HR 8 juli 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC9186.
HR, 27-05-2014, nr. 13/00114
ECLI:NL:HR:2014:1243, Conclusie: Contrair, Conclusie: Contrair
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
27-05-2014
- Zaaknummer
13/00114
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:1243, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 27‑05‑2014; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:436, Contrair
ECLI:NL:PHR:2014:436, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑03‑2014
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:1243, Contrair
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑03‑2013
- Wetingang
art. 261 Wetboek van Strafrecht
- Vindplaatsen
NJ 2014/337 met annotatie van N. Keijzer
VA 2015/9
JIN 2014/138 met annotatie van M.L.C.C. de Bruijn-Lückers
SR-Updates.nl 2014-0242
NbSr 2014/203
VA 2015/9
JIN 2014/138 met annotatie van M.L.C.C. de Bruijn-Lückers
Uitspraak 27‑05‑2014
Inhoudsindicatie
Art. 261 Sr, ruchtbaarheid geven. Bewijs ontoereikend gemotiveerd. Uit de bewijsvoering van het Hof kan niet worden afgeleid dat de verdachte heeft gehandeld met het kennelijke doel aan die mededeling ruchtbaarheid te geven als bedoeld in art. 261 Sr. De omstandigheden dat de verdachte op aanraden van een leidinggevende het e-mailadres dat in gebruik is bij medewerkers van het kinderdagverblijf heeft gehanteerd om het kinderdagverblijf met het oog op een ongestoorde Sinterklaasviering op de hoogte te brengen van hetgeen zich tussen hem en zijn ex-partner heeft afgespeeld en dat medewerkers van het kinderdagverblijf die mededeling ook daadwerkelijk onder ogen hebben gekregen, is zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet voldoende om daaruit te kunnen afleiden dat dit is gebeurd met het kennelijke doel die mededeling ter kennis te brengen van een kring van betrekkelijk willekeurige derden.
Partij(en)
27 mei 2014
Strafkamer
nr. 13/00114
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 25 mei 2012, nummer 23/004390-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. C.J.P. Liefting, advocaat te Amstelveen, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1.
Het middel is gericht tegen het oordeel van het Hof dat de verdachte met het verzenden van een e-mailbericht aan een kinderdagverblijf het kennelijk doel had ruchtbaarheid te geven aan de inhoud van dat e-mailbericht.
3.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 27 november 2009 te Diemen opzettelijk de eer en goede naam van [betrokkene] heeft aangerand door telastlegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft hij met voormeld doel bij geschrift in de vorm van een e-mail, die e-mail verzonden aan [A] ([A]) en gericht aan meer werknemers van [A] (gevestigd te Diemen) en medegedeeld dat - zakelijk weergegeven - [betrokkene] is veroordeeld door de rechter voor haar gedrag en in haar proeftijd zit."
3.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een ambtsedig proces-verbaal van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland met nummer PL132G 2009331615-1 op 9 december 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1], brigadier van politie, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [betrokkene] - zakelijk weergegeven -:
Op 27 november 2009 werd te Diemen het strafbare feit gepleegd. Mijn ex-partner, [verdachte], en ik hebben samen een dochtertje. Ik ben op 3 november 2009 veroordeeld tot een geldboete, waarvan een deel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Mijn ex-partner, [verdachte], heeft op 27 november 2009 een e-mail gestuurd naar het algemeen mailadres van het kinderdagverblijf, [A] ([A]) waar mijn dochter opvang geniet. Mijn dochter zit op de afdeling [B]. Het algemene mailadres is voor verschillende afdelingen leesbaar.
Ik weet in ieder geval dat er zes mensen toegang tot deze e-mail hebben. De directrice van [B] heeft mij hiervan in kennis gesteld. Een deel van de tekst van de e-mail was de volgende: "Je bent al veroordeeld voor je gedrag en je zit in je proeftijd."
Een kopie van deze e-mail wordt bijgevoegd.
