a Rv heeft sinds 1 januari 2002 alleen nog betrekking op zaken betreffende een executie die door middel van een verzoekschrift aan de voorzieningenrechter worden voorgelegd. De onderhavige zaak betreft echter geen verzoek aan de voorzieningenrechter maar een verzoek aan de kantonrechter. Op grond van artikel 262 onder a. Rv is de kantonrechter in de onderhavige zaak relatief bevoegd aangezien verzoeker in Den Haag woont.
9. Met haar tweede grief beklaagt Sensus zich erover dat de kantonrechter ten onrechte voorbij is gegaan aan haar stelling dat zij niet de wederpartij van [verweerder] is. Zij betoogt dat zij in eerste aanleg heeft gesteld dat het verzoek zich ten onrechte tegen haar richt terwijl het derdenbeslag is gelegd op verzoek van ZIN en niet op verzoek van Sensus. Zij fungeerde enkel als instrumenterend gerechtsdeurwaarderskantoor. Sensus blijft van mening dat het verzoek dient te worden afgewezen nu dit tegen haar is gericht en niet tegen de beslaglegger, namelijk ZIN.
10. Ook deze grief faalt. Anders dan in dagvaardingsprocedures, geschiedt in verzoekschriftprocedures ingevolge artikel 271 jo. 279 Rv de oproeping van belanghebbenden door de griffier op bevel van de rechter. Het enkele feit dat is verzuimd ZIN op te roepen, vormt geen grond voor niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker of afwijzing van diens verzoek. De kantonrechter had in het verweer van Sensus ter zake aanleiding moeten zien om de griffier te bevelen ZIN alsnog op te roepen. Gezien hetgeen hierna zal worden overwogen, heeft ZIN geen belang om alsnog door de griffier van het hof te worden opgeroepen.
11. De vierde grief is gericht tegen de overweging van de kantonrechter dat op grond van artikel 45 Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) de zorgtoeslag is uitgezonderd van beslag. Sensus betoogt dat er in beginsel op grond van deze bepaling een beslagverbod geldt ten aanzien van de in de Awir bedoelde tegemoetkomingen, maar dat de kantonrechter er ten onrechte aan voorbij is gegaan dat in dezelfde bepaling een uitzondering is gemaakt en dat die uitzondering in de onderhavige zaak aan de orde is.
11. Volgens artikel 45 lid 1 aanhef en onder a Awir is een tegemoetkoming niet vatbaar voor beslag, tenzij het betreft beslag wegens:
a. een vordering tot nakoming van een betalingsverplichting wegens een geleverde prestatie waarbij de betalingsverplichting ter zake van die prestatie oorzaak is voor de tegemoetkoming;
13. Hieruit volgt dat er voor verhaal van een vordering tot betaling van zorgpremie beslag mag worden gelegd op een vordering op de Belastingdienst tot betaling van zorgtoeslag. De grief slaagt dus.
13. Dit betekent dat het hof, gelet op het verweer van Sensus, moet beoordelen of er grond is voor toepassing van een beslagvrije voet. De vraag die in dit verband moet worden beantwoord, is of bij een toegelaten beslag als het onderhavige, op grond van artikel 475f Rv de artikelen 475b en 475d Rv op de vordering tot betaling van zorgtoeslag van toepassing kunnen worden verklaard, dus of aan die vordering een beslagvrije voet kan worden verbonden.
13. In de memorie van toelichting bij artikel 45 (toen nog genummerd: 44) Awir (Kamerstukken II, 2004-2005, 29.764, nr. 3, blz. 63) is het volgende opgemerkt:
Artikel 44 Beslagverbod
Ter bescherming van de belanghebbende en om te waarborgen dat de toegekende tegemoetkoming daadwerkelijk wordt aangewend voor het doel waarvoor deze is bestemd, is in dit artikel geregeld dat de in civielrechtelijke zin gebruikelijke rechtshandelingen met betrekking tot vermogensbestanddelen niet het daarmee beoogde rechtsgevolg hebben als het gaat om de tegemoetkoming. De Huursubsidiewet en de Wet kinderopvang bevatten tot aan de inwerkingtreding van deze wet een soortgelijke bepaling.
