Hof Amsterdam, 12-10-2018, nr. 23-004285-16
ECLI:NL:GHAMS:2018:3977
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
12-10-2018
- Zaaknummer
23-004285-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2018:3977, Uitspraak, Hof Amsterdam, 12‑10‑2018; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:844
Uitspraak 12‑10‑2018
Inhoudsindicatie
Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd. De verdachte heeft valse arbeidsovereenkomsten aan het UWV overgelegd ter verkrijging van tewerkstellingsvergunningen, terwijl zij wist dat deze bestemd waren voor gebruik als echt en onvervalst.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-004285-16 (strafzaak)
Datum uitspraak: 12 oktober 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 november 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-845852-13 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] (China) op [geboortedatum 1] 1989,
adres: [adres 1] .
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan haar onder 1, 2 en 4 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte om die reden niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 september 2018, 28 september 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld. De officier van justitie heeft op 3 oktober 2017 het ingestelde hoger beroep ingetrokken.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, voor zover in hoger beroep aan de orde, dat:
feit 3: zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 augustus 2011 tot en met 1 maart 2013 (telkens) te Amsterdam, in elk geval in Nederland, althans alleen, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), (telkens) opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt van en/of heeft/hebben afgeleverd en/of heeft/hebben voorhanden gehad, een of meerdere vals(e) en/of vervalst(e) geschrift(en), te weten een/of meer (arbeids)overeenkomst(en) en/of
- een arbeidsovereenkomst op naam van [naam 1] (DZK-003-10 en/of DZK-003-11 en/of DOC-019-03 en/of DOC-019-04 en/of DOC-052-01 en/of DOC-052-02) en/of
- een arbeidsovereenkomst op naam van [naam 2] (DZK-001-01 en/of DZK-001-02 en/of DOC-021-01 en/of DOC-021-02 en/of DOC-055-01 en/of DOC-055-02) en/of
- een arbeidsovereenkomst op naam van [naam 3] (DZK-001-01 en/of DZK-001-02 en/of DOC-018-03 en/of DOC-018-04 en/of DOC-049-01 en/of DOC-049-02),
zijnde (een) geschrift(en), dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die/dat geschrift(en) (telkens) bestemd was/waren voor gebruik als ware deze echt en onvervalst, bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) hierin dat verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) valselijk op die (arbeids)overeenkomst(en) heeft/hebben vermeld een 38-urige werkweek (,terwijl er meer uren werden/zijn gewerkt), en/of bestaande het gebruik maken van voornoemde valse of vervalste (arbeids)overeenkomst(en) hierin dat zij, verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) vorengenoemde(arbeids)overeenkomst(en) heeft/hebben getoond/ overlegd aan het/de UWV (ter verkrijging van een tewerkstellingsvergunning) en/of IND.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.
Bewijsmiddelen
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en de omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze hierna zijn weergegeven.
1. Een proces-verbaal van bevindingen ‘internetadvertenties 1’ van 3 april 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar] (pagina’s 580-581).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van voornoemde verbalisant:
Mevrouw [naam 3] heeft in haar aangifte van 27 februari 2013 verklaard dat zij benaderd was door een tussenpersoon genaamd mevrouw [naam 1] . Volgens mevrouw [naam 3] zou mevrouw [naam 1] van het bemiddelingsbureau met de hierna volgende naam en in de hierna volgende plaats gevestigd zijn: [naam 4] , in [plaats] in China. Om te zien of er advertenties via dit bemiddelingsbureau op internet stonden van massagesalon [naam 5] heb ik samen met tolk 3686 in de Chinese taal gezocht op internet. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de naam [naam 5] niet in de advertenties wordt genoemd omdat dit niet gebruikelijk is wanneer er gebruik wordt gemaakt van bemiddelings- of uitzendbureaus. Deze zoekactie heeft geleid tot het vinden van een advertentie.
Mevrouw [naam 1] heeft in haar aangifte van 24 februari 2013 verklaard dat zij had gereageerd op een advertentie van uitzendbureau [bedrijf 1] in een Chinese krant. Omdat deze krantenadvertentie niet voorhanden was heb ik samen met tolk 3686 in Chinese taal op donderdag 28 februari 2013 op internet gezocht om te zien of wij een advertentie van dit uitzendbureau op internet konden vinden. Deze zoekactie heeft geleid tot het vinden van twee, zo goed als gelijkluidende, advertenties die door het betreffende uitzendbureau is geplaatst en masseuses werft mogelijk voor [naam 5] . De betreffende advertenties zijn bijgevoegd onder nummer DOC 001-05 en 001-07. De vertalingen van deze advertenties zijn bijgevoegd onder nummer DOC 001.06 en 001.08.