Ik voel mij door deze e-mail in mijn goede naam en eer aangetast. Ik heb nu ook het gevoel dat de leidsters van de kinderopvang mij nu anders behandelen. Voor mijn gevoel ontwijken zij mij. Ik heb het idee dat mensen nu denken dat ik onfatsoenlijk ben, niet in staat ben om mijn dochter goed op te voeden en dat ik geen manieren heb. Ik mag dan wel veroordeeld zijn, maar ik wil niet dat andere mensen dit weten. Ik schaam mij hiervoor.
2. Een geschrift, zijnde een fotokopie van een uitgeprinte e-mail van 27 november 2009, afkomstig van [verdachte], gericht aan [betrokkene] en cc gericht aan [A]@hetnet.nl, onder meer inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Je bent al veroordeeld voor je gedrag en je zit in je proeftijd.
3. Een ambtsedig proces-verbaal van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland met nummer 2009331615-3 op 9 juni 2010 in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 2], agent van politie, voor zover inhoudende als op evengenoemde datum tegenover verbalisante afgelegde verklaring van verdachte - zakelijk weergegeven -:
Op 27 november 2009 heb ik een e-mail verstuurd naar het e-mailadres van mijn ex-partner en een cc aan [A]@hetnet.nl, zijnde het e-mailadres van het kinderdagverblijf waar mijn dochter destijds 4 dagen per week naar toeging, onder meer inhoudende: "Je bent al veroordeeld voor je gedrag en je zit in je proeftijd." Ik heb bewust naar deze twee e-mailadressen gestuurd. Het emailadres [A]@hetnet.nl wordt gebruikt door mensen die werkzaam zijn bij het kinderdagverblijf."
3.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"De dochter van de verdachte en zijn ex-partner (slachtoffer in deze zaak) genoot in 2008 en 2009 opvang bij kinderdagverblijf [A] te Diemen. Na een incident tijdens de Sinterklaasviering 2008 - de ex-partner van de verdachte wilde hem daar niet bij hebben en de verdachte heeft zich door het gedrag van zijn ex-partner genoodzaakt gezien de viering voortijdig te verlaten - heeft de verdachte over de e-mail geprobeerd afspraken te maken met zijn ex-partner over hun beider aanwezigheid op de Sinterklaasviering 2009. Met de bedoeling het kinderdagverblijf te informeren over wat zich in de voorbereiding op die viering tussen hem en zijn ex-partner afspeelde, heeft de verdachte op 27 november 2009 een e-mail van hem aan zijn ex-partner doorgestuurd naar het kinderdagverblijf. Die e-mail houdt onder meer in: "Als jij net als vorig jaar een scène gaat schoppen dan zal ik mij niet schromen daar aangifte van te doen. Je bent al veroordeeld voor je gedrag en je zit in je proeftijd".
Naar het oordeel van het hof is de verdachte, met deze mededeling zijn doel om - kennelijk met het oog op een ongestoorde Sinterklaasviering 2009 - het kinderdagverblijf te informeren over wat zich tussen hem en zijn ex-partner afspeelde voorbij geschoten en kan deze mededeling niet anders worden opgevat dan dat de verdachte met die mededeling willens en wetens de eer en goede naam van zijn ex-partner heeft aangerand, althans willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat door die mededeling zijn ex-partner in haar eer en goede naam zou worden aangerand. Het hof acht mitsdien de opzet op de beledigende inhoud van de mededeling in kwestie bewezen.
De verdachte heeft verklaard dat hij op aanraden van een leidinggevende van het kinderdagverblijf de e-mail heeft verstuurd naar [A]@hetnet.nl. Het hof stelt vast dat dit onmiskenbaar een algemeen e-mailadres van het kinderdagverblijf betreft, zodat de verdachte door gebruikmaking van dat e-mailadres minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de bewuste mededeling meerdere - niet nader aangeduide - medewerkers van het kinderdagverblijf zou bereiken. Het hof stelt op grond van de op dit punt niet weersproken aangifte vast, dat dit ook bij zes medewerkers van het kinderdagverblijf het geval is geweest. Naar het oordeel van het hof is daarmee ook bewezen dat de verdachte de opzet heeft gehad om aan de bewuste mededeling ruchtbaarheid te geven."
