Hof Den Haag, 28-10-2016, nr. 22-001913-16
ECLI:NL:GHDHA:2016:3688, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
28-10-2016
- Zaaknummer
22-001913-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2016:3688, Uitspraak, Hof Den Haag, 28‑10‑2016; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:2058, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Vindplaatsen
PS-Updates.nl 2017-0014
Uitspraak 28‑10‑2016
Inhoudsindicatie
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door met een geladen vuurwapen te schieten op benadeelde partij en aan bedreiging van een aantal anderen door op hen te richten met een geladen vuurwapen. Het hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 (tweeënveertig) maanden.
Rolnummer: 22-001913-16
Parketnummer: 09-857533-15
Datum uitspraak: 28 oktober 2016
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 14 april 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1964,
thans gedetineerd in de PI Heerhugowaard, locatie Zuyder Bos.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 14 oktober 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder
1. primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is in eerste aanleg een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 september 2015 te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk, [benadeelde partij 1] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een geladen vuurwapen op die [benadeelde partij 1] heeft gericht en/of (vervolgens) (meermalen) de trekker van dat vuurwapen heeft overgehaald en/of voornoemd wapen heeft doorgeladen door de slede naar achteren te halen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 27 september 2015 te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp, [benadeelde partij 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een geladen vuurwapen op die [benadeelde partij 1] gericht en/of (vervolgens) (meermalen) de trekker van dat vuurwapen heeft overgehaald en/of voornoemd wapen heeft doorgeladen door de slede naar achteren te halen;
2.
hij op of omstreeks 27 september 2015 te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk
[benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een geladen vuurwapen in de richting van een groep personen, waarin ook die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] zich bevonden, heeft gehouden en/of (vervolgens) (meermalen) de trekker van dat vuurwapen heeft overgehaald en/of voornoemd wapen heeft doorgeladen door de slede naar achteren te halen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 27 september 2015 te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp, [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een geladen vuurwapen in de richting van een groep personen, waarin ook die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] zich bevonden, gehouden en/of (vervolgens) (meermalen) de trekker van dat vuurwapen heeft overgehaald en/of voornoemd wapen heeft doorgeladen door de slede naar achteren te halen;
3.
hij op of omstreeks 27 september 2015 te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een of meer wapens van categorie III en/of categorie II, te weten een gewijzigd vuurwapen (shotgun, OF. Mossberg & Sons) en/of een omgebouwd gaspistool (HS), en/of munitie van categorie III, te weten Hagelpatronen (super XLR) en/of pistoolmunitie (Winchester), voorhanden heeft gehad.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op of omstreeks 27 september 2015 te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk, [benadeelde partij 1] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een geladen vuurwapen op die [benadeelde partij 1] heeft gericht en/of (vervolgens) (meermalen) de trekker van dat vuurwapen heeft overgehaald en/of voornoemd wapen heeft doorgeladen door de slede naar achteren te halen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. subsidiair:
hij op of omstreeks 27 september 2015 te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp, [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een geladen vuurwapen in de richting van een groep personen, waarin ook die [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] zich bevonden, gehouden en/of (vervolgens) (meermalen) de trekker van dat vuurwapen heeft overgehaald en/of voornoemd wapen heeft doorgeladen door de slede naar achteren te halen;
3.
hij op of omstreeks 27 september 2015 te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een of meer wapens van categorie III en/of categorie II, te weten een gewijzigd vuurwapen (shotgun, OF. Mossberg & Sons) en/of een omgebouwd gaspistool (HS), en/of munitie van categorie III, te weten Hagelpatronen (super XLR) en/of pistoolmunitie (Winchester), voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep – overeenkomstig de door haar overgelegde pleitnotities - op het standpunt gesteld dat de onder
1. primair en 2 primair ten laste gelegde pogingen tot doodslag niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, zodat de verdachte van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Hiertoe is - kort gezegd - aangevoerd dat de verdachte, alvorens hij het wapen op de groep richtte, heeft vergrendeld en dat hij het wapen enkel heeft gebruikt om te dreigen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Evenals de rechtbank zal het hof met het oog op de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen, met name de verklaringen van de meest onafhankelijke getuigen voor het bewijs bezigen. Hiertoe rekent het hof de personen die niet (direct) tot de vriendengroep van de verdachte of tot de vriendengroep van [benadeelde partij 1] behoren en die personen die — omdat zij die avond aan het werk waren — anders dan de betreffende vrienden van de verdachte en van [benadeelde partij 1], niet onder invloed van alcohol waren, te weten de eigenaar van café [café] ([getuige 1]), de eigenaar van café [café 2] ([getuige 2]), de portier van café [café 2] ([getuige 3]) en de barman van café [café] ([getuige 4]).
Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat de verklaringen van de aangevers [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 3] – voor zover de door hen afgelegde verklaringen steun vinden in de verklaringen van de meest onafhankelijke getuigen – voldoende betrouwbaar zijn om tot het bewijs van de ten laste gelegde feiten te kunnen dienen.
De getuigen [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4] hebben allen verklaard dat de verdachte het wapen op een groep mensen heeft gericht. De verdachte heeft volgens de getuigen [getuige 2] en [getuige 4] het wapen specifiek op [benadeelde partij 1], die zich in de groep bevond, gericht.
De getuige [getuige 2] heeft voorts verklaard dat hij daarna de hand waarin de verdachte het wapen hield heeft vastgepakt en het wapen omhoog heeft gericht. Op het moment dat [getuige 2] de hand van de verdachte vast had, voelde en hoorde hij dat de verdachte de trekker overhaalde, waarna [getuige 2] de hand van de verdachte heeft losgelaten. Daarna hoorde en zag [getuige 2] dat de verdachte het wapen doorlaadde. Hij zag dat de verdachte het wapen in de richting van mensen op straat richtte.
De verklaring van de getuige [getuige 2] wordt ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige 3]. [getuige 3] heeft verklaard dat hij zag dat de verdachte iets in zijn handen had en dat [getuige 3] (het hof begrijpt: getuige [getuige 3]) hem vastpakte. [getuige 3] zag dat de verdachte een vuurwapen in zijn handen had en dat [getuige 3] probeerde de verdachte te overmeesteren. Hij zag dat [getuige 3] de verdachte plotseling losliet en wegdook. Hij zag dat de verdachte vervolgens het vuurwapen doorlaadde en dat hij het wapen op de mensen op straat richtte.
De getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij op 5 meter afstand stond, dat hij zag dat de verdachte het wapen op [benadeelde partij 1] gericht hield, die op dat moment tussen een grote groep mensen stond, en dat hij vervolgens tweemaal “klik” met daar tussenin een korte pauze heeft gehoord.
De aangevers [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] hebben verklaard dat de verdachte het wapen op de groep mensen waartussen zij ook stonden richtte en dat hij het wapen heen en weer bewoog. Zij hebben allen ook twee- of driemaal “klik” gehoord.
Uit de bovenstaande verklaringen kan worden afgeleid dat meerdere personen hebben waargenomen dat de verdachte het vuurwapen heeft doorgeladen. Voorts hebben meerdere personen – die op korte afstand van de verdachte stonden – klikgeluiden gehoord. De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij voelde dat de verdachte de trekker overhaalde.
Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de deskundige Stockmann verklaard dat de trekker niet kan worden overgehaald als het wapen vergrendeld is. Bij het doorhalen van het wapen is volgens deskundige Stockmann een harde klik te horen.
Voorts kan worden vastgesteld dat het wapen in storing stond toen het werd aangetroffen en dat de pal om het wapen te vergrendelen op ‘vuren’ stond.
Het hof acht niet aannemelijk geworden dat – zoals de verdediging heeft betoogd – de verdachte het wapen, op het moment dat hij het wapen uit de auto pakte, juist opzettelijk heeft vergrendeld en dat, nu het wapen onvergrendeld is aangetroffen, het wapen waarschijnlijk weer ontgrendeld is bij de overdracht van het wapen door de verdachte aan zijn vrouw. Dit zou immers betekenen dat de verdachte dit wapen, waarover de verdachte heeft verklaard dat hij dit meestal los in de auto onder de bijrijdersstoel bewaarde, steeds onvergrendeld in de auto heeft laten liggen, en dit terwijl de auto ook gebruikt werd door zijn vrouw. Daarbij komt dat het hof het evenmin aannemelijk acht geworden dat verdachte, die stelt in paniek ter verdediging te hebben gehandeld, het door hem uit de auto gepakte vuurwapen vervolgens juist op de vergrendeling heeft gezet. Voorts zou dit betekenen dat het opzettelijk door de verdachte vergrendelde wapen bij de overdracht weer is verschoven naar de stand ‘vuren’, zonder dat de verdachte of zijn vrouw daarvan iets gemerkt hebben. In het licht van het voorgaande en gelet op het feit dat voor het vergrendelen van het wapen een aparte handeling is vereist, acht het hof deze stelling dan ook niet aannemelijk geworden.