2. Een proces-verbaal van bevindingen ‘internetadvertenties 2’ van 2 april 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar] (pagina 582).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van voornoemde verbalisant:
Op vrijdag 8 maart 2013 heb ik aan mevrouw [naam 3] gevraagd of zij nog in bezit was van de Chinese advertentie van de massagesalon die zij destijds gezien had. Mevrouw [naam 3] verklaarde dat zij deze niet meer op haar computer had staan maar dat de advertenties volgens haar nog op internet stonden. Deze zouden dan staan in de zogenaamde “QQ-space” van haar contactpersoon mevrouw [naam 1] . Op mijn verzoek heeft [naam 3] deze advertenties gekopieerd en naar mijn e-mailadres gezonden. Deze mailtjes en documenten zijn bijgevoegd onder nummer DOC 30.01 tot en met 30.35. Vervolgens heeft tolk 3686 in de Chinese taal de advertenties vertaald in de Nederlandse taal. Deze vertaling is bijgevoegd onder nummer DOC 24.01 tot en met 24.10.
3. Een geschrift, zijnde een advertentie (DOC-001-07 en DOC-001-08, pagina’s 772-773).
Deze advertentie houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Nederland Tui-na masseur vacature
Arbeidsvoorwaarden:
Werktijden: ’s ochtends 11 uur tot ’s avonds 11 uur. 1 dag per week vrij (neem je geen vrij dan kan je de percentage/je deel krijgen).
4. Een geschrift, te weten een vertaling van een proces-verbaal van verhoor van 6 augustus 2015 naar aanleiding van een rechtshulpverzoek (map met processen-verbaal van rechter-commissaris). Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 6 augustus 2015 afgelegde verklaring van [naam 8] : Massagesalon [naam 5] was een klant van ons. V: Heeft u bemiddeld voor massagesalon [naam 5] in Amsterdam? A: Ja. V: Heeft u voor de massagesalon een wervingsadvertentie gemaakt? A: De website van ons bedrijf heeft de advertenties van de massagesalon verkondigd. V: Wie bepaalde de inhoud van deze advertenties? A: Dat is mij verteld door de werkgever.
Ik heb [naam 3] en [naam 2] geholpen naar Nederland te komen.
5. Een geschrift, zijnde een fotokopie van een arbeidsovereenkomst tussen het bedrijf [bedrijf 2] , vertegenwoordigd door [verdachte] , werkgever, en [naam 1], werknemer (DZK-003-10 en DZK-003-11, pagina’s 708-709).
Deze arbeidsovereenkomst houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
De werknemer in dienst in een fulltime dienstverband. Dit betekent een gemiddelde arbeidstijd van 38 uren per week. Opgemaakt in tweevoud en getekend te Amsterdam.
Datum 30-4-2012.
6. Een geschrift, zijnde een fotokopie van een arbeidsovereenkomst tussen het bedrijf [bedrijf 2] , vertegenwoordigd door [verdachte] , werkgever, en [naam 1], werknemer (DOC-052-01 en DOC-052-02, pagina’s 960-961).
Deze arbeidsovereenkomst houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
De werknemer in dienst in een fulltime dienstverband. Dit betekent een gemiddelde arbeidstijd van 38 uren per week. Opgemaakt in tweevoud en getekend te Amsterdam.
Datum 13-12-2011.
7. Een geschrift, zijnde een fotokopie van een arbeidsovereenkomst tussen het bedrijf [bedrijf 2] , vertegenwoordigd door [verdachte] , werkgever, en [naam 2], werknemer (DZK-001-01 en DZK-001-02, pagina’s 704-705).
Deze arbeidsovereenkomst houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
De werknemer in dienst in een fulltime dienstverband. Dit betekent een gemiddelde arbeidstijd van 38 uren per week. Opgemaakt in tweevoud en getekend te Amsterdam.
Datum 9-9-2011.
8. Een geschrift, zijnde een fotokopie van een arbeidsovereenkomst tussen het bedrijf [bedrijf 2] , vertegenwoordigd door [verdachte] , werkgever, en [naam 3], werknemer (DOC-049-01 en DOC-049-02, pagina’s 951-952).
