NJ 1934, p. 1041
Uitlegging art. 25 M. en Rwet. „Rijdend" motorrijtuig. Uitstekende lading. Ontvankelijkheid cassatieberoep.
HR 11-05-1934, ECLI:NL:HR:1934:264
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11 mei 1934
- Magistraten
Mrs. Visser, van Gelein Vitringa, Polak, de Menthon Bake, Servatius
- Zaaknummer
[11051934/NJ_1934,_p._1041]
- Conclusie
Tak
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS103970:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1934:264, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑05‑1934
- Wetingang
Essentie
Uitlegging art. 25 M. en Rwet. „Rijdend" motorrijtuig. Uitstekende lading. Ontvankelijkheid cassatieberoep.
Samenvatting
In art. 25 M. en Rwet is met motorrijtuig bedoeld een rijdend motorrijtuig, zoodat het artikel niet geldt ingeval een motorrijtuig niet in gebruik, doch in rust is. Een motorrijtuig, dat i. v. m. het overig verkeer een oogenblik tot stilstand moest worden gebracht, althans tot stilstand werd gebracht — welk stilstaan als een onderdeel van het rijden moet worden aangemerkt — blijft echter een rijdend motorrijtuig.
De lading van een rijdend motorrijtuig maakt daarmede één geheel uit. Zij leveren te zamen hetzelfde gevaar op ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.