3.3.
Art. 261, eerste lid, Sr luidt als volgt:
"Hij die opzettelijk iemands eer of goede naam aanrandt, door telastlegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, wordt, als schuldig aan smaad, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie."
3.4.
Onder "ruchtbaarheid geven" als bedoeld in art. 261 Sr dient te worden verstaan "het ter kennis van het publiek brengen". Met zodanig 'publiek' is een bredere kring van betrekkelijk willekeurige derden bedoeld (vgl. HR 8 juli 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC9186, NJ 2008/430).
3.5.
In cassatie moet van het volgende worden uitgegaan. De verdachte heeft een e-mailbericht van hem aan zijn ex-partner in copie gestuurd aan het algemene e-mailadres van het kinderdagverblijf waar zijn dochter opvang genoot. De bedoeling was het kinderdagverblijf te informeren over wat zich in de voorbereiding op de Sinterklaasviering tussen hem en zijn ex-partner had afgespeeld, dit naar aanleiding van een incident tussen hen beiden tijdens de vorige Sinterklaasviering. Dit e-mailadres wordt gebruikt door mensen die werkzaam zijn bij het kinderdagverblijf en de verdachte heeft op aanraden van een leidinggevende van het kinderdagverblijf het bewuste e-mailbericht naar dit e-mailadres verstuurd.
Dit e-mailbericht bevat onder meer de beledigend geachte mededeling dat de ex-partner is veroordeeld voor haar gedrag en in een proeftijd loopt.
3.6.
Het Hof heeft geoordeeld dat de verdachte door het e-mailbericht, inhoudende voormelde mededeling, aan het kinderdagverblijf te sturen met gebruikmaking van een algemeen e-mailadres, aan die mededeling ruchtbaarheid heeft gegeven doordat de bewuste mededeling, kort gezegd, verschillende medewerkers van het kinderdagverblijf kon bereiken. Dat oordeel is niet toereikend gemotiveerd. Uit de bewijsvoering van het Hof kan niet worden afgeleid dat de verdachte heeft gehandeld met het kennelijke doel aan die mededeling ruchtbaarheid te geven als bedoeld in art. 261 Sr. De omstandigheden dat de verdachte op aanraden van een leidinggevende het e-mailadres dat in gebruik is bij medewerkers van het kinderdagverblijf heeft gehanteerd om het kinderdagverblijf met het oog op een ongestoorde Sinterklaasviering op de hoogte te brengen van hetgeen zich tussen hem en zijn ex-partner heeft afgespeeld en dat medewerkers van het kinderdagverblijf die mededeling ook daadwerkelijk onder ogen hebben gekregen, is zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet voldoende om daaruit te kunnen afleiden dat dit is gebeurd met het kennelijke doel die mededeling ter kennis te brengen van een kring van betrekkelijk willekeurige derden.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. Savornin Lohman, J. de Hullu, Y. Buruma en N. Jörg, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 mei 2014.
Conclusie 04‑03‑2014
Inhoudsindicatie
Art. 261 Sr, ruchtbaarheid geven. Bewijs ontoereikend gemotiveerd. Uit de bewijsvoering van het Hof kan niet worden afgeleid dat de verdachte heeft gehandeld met het kennelijke doel aan die mededeling ruchtbaarheid te geven als bedoeld in art. 261 Sr. De omstandigheden dat de verdachte op aanraden van een leidinggevende het e-mailadres dat in gebruik is bij medewerkers van het kinderdagverblijf heeft gehanteerd om het kinderdagverblijf met het oog op een ongestoorde Sinterklaasviering op de hoogte te brengen van hetgeen zich tussen hem en zijn ex-partner heeft afgespeeld en dat medewerkers van het kinderdagverblijf die mededeling ook daadwerkelijk onder ogen hebben gekregen, is zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet voldoende om daaruit te kunnen afleiden dat dit is gebeurd met het kennelijke doel die mededeling ter kennis te brengen van een kring van betrekkelijk willekeurige derden.