Deze arbeidsovereenkomst houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
De werknemer in dienst in een fulltime dienstverband. Dit betekent een gemiddelde arbeidstijd van 38 uren per week. Opgemaakt in tweevoud en getekend te Amsterdam.
Datum 13-12-2011.
9. Een proces-verbaal van verhoor aangever van 5 maart 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 2] (pagina 479).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 5 maart 2013 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [naam 2]:
V: Wat waren je werktijden?
A: 12 uur, van 11:00 tot 23:00 uur.
10. Een proces-verbaal van verhoor aangever van 6 maart 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 2] (pagina 484).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 6 maart 2013 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [naam 2]:
V: Wanneer kwam het contract van 38 uur ter sprake?
A: Toen ik op 5 september 2011 bij het bemiddelingsbureau het arbeidscontract ging tekenen stond er op vermeld dat ik 38 uur per week zou werken. Dit in tegenstelling tot de eerdere arbeidsduur van 12 uur per dag, 6 dagen per week. Hetgeen in de advertentie stond. Zij hebben mij toen uitgelegd dat dit voor de overheid in Nederland was. Ik zou 12 uur per dag gaan werken. Bij aankomst in Nederland legde [verdachte] uit dat mijn dagelijkse werktijd van 11.00 tot 23.00 uur zou zijn. 38 uur voor het salaris van € 1.548,- was niet mogelijk.
11. Een proces-verbaal van verhoor aangever van 24 februari 2013, in de wettelijk vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar] (pagina’s 320-321).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 24 februari 2013 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [naam 1]:
V: Wat waren de arbeidsvoorwaarden in de praktijk?
A: Elke dag moesten we van 10:40 uur werken tot 23:00 uur. Als je eenmaal in de zaak was dan mocht je niet meer naar buiten. Soms moest ik overwerken, tot 23:00 of tot middernacht.
V: Hoe laat moest je beginnen?
A: 10:40 uur moesten we beginnen met schoonmaken. Soms waren er meteen klanten en moest je meteen beginnen.
V: Hoe laat stopte je met werken?
A: 23:00 uur en soms langer, tot middernacht.
12. Een proces-verbaal van verhoor aangever van 28 februari 2013, in de wettelijk vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 3] (pagina’s 400-401).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 28 februari 2013 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [naam 3]:
A: Wij werken van 11:00 tot 23:00 uur. Om 10:40 uur moeten we al aanwezig zijn in [naam 5] . Als er dan een klant aan komt lopen dan moeten wij eigenlijk al beginnen met werken. Wat wij werkelijk werken staat nergens genoteerd. Voor de buitenwereld moeten wij zeggen dat wij 8 uur per dag werken. Dat wordt ons gezegd door alle bazen. Tegen de klanten wordt ook verteld dat wij 8 uur per dag werken. Stel dat de klant ’s morgens door mij wordt behandeld en deze komt ’s avonds terug voor een tweede behandeling en ziet mij weer aan het werk, dan vraagt de klant aan ons hoelang wij werken. Dit vragen zij omdat de openingstijden van [naam 5] 11:00 tot 23:00 uur zijn. Ik zeg dan niets want wij mogen niet met de klanten praten. De bazen die aanwezig zijn, zeggen dan tegen de klanten dat de masseuses 8 uur per dag werken.
V: Waren jullie met zijn vieren continu van 11:00 tot 23:00 uur aan het werk?
A: Wij moesten met zijn vieren van 11:00 tot 23:00 uur werken. Dit gebeurde ook. Wij mochten zelfs de deur niet uit. Er werd gewoon de regel opgesteld van: jullie werken van 11:00 tot 23:00 uur. Ook al zijn er geen klanten in [naam 5] , dan mogen jullie niet naar buiten.
13. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 23 en 26 september 2016.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
U vraagt mij of de werknemers 12 uur per etmaal moesten werken. Ze waren er meestal 12 uur per dag. Onze salon opende om 11:00 uur in de ochtend en sloot om 23:00 uur ’s avonds. In de praktijk waren ze altijd allemaal om 11:00 uur aanwezig. Ik heb tewerkstellingsvergunningen aangevraagd.
14. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 17 september 2018.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik wist dat je, om te kunnen werken in Nederland, een vergunning nodig hebt. Op uwv.nl had ik gelezen dat je een vergunning moest aanvragen. Pas nadat niemand in Nederland beschikbaar is, kun je mensen uit China halen.
