CRvB, 24-03-2015, nr. 14-4003 WWB
ECLI:NL:CRVB:2015:871
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
24-03-2015
- Zaaknummer
14-4003 WWB
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2015:871, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 24‑03‑2015; (Hoger beroep)
- Wetingang
art. 6:7 Algemene wet bestuursrecht; art. 8:110 Algemene wet bestuursrecht
- Vindplaatsen
JB 2015/93
Uitspraak 24‑03‑2015
Inhoudsindicatie
De rechtbank heeft de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar ten onrechte vernietigd. Het incidenteel hoger beroep van het college daartegen slaagt. Het college heeft niet volstaan met een blote ontkenning van de ontvangst van het faxbericht. Het hoger beroep behoeft geen bespreking.
14/4003 WWB, 14/4988 WWB
Datum uitspraak: 24 maart 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 6 juni 2014, 13/1130 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. G.A.J.M. Niederer, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 februari 2015. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Niederer. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. P.M. Benning-Hellenbrand.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant heeft een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) voor doorbetaling van de huur tijdens zijn detentie. Bij besluit van
3 augustus 2012 heeft het college de aanvraag afgewezen. Aan dit besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat een persoon aan wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen, in beginsel is uitgesloten van het recht op (bijzondere) bijstand en dat zich geen bijzondere omstandigheden of dringende redenen voordoen om hiervan in het geval van appellant af te wijken.
1.2.
De gemachtigde van appellant (gemachtigde) heeft bij brief van 30 augustus 2012 namens appellant op nader aan te voeren gronden bezwaar gemaakt tegen dit besluit met het verzoek hem daarvoor tot en met 16 september 2012 uitstel te verlenen. Op verzoek van de gemachtigde heeft het college de gemachtigde vervolgens een nader uitstel verleend en hem in de gelegenheid gesteld om vóór 11 oktober 2012 de gronden van het bezwaar in te dienen. Daarbij heeft het college erop gewezen dat, indien het verzuim niet, dan wel niet tijdig hersteld wordt, dit tot gevolg kan hebben dat het bezwaar niet-ontvankelijk wordt verklaard. De gemachtigde heeft bij brief van 24 oktober 2012 de gronden van het bezwaar ingediend.
1.3.
Bij besluit van 20 februari 2013 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellant de gronden van het bezwaar niet tijdig had ingediend. De gemachtigde heeft op de hoorzitting weliswaar aangevoerd dat hij per faxbericht van 10 oktober 2012 (het faxbericht) heeft verzocht om uitstel, maar het college stelt dit faxbericht niet te hebben ontvangen. De gemachtigde heeft voorts, ondanks dat hij daartoe meerdere malen in de gelegenheid is gesteld, geen verzendbevestiging van het faxbericht overgelegd.
2.1.
Hangende het beroep heeft de gemachtigde bij brief van 16 mei 2013 een journaaloverzicht overgelegd, waarin staat vermeld dat vanaf het faxnummer van zijn kantoor op 10 oktober 2012 één pagina naar het faxnummer van het college is verzonden, met daarbij een “ok”-vermelding bij “Reslt”. De rechtbank heeft het college vervolgens in de gelegenheid gesteld stukken (faxjournalen van de betreffende datum: 10 oktober 2012) over te leggen, waaruit blijkt dat het faxbericht niet is ontvangen of dat het een ander faxbericht betreft. Het college heeft in reactie daarop meegedeeld dat de faxjournalen tot zes maanden terug kunnen worden achterhaald en dat gegevens uit 2012 daarom niet meer beschikbaar zijn. In het digitale postregistratiesysteem “Verseon”, waarin alle ingekomen stukken worden gescand, heeft het college gezocht op ingekomen stukken op de data 10 en 11 oktober 2012. Zowel op de naam van appellant als op die van de gemachtigde en diens kantoor leverde dit geen resultaat op.
2.2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, het bezwaar tegen de afwijzing om bijstand voor woonkosten tijdens detentie alsnog ongegrond verklaard en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat appellant door het overleggen van het faxjournaal van 12 oktober 2012 de verzending van het faxbericht aannemelijk heeft gemaakt. Nu het college heeft volstaan met een blote ontkenning van de ontvangst van het faxbericht, moet het ervoor worden gehouden dat het college dit heeft ontvangen. Van een acute noodsituatie waarin het college aanleiding had moeten zien bijzondere bijstand te verlenen, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
3.1.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
3.2.