Nr. 13/00114
Mr. Machielse
Zitting 4 maart 2014
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Het gerechtshof Amsterdam heeft verdachte op 25 mei 2012 wegens “smaad” veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 100.
2. Mr. C.J.P. Liefting, advocaat te Amstelveen, heeft beroep in cassatie ingesteld en een schriftuur ingezonden houdende twee middelen van cassatie.
3.1. Het eerste middel klaagt dat het hof heeft nagelaten aan te geven wanneer het kennelijk doel van het informeren van derden overgaat in het kennelijk doel van het aantasten van de eer en goede naam van een ander. Verdachte heeft in zijn mail aan de leiding van het kinderdagverblijf geen onwaarheden geschreven en verdachte wilde het kinderdagverblijf slechts op de hoogte stellen van het feit dat zijn ex-partner daadwerkelijk was veroordeeld en dat zij nog in een proeftijd liep.
3.2. In zijn arrest heeft het hof het volgende overwogen:
"Ter terechtzitting heeft de raadsman van de verdachte bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, omdat de verdachte geen opzet heeft gehad om het slachtoffer in haar eer of goede naam aan te randen. Voorts heeft de verdachte bij het versturen van zijn e-mail aan het kinderdagverblijf niet het doel gehad om aan deze e-mail ruchtbaarheid te geven.
Het hof overweegt als volgt.
De dochter van de verdachte en zijn ex-partner (slachtoffer in deze zaak) genoot in 2008 en 2009 opvang bij kinderdagverblijf [A] te Diemen. Na een incident tijdens de Sinterklaasviering 2008 - de ex-partner van de verdachte wilde hem daar niet bij hebben en de verdachte heeft zich door het gedrag van zijn ex-partner genoodzaakt gezien de viering voortijdig te verlaten - heeft de verdachte over de e-mail geprobeerd afspraken te maken met zijn ex-partner over hun beider aanwezigheid op de Sinterklaasviering 2009. Met de bedoeling het kinderdagverblijf te informeren over wat zich in de voorbereiding op die viering tussen hem en zijn ex-partner afspeelde, heeft de verdachte op 27 november 2009 een e-mail van hem aan zijn ex-partner doorgestuurd naar het kinderdagverblijf. Die e-mail houdt onder meer in: "Als jij net als vorig jaar een scene gaat schoppen dan zal ik mij niet schromen daar aangifte van te doen. Je bent al veroordeeld voor je gedrag en je zit in je proeftijd".
Naar het oordeel van het hof is de verdachte, met deze mededeling zijn doel om - kennelijk met het oog op een ongestoorde Sinterklaasviering 2009 - het kinderdagverblijf te informeren over wat zich tussen hem en zijn ex-partner afspeelde voorbij geschoten en kan deze mededeling niet anders worden opgevat dan dat de verdachte met die mededeling willens en wetens de eer en goede naam van zijn ex-partner heeft aangerand, althans willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat door die mededeling zijn ex-partner in haar eer en goede naam zou worden aangerand. Het hof acht mitsdien de opzet op de beledigende inhoud van de mededeling in kwestie bewezen.
De verdachte heeft verklaard dat hij op aanraden van een leidinggevende van het kinderdagverblijf de email
heeft verstuurd naar [A]@hetnet.nl. Het hof stelt vast dat dit onmiskenbaar een algemeen emailadres van het kinderdagverblijf betreft, zodat de verdachte door gebruikmaking van dat e-mailadres minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de bewuste mededeling meerdere - niet nader aangeduide - medewerkers van het kinderdagverblijf zou bereiken. Het hof stelt op grond van de op dit punt niet weersproken aangifte vast, dat dit ook bij zes medewerkers van het kinderdagverblijf het geval is geweest. Naar het oordeel van het hof is daarmee ook bewezen dat de verdachte de opzet heeft gehad om aan de bewuste mededeling ruchtbaarheid te geven. Het hof verwerpt mitsdien de verweren van de raadsman."