Het hof gaat er derhalve van uit dat de verdachte opzettelijk het onvergrendelde wapen op [benadeelde partij 1] heeft gericht die zich in een groep mensen bevond, dat hij de trekker van dat vuurwapen heeft overgehaald en dat hij voornoemd wapen heeft doorgeladen door de slede naar achteren te halen. De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat het wapen, toen hij het bij de aanschaf testte, goed werkte en dat hij het daarna nooit meer heeft gebruikt. Hieruit kan afgeleid worden dat de verdachte op het moment dat hij het wapen op de bewuste avond gebruikte, ervan uitging dat het wapen goed functioneerde. Dat uiteindelijk geen kogel is afgevuurd is een omstandigheid die van de wil van de verdachte onafhankelijk is. Diverse getuigen hebben bovendien, net als [benadeelde partij 1], verklaard dat de verdachte heeft geroepen “Ik schiet je dood”, “Je gaat eraan, ik vermoord je” en “Ik maak je dood, ik schiet je dood.” Gezien de voortdurende ruzie tussen de verdachte en [benadeelde partij 1] en de eerdere mishandeling van de verdachte door [benadeelde partij 1] komt het hof tot de conclusie dat verdachte het opzet heeft gehad op de dood van [benadeelde partij 1].
Het hof acht voorts, anders dan de advocaat-generaal en de rechtbank, niet bewezen dat de verdachte opzet – al dan niet in voorwaardelijke zin – heeft gehad op de dood van [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4], zoals ten laste gelegd als een apart feit (feit 2). Immers, niet bewezen kan worden verklaard dat de verdachte het wapen meerdere keren heeft getracht af te vuren. Daartoe acht het hof onvoldoende dat getuigen hebben verklaard meerdere malen een klikgeluid te hebben gehoord.
Het hof acht wel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte door aldus te handelen zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] met een misdrijf tegen het leven gericht.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde en van de verdachte
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte zich – overeenkomstig de door haar overgelegde pleitnotities - op het standpunt gesteld dat aan de verdachte een beroep op (putatief) noodweer(exces) toekomt en dat hij dientengevolge ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof gaat op basis van de zich in het dossier bevindende stukken – waaronder de camerabeelden welke op de terechtzitting in hoger beroep zijn bekeken - en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep uit van de volgende feiten en omstandigheden.
In de nacht van 26 op 27 september 2015 heeft de verdachte op verschillende momenten een aanvaring gehad met [benadeelde partij 1] en zijn vrienden. Op een gegeven moment komt het tot een confrontatie tussen [benadeelde partij 1] en de verdachte, waarbij de verdachte meerdere malen met een riem wordt geslagen door [benadeelde partij 1], ten gevolge waarvan de verdachte letsel heeft opgelopen. De vrouw van de verdachte was kort voordat de verdachte met een riem werd geslagen reeds gearriveerd met de auto. De verdachte is, nadat hij met de riem is geslagen, naar de auto gelopen, waarna hij meerdere keren in en uit de auto is gestapt. De verdachte heeft op een gegeven moment een geladen vuurwapen uit de auto gepakt, waarna hij het wapen op [benadeelde partij 1] heeft gericht en de trekker van dat vuurwapen heeft overgehaald en vervolgens het wapen heeft doorgeladen door de slede naar achteren te halen. Tevens heeft de verdachte meerdere mensen die in de buurt van zijn auto stonden met het wapen bedreigd.
Noodweer
Het staat niet ter discussie dat het slaan met de riem door [benadeelde partij 1] als een wederrechtelijke aanranding van de verdachte moet worden aangemerkt.
Uit het verhandelde ter terechtzitting en de zich in het dossier bevindende stukken is echter niet gebleken dat de verdachte, op het moment dat hij aan de passagierszijde van de auto stond – en hij meerdere malen onbelemmerd in en uit de auto heeft kunnen stappen - werd geconfronteerd met een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, dan wel een onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. De mishandeling door [benadeelde partij 1] was op dat moment immers al voorbij en de verdachte had zich daarna van [benadeelde partij 1] verwijderd en was in de auto gaan zitten.
De verdachte heeft verklaard dat hij het pistool had gepakt toen hij zag dat er vanuit de groep van [benadeelde partij 1] met allerlei dingen richting hem, zijn vrouw en zijn dochter werd gegooid. Uit getuigenverklaringen blijkt ook dat er sprake was van een ruziënde sfeer, waarbij met glazen/flesjes is gegooid. Niet gebleken is echter dat die goederen specifiek richting de verdachte, zijn vrouw of dochter werden gegooid. Van andere handelingen op dat moment, bijvoorbeeld een fysieke aanval op de verdachte, zijn vrouw of zijn dochter, of een onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor, is niet gebleken. Bovendien had de verdachte zich aan een mogelijke confrontatie met [benadeelde partij 1] en zijn vrienden kunnen onttrekken. Hij had immers de politie kunnen bellen. Ook had hij in de auto kunnen blijven zitten, waar hij – zoals hiervoor reeds is overwogen - reeds meerdere malen in was gaan zitten zonder dat hij daarin belemmerd werd. Voorts had hij kunnen wegrijden. Met de rechtbank acht het hof wel voorstelbaar dat de verdachte zijn vrouw en dochter niet wilde achterlaten, maar de omstandigheid dat zijn vrouw en dochter niet bij de verdachte instapten, zodat hij kon vertrekken, was niet het gevolg van een vermeende aanval of dreiging, maar van het feit dat zijn dochter zozeer hysterisch en agressief was, dat zij door haar moeder tegen het hek in bedwang moest worden gehouden om te voorkomen dat zij andere aanwezigen zou aanvallen, en van het feit zij weigerde om in de auto plaats te nemen.
