RvdW 2016/1176
Beslaglegging en derdenbescherming (art. 3:36 BW). Wordt beslaglegger beschermd tegen gewekte schijn van afstand van hypotheekrecht?; reikwijdte bescherming art. 3:36 BW; aard beslaglegging als middel tot bewaring van recht.
HR 18-11-2016, ECLI:NL:HR:2016:2640
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
18 november 2016
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, M.V. Polak
- Zaaknummer
15/02433
- Conclusie
A-G mr. E.B. Rank-Berenschot
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht / Rechtshandelingen
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
Goederenrecht / Zekerheidsrechten
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:2640, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 18‑11‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:553, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑06‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑08‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 18‑05‑2015
- Wetingang
Art. 3.36 BW
Essentie
Beslaglegging en derdenbescherming (art. 3:36 BW). Wordt beslaglegger beschermd tegen gewekte schijn van afstand van hypotheekrecht?; reikwijdte bescherming art. 3:36 BW; aard beslaglegging als middel tot bewaring van recht.
Ook beslagleggers kunnen zich op de bescherming van art. 3:36 BW beroepen. Voor bescherming op grond van art. 3:36 BW is niet vereist dat de derde door zijn in vertrouwen op de schijn verrichte handeling in een nadeliger positie is komen te verkeren dan waarin hij zich voorafgaand aan die handeling bevond, of dat de derde nadeel zou lijden bij het onthouden van bescherming. Art. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.