RvdW 2020/219:Medeplegen doodslag en medeplegen wegmaken van lijk. Veroordeling in hoger beroep na vrijspraak in eerste aanleg. Gebruik voor bewijs van verklaringen van getuige die rechter in eerste aanleg onbetrouwbaar heeft geacht en waarvan hof het opnieuw (doen) horen niet noodzakelijk acht, toelaatbaar. Rechter in hoger beroep dient ter waarborging van deugdelijkheid van bewijsbeslissing redenen voor gebruik van die verklaring op te geven en moet vermelden op welke gronden hij desbetreffende verklaring betrouwbaar acht, waarbij die gronden kunnen, maar niet behoeven, te zijn ontleend aan verhoor van getuige in hoger beroep. In dit verband kan voorts van belang zijn de mate waarin verklaring van getuige steun vindt in andere bewijsmiddelen, alsook de door OM tegen vrijspraak aangevoerde bezwaren en procesopstelling van verdachte. Hof heeft geoordeeld dat noodzaak voor opnieuw (doen) horen van de getuige ontbreekt, omdat deze reeds in eerste aanleg in aanwezigheid van de verdediging door R-C is gehoord. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk, gelet op de steun die de verklaringen vinden in andere bewijsmiddelen en mede in aanmerking genomen dat door de verdediging niet concreet is aangegeven waarover de getuige nader zou moeten worden bevraagd. Het niet opnieuw (doen) horen van de getuige staat, ook in het licht van art. 6 EVRM, evenmin in de weg aan gebruik van deze verklaringen voor het bewijs.