3.2. Het hof heeft daarop bewezenverklaard dat verdachte
"op 27 november 2009 te Diemen opzettelijk de eer en de goede naam van [betrokkene] heeft aangerand door telastlegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft hij met voormeld doel bij geschrift in de vorm van een e-mail, die e-mail verzonden aan [A] ([A]) en gericht aan meer werknemers van die [A] (gevestigd te Diemen) en medegedeeld dat - zakelijk weergegeven - [betrokkene] is veroordeeld door de rechter voor haar gedrag en in haar proeftijd zit".
3.3. Voor het bewijs heeft het hof de volgende bewijsmiddelen gebezigd:
"1. Een ambtsedig proces-verbaal van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland met nummer PL132G 2009331615-1 op 9 december 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1], brigadier van politie, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [betrokkene] - zakelijk weergegeven -:
Op 27 november 2009 werd te Diemen het strafbare feit gepleegd. Mijn ex-partner, [verdachte], en ik hebben samen een dochtertje.
Ik ben op 3 november 2009 veroordeeld tot een geldboete, waarvan een deel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Mijn ex-partner, [verdachte], heeft op 27 november 2009 een e-mail gestuurd naar het algemeen mailadres van het kinderdagverblijf, [A] ([A]) waar mijn dochter opvang geniet. Mijn dochter zit op de afdeling [B]. Het algemene mailadres is voor verschillende afdelingen leesbaar.
Ik weet in ieder geval dat er zes mensen toegang tot deze e-mail hebben. De directrice van [B] heeft mij hiervan in kennis gesteld. Een deel van de tekst van de e-mail was de volgende: "Je bent al veroordeeld voor je gedrag en je zit in je proeftijd."
Een kopie van deze e-mail wordt bijgevoegd.
Ik voel mij door deze e-mail in mijn goede naam en eer aangetast. Ik heb nu ook het gevoel dat de leidsters van de kinderopvang mij nu anders behandelen. Voor mijn gevoel ontwijken zij mij. Ik heb het idee dat mensen nu denken dat ik onfatsoenlijk ben, niet in staat ben om mijn dochter goed op te voeden en dat ik geen manieren heb. Ik mag dan wel veroordeeld zijn, maar ik wil niet dat andere mensen dit weten. Ik schaam mij hiervoor.
2. Een geschrift, zijnde een fotokopie van een uitgeprinte e-mail van 27 november 2009, afkomstig van [verdachte], gericht aan [betrokkene] en cc gericht aan [A]@hetnet.nl, onder meer inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Je bent al veroordeeld voor je gedrag en je zit in je proeftijd.
3. Een ambtsedig proces-verbaal van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland met nummer 2009331615-3 op 9 juni 2010 in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 2], agent van politie, voor zover inhoudende als op evengenoemde datum tegenover verbalisante afgelegde verklaring van verdachte - zakelijk weergegeven -:
Op 27 november 2009 heb ik een e-mail verstuurd naar het e-mailadres van mijn ex-partner en een cc aan [A]@hetnet.nl, zijnde het e-mailadres van het kinderdagverblijf waar mijn dochter destijds 4 dagen per week naar toeging, onder meer inhoudende: "Je bent al veroordeeld voor je gedrag en je zit in je proeftijd." Ik heb bewust naar deze twee e-mailadressen gestuurd. Het emailadres [A]@hetnet.nl wordt gebruikt door mensen die werkzaam zijn bij het kinderdagverblijf."
