HR, 07-07-2015, nr. 15/01615
ECLI:NL:HR:2015:1803
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
07-07-2015
- Zaaknummer
15/01615
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:1803, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑07‑2015; (Herziening)
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2015-0311
Uitspraak 07‑07‑2015
Inhoudsindicatie
Herziening. Afwijzing aanvraag.
Partij(en)
7 juli 2015
Strafkamer
nr. 15/01615 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Rechtbank Rotterdam, sector Kanton, locatie Rotterdam, van 11 februari 2014, nummer 96/108831-13, ingediend door mr. C.Y. Kekik, advocaat te Schiedam, namens:
[aanvrager] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Kantonrechter heeft de aanvrager ter zake van "overtreding van het bepaalde in artikel 62 jo. bord A1 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990" gepleegd op 27 mei 2012, veroordeeld tot een werkstraf van 25 uren, subsidiair 12 dagen hechtenis.
2. De aanvraag tot herziening
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvraag
3.1.
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
3.2.
De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv. In de aanvraag wordt daartoe aangevoerd dat niet de aanvrager maar een persoon genaamd [betrokkene] waarschijnlijk de snelheidsovertreding heeft begaan. Dit wordt ondersteund door een door genoemde [betrokkene] ondertekende schriftelijke verklaring, inhoudende dat hij op 27 mei 2012 de bestuurder van de personenauto van de aanvrager is geweest, onder bijvoeging van een kopie van het rijbewijs van genoemde [betrokkene].
3.3.
De enkele schriftelijke verklaring van iemand die stelt dat hij de bestuurder is geweest van de personenauto waarmee de bewezenverklaarde snelheidsovertreding is begaan, biedt onvoldoende steun voor de juistheid van de gestelde persoonsverwisseling. Daarbij komt dat tot de stukken van het geding behoort een proces-verbaal van politie van 6 december 2012, opgemaakt door brigadier van politie [verbalisant], inhoudende als relaas van de verbalisant dat de door de staande gehouden persoon verstrekte personalia "conform rijbewijs" zijn, alsmede dat de aanvraag niet inhoudt dat genoemde [betrokkene] de persoon is geweest die is staande gehouden en dat deze bij die staandehouding de personalia van de aanvrager heeft opgegeven en diens rijbewijs heeft overgelegd.
3.4.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort dat de aanvraag kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juli 2015.
Mr. Balkema en mr. Ilsink zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.