Het hof is dan ook van oordeel dat de verdachte de hem verweten gedraging niet heeft verricht in een situatie waarin voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van zijn eigen of een anders lijf tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, dan wel een onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. Het beroep op noodweer zal derhalve worden verworpen.
Noodweerexces
Op grond van de voormelde feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie, zodat het beroep op noodweerexces reeds daarom niet slaagt. Het beroep op noodweerexces wordt derhalve eveneens verworpen. Het hof overweegt ten overvloede nog dat – als er al sprake zou zijn geweest van een dreigende situatie en de verdachte zich niet aan deze situatie had kunnen onttrekken – de reactie van de verdachte, te weten het uit de auto pakken van een vuurwapen en vervolgens proberen daarmee op [benadeelde partij 1] te schieten en anderen te bedreigen, dusdanig disproportioneel is dat een beroep op noodweerexces ook reeds om die reden niet kan slagen.
Putatief noodweer(exces)
Onder putatief noodweer wordt verstaan het geval dat men abusievelijk in de veronderstelling leeft zich te moeten verdedigen dan wel zich te mogen verdedigen: het (dreigend) gevaar is ingebeeld, of er bestaat een onjuiste opvatting over de uitleg van de noodweerregeling.
Gelet op voormelde gang van zaken is evenmin aannemelijk geworden dat voor de verdachte een zodanig dreigende situatie was ontstaan dat hij verontschuldigbaar mocht of kon menen dat hij, in verband met zijn of een anders verdediging tegen een onmiddellijke dreiging voor een wederrechtelijke aanranding door [benadeelde partij 1] of andere omstanders, met een geladen vuurwapen op korte afstand in de richting van [benadeelde partij 1] mocht schieten noch anderen met een geladen vuurwapen mocht bedreigen.
Aangezien de verdachte naar het oordeel van het hof niet verkeerde in een situatie van verschoonbare dwaling die noopte tot verdachtes verdediging, dient het beroep op putatief noodweer(exces) te worden verworpen.
Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde of van de verdachte uitsluiten. Derhalve is zowel het bewezen verklaarde als de verdachte strafbaar.
Kwalificatie
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot doodslag.
Het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II,
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie van categorie III, meermalen gepleegd.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door met een geladen vuurwapen te schieten op [benadeelde partij 1] en aan bedreiging van een aantal anderen door op hen te richten met een geladen vuurwapen. Dat er geen doden of gewonden zijn gevallen, omdat er geen kogels uit het wapen zijn afgevuurd, is niet aan de verdachte te danken, maar is slechts puur toeval. Het behoeft weinig inlevingsvermogen om te kunnen voorstellen dat dit incident een grote impact heeft gehad op de slachtoffers. Algemene ervaringsregels leren dat slachtoffers van dergelijk feiten nog lange tijd de psychische gevolgen daarvan ondervinden. Het hof houdt voorts rekening met de omstandigheid dat het feit zich heeft afgespeeld op de openbare weg, terwijl er veel omstanders aanwezig waren. Feiten als de onderhavige zijn zeer schokkend voor ooggetuigen en versterken de in de maatschappij levende gevoelens van angst en onveiligheid.
De verdachte heeft voorts – ondanks een eerdere veroordeling voor een soortgelijk feit – vuurwapens en munitie voorhanden gehad. Het illegaal voorhanden hebben van vuurwapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen mee, doordat het de drempel om tot daadwerkelijk gebruik over te gaan verlaagt, zoals ook blijkt uit de onderhavige strafzaak.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf voorts meegewogen dat ook het slachtoffer [benadeelde partij 1] zich niet onbetuigd heeft gelaten en daarbij fors geweld heeft gebruikt jegens de verdachte.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 12 oktober 2016, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Ondanks de vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde, ziet het hof – alles overwegende en met name gelet op de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten – geen aanleiding om af te wijken van de door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 1]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 primair ten laste gelegde, tot een bedrag van € 2.675,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering, aangezien de behandeling van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een onevenredige belasting van het strafgeding op, nu de benadeelde partij zich ook niet onbetuigd heeft gelaten en daarbij fors geweld heeft gebruikt jegens de verdachte. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 47, 57, 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 (tweeënveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit arrest is gewezen door mr. M.L.C.C. Lückers,
mr. H.P.Ch. van Dijk en mr. P. van Essen, in bijzijn van de griffier mr. L.A.M. Karels.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 oktober 2016.