3.4. Eerlijk gezegd is mij niet precies helder waar het eerste middel op aankoerst. De uitleg van het hof lijkt mij wel duidelijk te zijn. Het hof heeft tot uitdrukking gebracht dat, als het de bedoeling van verdachte is geweest de mensen die betrokken waren bij het kinderdagverblijf op de hoogte te stellen van de moeilijkheden die verdachte het jaar daarvoor bij de Sinterklaasviering heeft ondervonden en aan hen duidelijk te maken dat ook in 2009 de verhouding tussen verdachte en zijn ex niet een zodanige was dat er vanuit kon worden gegaan dat de viering van 2009 zonder enige wrijving of rimpeling zou verlopen, de verdachte zijn doel, te weten het verschaffen van zulke informatie aan het kinderdagverblijf, is voorbijgeschoten door daarbij te vermelden dat zijn ex-partner al voor haar gedrag veroordeeld was en in een proeftijd zat. Deze informatie was volkomen overbodig gelet op het doel dat de verdachte voorgaf na te streven. Het kennelijke doel van verdachte met het verschaffen van de informatie over strafrechtelijk afgedaan gedrag van zijn ex-partner, zoals dat blijkt uit het handelen van verdachte zelf en de omstandigheden die de achtergrond van het handelen van verdachte kenmerken, kan niet anders zijn geweest dan om haar bij het kinderdagverblijf in een kwaad daglicht te stellen. Dat is de redenering die het hof in zijn overwegingen heeft neergelegd.
Het middel faalt.
4.1. Het tweede middel klaagt dat de kring van personen die kennis konden nemen van wat verdachte in zijn e-mail heeft geschreven dusdanig beperkt was dat van "ruchtbaarheid geven" geen sprake kan zijn geweest.
4.2. Onder "ruchtbaarheid geven" als bedoeld in artikel 261 Sr dient te worden verstaan "het ter kennis van het publiek brengen". Met zodanig 'publiek' is een bredere kring van betrekkelijk willekeurige derden bedoeld.1.Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld informatie die in de beslotenheid van een huiskamer aan een beperkte kring geadresseerden wordt toevertrouwd.2.
4.3. In de onderhavige zaak kan niet worden gezegd dat verdachte zich tot het brede publiek heeft gewend, maar anderzijds ook weer niet dat hij zijn aantijging slechts in besloten en vertrouwde kring heeft geuit. Hij heeft niets gedaan om te voorkomen dat de inhoud van de mail die hij naar zijn ex-partner heeft gestuurd in bredere kring bekend zou worden. Hij kon er ook niet op rekenen dat dit niet zou gebeuren. Hij wist immers niet welke personen die in de relatie stonden met het kinderdagverblijf kennis zouden krijgen van de inhoud van deze mail en deze inhoud wellicht nog verder zouden verspreiden.
Het middel faalt.
5. Beide middelen, die niet klagen dat de tenlastelegging onvoldoende duidelijk maakt welk feit verdachte zijn ex-partner voor de voeten werpt, falen. Het eerste middel kan worden afgedaan met de aan artikel 81 RO ontleende motivering. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging noopt.
6. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 04‑03‑2014
HR 15 juli 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ2009.
Beroepschrift 15‑03‑2013
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Griffienummer: S 13/00114
SCHRIFTUUR VAN CASSATIE INZAKE: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats], woonachtig aan de [adres], [postcode] te [woonplaats].
Rekwirant tot cassatie van het hem betreffende arrest van het Gerechtshof Amsterdam d.d. 25 mei 2012 onder parketnummer 23/004390-11 gewezen, dient hierbij de volgende cassatiemiddelen in.
Preliminaire opmerkingen van belang voor beoordeling van cassatiemiddelen:
In deze zaak speelt de centrale vraag of de ex-partner daadwerkelijk in haar eer en goede naam is aangetast door middel van een e-mail die verzonden is aan het kinderdagverblijf van haar dochter door rekwirant. Het gaat dan allereerst specifiek om de juridische uitleg van het begrip ‘met het kennelijk doel’ zoals vermeldt onder artikel 261 Wetboek van Strafrecht. Alleen door middel van een duidelijke uitleg van het begrip ‘met het kennelijk doel’ kan bezien worden waar de grens ligt tussen informeren en opzettelijk iemand in zijn eer en goede naam aantasten. Ten tweede gaat het in deze zaak om de gebruikte interpretatie van de woorden ‘ruchtbaarheid geven aan’ door het hof zoals vermeldt in de strafrechtelijke bepaling van smaad onder artikel 261 Wetboek van Strafrecht.
