Einde inhoudsopgave
Traktaat tot definitieve regeling der wederzijdsche regten en belangen
Artikel 58
Geldend
Geldend vanaf 05-02-1843
- Bronpublicatie:
05-11-1842, Stb. 1843, 3 (uitgifte: 07-02-1843, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
05-02-1843
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-11-1842, Stb. 1843, 3 (uitgifte: 07-02-1843, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Algemeen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Het Nederlandsche Gouvernement zal met de algemeene maatschappij afrekenen, ter zake van hare vordering in hoofdsom en renten op de kolonie van Suriname, waartegen die instelling aan het Nederlandsche Gouvernement zal terug geven de bewijzen van inschrijving van renten op het grootboek dier kolonie, welke aan haar ten waarborge harer voorschotten waren verstrekt. Van hare zijde zal de algemeene maatschappij aan het Nederlandsche Gouvernement uitkeeren de borgtogten in geld gestort door de agenten der genoemde maatschappij in de noordelijke provincien en te Maastricht en Luxemburg.
2.
Zij zal insgelijks opheffen de hypothecaire inschrijvingen op de goederen der genoemde agenten, wier borgtogten niet in geld zijn verstrekt, of op de tot dat einde verbonden inschrijvingen op het Nederlandsche Grootboek.
3.
De algemeene maatschappij zal, binnen eene maand na het afleggen der rekeningen dier agenten, de redenen doen kennen, welke zich tegen de uitvoering van dit artikel zouden mogen verzetten, ter zake van vorderingen, welke zij tegen eenen of meer der genoemde agenten zoude hebben te doen gelden, uit hoofde van handelingen, vreemd aan de dienst van den algemeenen Rijkskassier.