De goede procesorde
Einde inhoudsopgave
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/2.4.2:2.4.2 Terminologie
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/2.4.2
2.4.2 Terminologie
Documentgegevens:
Mr. V.C.A. Lindijer, datum 08-11-2006
- Datum
08-11-2006
- Auteur
Mr. V.C.A. Lindijer
- JCDI
JCDI:ADS378689:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
42. In de regelgeving werden verwijzingen aangetroffen naar een 'goede procesorde', naar 'het belang van een goede procesorde', naar de 'eisen van een goede procesorde', naar een 'behoorlijke rechtspleging', naar het 'belang van een goede rechtspleging' en naar 'fundamentele beginselen van een behoorlijke rechtspleging'.
Verwijzingen naar een behoorlijke rechtspleging lijken niet geheel gelijkgesteld te kunnen worden met verwijzingen naar een goede procesorde. Uit de context van de verwijzing naar een goede rechtspleging in art. 27 Rv kan bijvoorbeeld worden opgemaakt dat met die verwijzing niet alleen wordt gedoeld op het belang van een goede rechtspleging in een individuele zaak, maar ook op het zaakoverstijgende, publieke belang van een in het algemeen goed functionerende rechtsbedeling door de rechter. Verwijzingen naar een goede procesorde, zoals in art. 130 Rv en de art. 13 en 1.6 LRR, lijken daarentegen enkel betrekking te hebben op de behoorlijkheid van de procesgang in de concrete, aan de rechter voorliggende zaak.
Anderzijds kan worden aangenomen dat de normatieve inhoud, dat wil zeggen de achterliggende eisen, van verwijzingen naar een goede procesorde en een behoorlijke rechtspleging elkaar ten minste gedeeltelijk overlappen. Is de beschikking van een buitenlandse rechter tot ontbinding van een huwelijk naar Nederlandse maatstaven gemeten totstandgekomen met schending van de eisen van een goede procesorde, dan zal dat, zo laat zich veronderstellen, toch veelal ook meebrengen dat niet gezegd kan worden dat deze beschikking is gegeven na een behoorlijke rechtspleging. Evenzo is aannemelijk dat indien een eenstemmig verzoek van partijen, als bedoeld in art. 13 LRR, in strijd komt met eisen van een behoorlijke rechtspleging, dit verzoek in de regel tevens in strijd is met de eisen van een goede procesorde.
43. In het oog springt voorts dat nu eens kortweg wordt verwezen naar 'een goede procesorde' of 'behoorlijke rechtspleging', dan eens naar daartoe behorende eisen of fundamentele beginselen of naar het belang van een goede procesorde of rechtspleging. Het onderscheid tussen beginselen en eisen zal in hoofdstuk 7 nader aan bod komen. Op deze plaats wordt volstaan met de opmerking dat de categorie eisen aanzienlijk omvangrijker is dan de categorie beginselen, terwijl de categorie fundamentele beginselen is nog kleiner. Strijd met de eisen van een goede procesorde houdt niet noodzakelijkerwijs ook strijd met de (fundamentele) beginselen van een goede procesorde in, al bestaat tussen beide categorieën wel een onderling verband. Veelal zullen de gestelde eisen immers terug zijn te voeren op de in acht genomen beginselen. Ongespecificeerde verwijzingen naar een goede procesorde of een behoorlijke rechtspleging, zullen in eerste instantie gelijk moeten worden gesteld met verwijzingen naar de eisen van een goede procesorde of rechtspleging. Uit die ongespecificeerde verwijzingen blijkt immers niet dat de regelgever alleen beginselen op het oog had.
Opvallend is ten slotte dat de twee verwijzingen naar het belang van een goede procesorde of rechtspleging (art. 1.2 LRK en art. 27 Rv) fungeren als grond waarop de rechter kan besluiten een bepaalde bevoegdheid al dan niet uit te oefenen (resp. de bevoegdheid tot afwijking van het LRK en de bevoegdheid om een behandeling met gesloten deuren te bevelen), terwijl de overige verwijzingen naar een goede procesorde of rechtspleging fungeren als criteria aan de hand waarvan de rechter de toelaatbaarheid van partijverzoeken dient te beoordelen.