Cassatiemiddel I
Schending van het recht en/of verzuim van vormen waarvan niet naleving nietigheid meebrengt, in het bijzonder van artikel 261 lid 1 Wetboek van Strafrecht doordat het Hof ten onrechte althans op onjuiste gronden heeft geoordeeld dat rekwirant met het kennelijk doel opzettelijk de eer of goede naam heeft aangerand, als bedoeld in artikel 261 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Toelichting:
1.
Het Hof heeft het volgende overwogen:
‘Naar het oordeel van het hof is de verdachte, met deze mededeling zijn doel om — kennelijk met het oog op een ongestoorde Sinterklaasviering 2009— het kinderdagverblijf te informeren over wat zich tussen hem en zijn ex-partner afspeelde voorbij geschoten en kan deze mededeling niet anders worden opgevat dan dat de verdachte met die mededeling willens en wetens de eer en de goede naam van zijn ex-partner heeft aangerand, althans willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat door die mededeling zijn ex-partner in haar eer en goede naam zou worden aangerand. Het hof acht mitsdien de opzet op de beledigende inhoud van de mededeling in kwestie bewezen’.
2.
Bij dit oordeel geeft het hof geen nadere motivering over waarom rekwirant met de e-mail aan het kinderdagverblijf te ver doorgeschoten is met het kennelijk doel van het informeren van de leiding van de kinderdagverblijf.
Het is fundamenteel voor een juiste motivering van een rechterlijke uitspraak dat er een criterium ten grondslag ligt aan de te beoordelen kwestie. In deze zaak betekent dit dat alvorens een oordeel te vellen over de strafbaarheid van de door rekwirant in de tenlastelegging opgenomen uitlatingen, het hof aangeeft aan de hand van welke criterium dergelijke uitlatingen worden beoordeeld.
In dit geval geeft het hof meteen aan dat rekwirant het kennelijke doel van informeren voorbij is geschoten en neemt ten gevolge daarvan opzet danwel voorwaardelijke opzet aan.
Uit de interpretatie van het hof komt niet eenduidig naar voren wat het hof bedoeld met het begrip ‘met het kennelijk doel’. Door niet inzichtelijk te maken wat het hof bedoeld met het begrip ‘met het kennelijke doel’ wordt niet duidelijk wanneer het doel van informeren overgaat in opzettelijk aantasten van de eer en goede naam van iemand.
In de onderhavige zaak heeft rekwirant geen onwaarheden in de e-mail geschreven, de ex-partner was daadwerkelijk veroordeeld en liep daadwerkelijk in een proeftijd.
Rekwirant wilde het kinderdagverblijf hier slechts van informeren zodat er zich bij de sinterklaasviering van dat jaar, geen escalaties zouden voordoen.
In de heersende rechtspraak is geen uitleg te vinden van het begrip ‘met het kennelijk doel’. Het is van belang dat er een objectieve uitleg wordt gegeven hierover. Derhalve kan dan op een objectieve manier de grens tussen het informeren van derden en het opzettelijk aantasten van de eer en goede naam van iemand worden uitgelegd.
Als het hof zou worden gevolgd in haar uitspraak is er is heden sprake van een ongewenste situatie. Een ieder die een derde of meerdere derden wil informeren van een strafblad van een ander ten behoeve van zichzelf en/of zijn kind kan dan vervolgd worden voor smaad. Ook is niet elk individu anders, zo voelt de een zich eerder beledigd dan de ander.