15. Een proces-verbaal van bevindingen ‘UWV’ van 6 juni 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 4] (pagina’s 602-603).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van voornoemde verbalisant:
Ik zag in het UWV-dossier een arbeidsovereenkomst (gespeld op het formulier als arbeisovereenkomst) op naam van [naam 3] . In artikel 1 aard dienstverband staat vermeld: de werknemer in dienst in een fulltime dienstverband (gemiddeld 38 uren per week). De arbeidsovereenkomst is op 13 december 2011 ondertekend door de werkgever, vermoedelijk de verdachte [verdachte] . Op 9 februari 2012 is door het UWV Werkbedrijf een tewerkstellingsvergunning afgegeven aan [naam 3] .
Ik zag in het UWV-dossier tevens een arbeidsovereenkomst (gespeld op het formulier als arbeisovereenkomst) op naam van [naam 1] . In artikel 1 aard dienstverband staat vermeld: de werknemer in dienst in een fulltime dienstverband (gemiddeld 38 uren per week). De arbeidsovereenkomst is op 13 december 2011 ondertekend door de werkgever, vermoedelijk de verdachte [verdachte] . Op 9 februari 2012 is door het UWV Werkbedrijf een tewerkstellingsvergunning afgegeven aan [naam 1] met daarop een datum en paraaf van 9 februari 2012. Tevens is op 9 februari 2012 door het UWV Werkbedrijf een tewerkstellingsvergunning afgegeven aan [naam 1] met daarop een datum en paraaf van 14 februari 2012.
16. Een geschrift, zijnde een brief van 2 september 2013 van [naam 6] , Hoofd Bureau TWV/AJD aan [naam 7] (DOC-060-01, pagina’s 1061-1062).Deze brief houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Geachte heer [naam 7] ,
De afdeling TWV (Bureau TWV/AJD) van UWV behandelt aanvragen om
tewerkstellingsvergunningen.
Ten aanzien van de vreemdelingen [naam 1] , geboren op 5 februari 1970 te Liaoning
(China), [naam 3] , geboren op [geboortedatum 3] 1979 te China en [naam 2] , geboren op [geboortedatum 2] 1976 te [geboorteplaats 2] (China) is een tewerkstellingsvergunning verleend voor arbeid bij
[bedrijf 2] , [adres 2] te Amsterdam. Daarbij is ondermeer
vastgesteld dat zowel de conceptarbeidsovereenkomst als het aanvraagformulier vermeldde
dat betrokken vreemdelingen een werkweek van 38 uur, en dus een marktconforme
arbeidsduur, zouden hebben.
Indien wij bij de beoordeling zouden hebben geweten dat er sprake was van een werkweek
van 72 uur en/of een werkweek van 6 dagen, dan zouden de onderhavige
tewerkstellingsvergunningen niet hebben verstrekt.
Bewijsoverweging
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de vrouwen zeven dagen in de week 12 uur lang aan het werk waren, terwijl op de arbeidsovereenkomst stond vermeld dat sprake was van een 38-urige werkweek. De vrouwen konden niet weggaan indien ze dat wilden. Door deze valsheid heeft het UWV onterecht tewerkstellingsvergunningen afgegeven.
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het enkele feit dat er feitelijk gemiddeld meer is gewerkt dan 38 uren per week niet betekent dat de in het geding zijnde arbeidsovereenkomsten, waarop een 38-urige werkweek was vermeld, vals zijn. Aan de betreffende overeenkomsten was door het toepasselijk verklaren van de horeca-cao kenbaar en inherent de mogelijkheid dat in een kalenderjaar meer uren zouden worden gewerkt dan de gemiddelde 38 uren die als normale werktijd waren vermeld. Daarnaast gaat het in casu niet om de vraag of in de praktijk meer dan 38 uren per week zijn gewerkt, maar of dat ten tijde van het sluiten van die overeenkomsten ook was beoogd. Dat is niet ten laste gelegd, zodat de verdachte ook om die reden dient te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] in China door middel van een bemiddelingsbureau in contact werden gebracht met de verdachte. In de advertenties voor de vacature van masseur stond vermeld dat de werktijden van ’s ochtends 11 uur tot ’s avonds 11 uur zouden zijn met in principe één dag per week vrij. Op de aan het UWV verstrekte arbeidsovereenkomsten van [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] staat echter telkens vermeld dat sprake zou zijn van een 38-urige werkweek. [naam 2] heeft hierover verklaard dat, op het moment dat zij bij het bemiddelingsbureau het arbeidscontract ging ondertekenen, op het contract stond vermeld dat zij 38 uren per week zou gaan werken. Dit was in tegenstelling tot hetgeen in de advertentie stond vermeld. De verdachte had haar bij aankomst in Nederland verteld dat zij van 11 uur ’s ochtends tot 11 uur ’s avonds zou gaan werken en dat 38 uren werken voor het salaris van € 1.548,00 niet mogelijk was. Bovendien blijkt uit de verklaringen van [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] dat zij feitelijk veel meer dan 38 uren per week hebben gewerkt.