In het incidenteel ingestelde hoger beroep heeft het college zich tegen het oordeel van de rechtbank gekeerd dat het bezwaar tegen het besluit van 3 augustus 2012 ontvankelijk is.
4. De Raad zal eerst het incidenteel hoger beroep behandelen en komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Anders dan de rechtbank komt de Raad tot het oordeel dat het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk is. Hierbij is het volgende in aanmerking genomen.
4.1.1.
Het college heeft ter zitting desgevraagd meegedeeld dat, bij een tijdig verzoek daartoe, het gevraagde uitstel wellicht zou zijn verleend. Het gegeven dat het faxbericht nog niet de gronden van het bezwaar bevatte, maar slechts een verzoek om uitstel voor het indienen daarvan behelsde, vormt daarom geen reden het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren.
4.1.2.
Volgens vaste rechtspraak van de Raad ( uitspraak van 25 november 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3874) is het indienen van een stuk door middel van een faxbericht op zichzelf aan te merken als een toelaatbare wijze van verzending. De aan deze wijze van verzending verbonden risico’s dienen voor rekening van de verzender te komen. Dit brengt mee dat, als de geadresseerde stelt dat het verzonden stuk niet is ontvangen, het op de weg van de verzender ligt de verzending aannemelijk te maken. Indien de verzender de verzending aannemelijk heeft gemaakt, ligt het vervolgens op de weg van de geadresseerde het vermoeden dat het faxbericht de geadresseerde heeft bereikt, te ontzenuwen. Hiertoe is niet vereist dat de geadresseerde aannemelijk maakt dat het faxbericht niet is ontvangen. Voldoende is dat op grond van wat hij aanvoert de ontvangst redelijkerwijs kan worden betwijfeld.
4.1.3.
Appellant heeft met het overgelegde faxjournaal de verzending van een faxbericht voldoende aannemelijk gemaakt. De status “ok” die is vermeld bij resultaat, vormt een indicatie, maar nog geen sluitend bewijs dat het faxbericht ook in goede orde is ontvangen.
4.1.4.
Gelet op wat het college naar voren heeft gebracht over het onderzoek in het digitale postregistratiesysteem “Verseon”, weergegeven onder 2.1, heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat het college heeft volstaan met een blote ontkenning van de ontvangst van het faxbericht. In hoger beroep heeft het college voorts de werkwijze bij de ontvangst van faxen beschreven. Er is één faxapparaat bij het Cluster Sociale Zaken, waar alle faxberichten van dit cluster binnenkomen. Deze faxberichten worden een aantal keren per dag verzameld door een vaste medewerker, die de faxberichten direct scant in het digitale registratie- en archiveringssysteem Verseon. Daarna wordt het faxbericht nog als fysiek stuk aangeleverd bij het team Ondersteuning. Er is gezocht in Verseon op naam van appellant en op naam van de gemachtigde en zijn kantoor, op de data 10 en 11 oktober 2012 en ten slotte op de gehele maand oktober 2012. Het faxbericht bevindt zich niet in het systeem en er is ook nooit een fysiek stuk aan de medewerker bezwaar en beroep aangeleverd, aldus het college. Op grond hiervan kan de ontvangst van het faxbericht redelijkerwijs worden betwijfeld. Dit betekent dat appellant niet binnen de gestelde termijn bezwaargronden heeft ingediend, zodat het college het bezwaar van appellant tegen het besluit van 3 augustus 2012 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
4.2.
Het incidenteel hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep ongegrond verklaren. Het principaal hoger beroep behoeft, gelet op dit oordeel, geen bespreking. Omdat het beroep niet slaagt, volgt uit 8:73, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat veroordeling tot vergoeding van schade niet mogelijk is, zodat het verzoek om het college te veroordelen tot schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente wordt afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- -
vernietigt de aangevallen uitspraak;
- -
verklaart het beroep ongegrond;
- -
wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham als voorzitter en E.C.R. Schut en
J.T.H. Zimmerman als leden, in tegenwoordigheid van O.P.L. Hovens als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2015.
(getekend) A.B.J. van der Ham
(getekend) De griffier is buiten staat te ondertekenen
RH