In een tweetal gevallen geldt hierop een uitzondering. Met de in onderdeel a genoemde prestatie van een schuldeiser wordt gedoeld op, bijvoorbeeld, het beschikbaar stellen van een woning door een verhuurder of het verlenen van zorg voor een kind door een gastouder. Als de belanghebbende niet aan zijn betalingsverplichtingen jegens die schuldeisers voldoet, is het billijk dat door hen verhaal kan worden gezocht op de tegemoetkoming. De tegemoetkoming is immers bedoeld de belanghebbende beter in staat te stellen aan zijn betalingsverplichtingen te kunnen voldoen juist als het gaat om die prestaties.
Het bepaalde in onderdeel b bestendigt de lijn zoals die ook is opgenomen in de verrekeningsbevoegdheid van de Belastingdienst Toeslagen om een nog uit te betalen tegemoetkoming te kunnen aanwenden ten behoeve van de voldoening van een terug te vorderen bedrag terzake van een eerder uitbetaalde tegemoetkoming in het kader van dezelfde regeling.
16. Uit deze passage volgt dat de wetgever met artikel 45 Awir heeft willen waarborgen dat de tegemoetkoming wordt aangewend voor het doel waarvoor die is verleend. De wetgever heeft het daarom alleen aan de schuldeiser voor wie de tegemoetkoming is bedoeld, toegestaan op die tegemoetkoming beslag te leggen. Met deze strekking van artikel 45 Awir verdraagt zich dan niet dat aan een beslagen tegemoetkoming een beslagvrije voet wordt verbonden. Dat zou immers betekenen dat de schuldenaar in staat zou worden gesteld de tegemoetkoming, ondanks een beslag daarop, aan te wenden voor andere doeleinden dan waarvoor die is verstrekt. Het verzoek van [verweerder] moet daarom worden afgewezen.
16. De eerste grief is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat Sensus het verzoek van [verweerder] onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken. Volgens Sensus heeft zij in eerste aanleg inhoudelijk verweer gevoerd tegen het verzoek door te stellen dat niet is gebleken dat [verweerder] onvoldoende middelen van bestaan heeft in de zin van artikel 475f Rv.
16. Deze grief betreft de vraag of voldaan is aan de voorwaarden die artikel 475f Rv stelt voor het van toepassing kunnen verklaren van de bepalingen omtrent de beslagvrije voet. Nu het hof in de onderhavige zaak oordeelt dat toepassing van de bepalingen omtrent de beslagvrije voet achterwege dient te blijven, heeft Sensus geen belang bij een verdere bespreking van deze grief.
16. De slotsom is dat de bestreden beschikking moet worden vernietigd vanwege voormelde beoordeling. Het verzoek zal alsnog worden afgewezen met veroordeling van [verweerder] in de kosten van de eerste aanleg en het hoger beroep.
Beslissing
Het hof:
- vernietigt de beschikking van de kantonrechter van 31 maart 2016;
en, opnieuw rechtdoende:
- wijst het verzoek van [verweerder] af;
- veroordeelt [verweerder] in de kosten van de procedure in eerste aanleg, tot op 31 maart 2016 aan de zijde van Sensus begroot op € 100,- aan salaris voor de gemachtigde;
- veroordeelt [verweerder] in de kosten van de procedure in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Sensus bepaald op € 718,- aan verschotten en op € 1.264,- aan salaris voor de advocaat;
- verklaart deze beschikking voor zover die de proceskosten betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.E.H.M. Pinckaers, M.A.F. Tan-de Sonnaville en J.J. van der Helm en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 april 2017 in aanwezigheid van de griffier.