Einde inhoudsopgave
Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds
Artikel 401 Handel en klimaatverandering
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2021
- Bronpublicatie:
30-12-2020, PbEU 2021, L 149 (uitgifte: 30-04-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-05-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-04-2021, PbEU 2021, L 149 (uitgifte: 30-04-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Douane (V)
1.
De Partijen erkennen het belang van dringende maatregelen ter bestrijding van de klimaatverandering en de gevolgen daarvan, alsmede de rol die handel en investeringen spelen bij het nastreven van die doelstelling, in overeenstemming met het UNFCCC, met het doel en de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs, aangenomen tijdens de 21e vergadering van de Conferentie van de partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering te Parijs op 12 december 2015 (‘de Overeenkomst van Parijs’), en andere multilaterale milieuovereenkomsten en multilaterale instrumenten op het gebied van klimaatverandering.
2.
Gelet op lid 1:
- a)
verbindt elke Partij zich ertoe op doeltreffende wijze uitvoering te geven aan het UNFCCC en de Overeenkomst van Parijs, waarvan één van de belangrijkste doelstellingen erin bestaat de mondiale respons op de klimaatverandering te versterken en de stijging van de gemiddelde temperatuur wereldwijd ruim onder de drempel van 2 °C boven het pre-industriële niveau te houden en te streven naar een beperking van de temperatuurstijging tot 1,5 °C boven het pre-industriële niveau;
- b)
bevordert elke Partij de wederzijdse ondersteuning van handels- en klimaatbeleid en handels- en klimaatmaatregelen, en draagt zij aldus bij tot de overgang naar een hulpbronnenefficiënte economie met lage broeikasgasemissies en tot een klimaatbestendige ontwikkeling; en
- c)
vergemakkelijkt elke Partij het wegnemen van handels- en investeringsbelemmeringen met betrekking tot goederen en diensten die van bijzonder belang zijn voor de matiging van en de aanpassing aan de klimaatverandering, zoals hernieuwbare energie en energiezuinige producten en diensten, bijvoorbeeld door tarifaire en niet-tarifaire belemmeringen aan te pakken of door beleidskaders vast te stellen die bevorderlijk zijn voor de toepassing van de beste beschikbare oplossingen.
3.
De Partijen zetten zich gezamenlijk in om hun samenwerking op het gebied van handelsgerelateerde aspecten van het beleid en de maatregelen inzake klimaatverandering bilateraal, regionaal en, in voorkomend geval, in het kader van internationale fora, waaronder het UNFCCC, de WTO, het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken, gedaan te Montreal op 26 augustus 1987 (‘het Protocol van Montreal’), de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) en de ICAO, te versterken. Die samenwerking kan onder meer betrekking hebben op:
- a)
de beleidsdialoog en de samenwerking met betrekking tot de uitvoering van de Overeenkomst van Parijs, zoals inzake middelen ter bevordering van klimaatbestendigheid, hernieuwbare energie, koolstofarme technologieën, energie-efficiëntie, duurzaam vervoer, ontwikkeling van duurzame en klimaatbestendige infrastructuur, emissiemonitoring en internationale koolstofmarkten;
- b)
de ondersteuning van het opstellen en goedkeuren door de IMO van ambitieuze en doeltreffende maatregelen ter reductie van broeikasgasemissies die moeten worden uitgevoerd door de internationale commerciële scheepvaart;
- c)
de ondersteuning van het opstellen en goedkeuren door de ICAO van ambitieuze en doeltreffende maatregelen ter reductie van broeikasgasemissies; en
- d)
de ondersteuning van een ambitieuze uitfasering van ozonafbrekende stoffen en een uitfasering van fluorkoolwaterstoffen uit hoofde van het Protocol van Montreal, door middel van toezicht op de productie en het gebruik van en de handel in die stoffen; de invoering van milieuvriendelijke alternatieven daarvoor; de actualisering van veiligheids- en andere relevante normen en de bestrijding van de illegale handel in stoffen die worden gereglementeerd door het Protocol van Montreal.