NJ 1926, p. 708
Motiveering van het bestaan eener klacht. Verduistering van bij een bank gestorte gelden. Plaats der verduistering.
HR 25-05-1926, ECLI:NL:HR:1926:76
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
25 mei 1926
- Magistraten
Mrs. Hesse, Segers, Ort, Taverne en Kirberger.
- Zaaknummer
[25051926/NJ_1926,_p._708]
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS122154:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1926:76, Uitspraak, Hoge Raad, 25‑05‑1926
- Wetingang
(Sv (oud) art. 221; Sr art. 321)
Essentie
Motiveering van het bestaan eener klacht. Verduistering van bij een bank gestorte gelden. Plaats der verduistering.
Samenvatting
Waar niet blijkt, dat is betwist, dat de klacht bestond en het telastegelegde betrof, wordt door de overweging, „dat naar eisch van rechte klachte is gedaan", voldoende uitgedrukt, dat de klacht is geschied overeenkomstig de vormen en op de wijze bij de wet voorgeschreven.
Beschikking ten eigen bate door een gevolmachtigde tot het beheeren van eens anders kapitaal over gelden, door hem op de rekening van dien ander bij een bank gestort, levert verduistering op.
Waar die beschikkingen geschiedden door ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.