Door te toetsen aan een onduidelijke grens heeft het hof niet inzichtelijk gemaakt waarom de aan rekwirant verweten uitlatingen het in artikel 261 Wetboek van Strafrecht beledigende karakter hebben en daarmee het kennelijke doel van informeren overschrijden.
3.
Het overschrijden van het kennelijk doel met een mededeling in een e-mailbericht zegt ook niets over het opzet gehalte van rekwirant.
4.
Dit betekent dat om deze reden het arrest van het hof niet in stand kan blijven.
Cassatiemiddel II
Schending van het recht en/of verzuim van vormen waarvan niet naleving nietigheid meebrengt, in het bijzonder van artikel 261 lid 1 Wetboek van Strafrecht doordat het Hof ten onrechte althans op onjuiste gronden heeft geoordeeld dat rekwirant opzettelijk ruchtbaarheid heeft gegeven aan zijn mededeling als bedoeld in artikel 261 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Toelichting:
1.
Het Hof heeft het volgende overwogen:
‘ De verdachte heeft verklaard dat hij op aanraden van een leidinggevende van het kinderdagverblijf de e-mail heeft verstuurd naar [A]@hetnet.nl. Het hof stelt vast dat dit onmiskenbaar een algemeen e-mailadres van het kinderdagverblijf betreft, zodat de verdachte door gebruikmaking van dat e-mailadres minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de bewuste mededeling meerdere — niet nader aangeduide-medewerkers van het kinderdagverblijf zou bereiken. Het hof stelt op grond van de op dit punt niet weersproken aangifte vast, dat dit ook bij zes medewerkers van het kinderdagverblijf het geval is geweest. Naar het oordeel van het hof is daarmee ook bewezen dat de verdachte de opzet heeft gehad om aan de bewuste mededeling ruchtbaarheid te geven’.
2.
In eerdere rechtspraak heeft de Hoge Raad de betekenis uitgelegd van ‘ruchtbaarheid geven aan’. Zo heeft de Hoge Raad aangegeven in de uitspraken van 5 juli 2011 met LJN BQ2009 en HR 8 juli 2008, LJN BC9186 dat ‘ruchtbaarheid geven aan’ het ter kennis van het publiek brengen is. Met een zodanig ‘publiek’ is een bredere kring van betrekkelijk willekeurige derden bedoeld.
In het onderhavige geval heeft rekwirant het e-mailadres gekregen van (alleen) de leidinggevende van het kinderdagverblijf. Slechts twee personen (de leidinggevende en de leidster van de groep) hebben de e-mail gelezen. Door het hof is reeds niet gemotiveerd waarom er in deze zaak sprake was van ‘betrekkelijk willekeurige derden’, immers degenen die de e-mail hebben gelezen waren tevens werkzaam op het kinderdagverblijf en dienden op de hoogte gehouden te worden van de situatie tussen rekwirant en de ex-partner.
Het betrof in deze zaak dan ook een beperkt aantal geadresseerden die zoals wel gezegd kan worden, in de beslotenheid van de huiskamer vertrouwelijke informatie kregen toevertrouwd.
Tevens ging het niet, zoals in andere zaken waarbij wel smaad is aangenomen (HR 5 juli 2011, LJN BQ2009), om een ruime kring van personen die naar eigen inzicht en zonder restrictie over de uitlating mocht beschikken door uitlatingen op social media bijv. Hyves, Facebook of Twitter.
3.
In deze zaak heeft het hof een onjuiste interpretatie gehanteerd van het ‘opzettelijk ruchtbaarheid geven aan’ criterium.
4.
Dit betekent dat om deze reden het arrest van het hof niet in stand kan blijven.
Dit cassatieschriftuur wordt ondertekend en ingediend door mr. C.J.P. Liefting, advocaat te (1185 ZH) Amstelveen, kantoorhoudende aan de Binderij 7A, die verklaart tot deze ondertekening en indiening door rekwirant tot cassatie bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd.
Amstelveen, 15 Maart 2013
mr. C.J.P. Liefting