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte opzet heeft gehad op het valse karakter van de arbeidsovereenkomsten. Door deze valse arbeidsovereenkomsten aan het UWV over te leggen ter verkrijging van tewerkstellingsvergunningen, terwijl de verdachte wist dat deze bestemd waren voor gebruik als echt en onvervalst, heeft zij zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die door haar vervalste documenten aan de IND heeft overgelegd. Het hof kan niet uitsluiten dat [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] deze documenten persoonlijk aan de IND hebben overgelegd ter verkrijging van een verblijfsvergunning of voor de afgifte aan hen van een machtiging tot voorlopig verblijf. Voor zover de tenlastelegging ziet op gebruikmaking van de documenten ten behoeve van een aanvraag bij de IND, wordt de verdachte daarvan dan ook vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 3: zij in de periode van 1 augustus 2011 tot en met 1 maart 2013 in Nederland, telkens opzettelijk voorhanden heeft gehad en gebruik heeft gemaakt van valse geschriften, te weten
- een arbeidsovereenkomst op naam van [naam 1] (DZK-003-10 en DZK-003-11 en DOC-052-01 en DOC-052-02) en
- een arbeidsovereenkomst op naam van [naam 2] (het hof leest: [naam 2]) [naam 2] (DZK-001-01 en DZK-001-02) en/of
- een arbeidsovereenkomst op naam van [naam 3] (DOC-049-01 en DOC-049-02),
zijnde geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, terwijl verdachte telkens wist dat die geschriften telkens bestemd waren voor gebruik als ware deze echt en onvervalst, bestaande die valsheid telkens hierin dat verdachte valselijk op die arbeidsovereenkomsten heeft vermeld een 38-urige werkweek, bestaande het gebruik maken van voornoemde valse arbeidsovereenkomsten hierin dat zij, verdachte, telkens vorengenoemde arbeidsovereenkomsten heeft overgelegd aan het UWV ter verkrijging van een tewerkstellingsvergunning.
Hetgeen onder 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk gebruik maken van het valse of vervalste geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst en opzettelijk zodanig geschrift voorhanden hebben terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen met aftrek van het voorarrest en een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis indien deze taakstraf niet of niet naar behoren wordt verricht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 dagen met aftrek van het voorarrest en een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis indien deze taakstraf niet of niet naar behoren wordt verricht.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht – indien het hof in de ontnemingszaak komt tot oplegging van een betalingsverplichting van een aanzienlijk bedrag dat het in werkelijk door de verdachte behaalde voordeel overschrijdt – artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toe te passen dan wel het te laten bij de tijd die zij reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten 14 dagen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Door het opzettelijk gebruik maken van valse documenten heeft de verdachte de normale gang van zaken rond het verstrekken van tewerkstellingsvergunningen verstoord. De instantie die moest kunnen vertrouwen op de haar verstrekte gegevens – in dit geval het UWV – is door de verdachte doelbewust om de tuin geleid en bewogen tot het afgeven van een vergunning waar de verdachte of degene voor wie zij de vergunning aanvroeg, geen recht op heeft. Dergelijk handelen is ontregelend voor het normale maatschappelijk en economisch verkeer en benadeelt anderen, die wel via de voorgeschreven weg een vergunning aanvragen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 september 2018 is zij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Ten aanzien van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) overweegt het hof als volgt. In artikel 6, eerste lid, EVRM is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van de verdachte en zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. De termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Het eerste verhoor van de verdachte heeft niet steeds als zodanige handeling te gelden. Wel dienen de inverzekeringstelling van de verdachte en de betekening van de dagvaarding als een zodanige handeling te worden aangemerkt. Op 19 maart 2013 is de verdachte in verzekering gesteld. Op 7 november 2016 heeft de rechtbank vonnis gewezen. Het hof stelt dan ook vast dat de redelijke termijn in de procedure bij de rechtbank is overschreden met (afgerond) een jaar en acht maanden.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. N.A. Schimmel en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van mr. G.G. Gielen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 oktober 2018.
Mr. A.P.M. van Rijn is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.