NJB 2014/12:Prejudiciële vraag. Surseance van betaling. Stil pandrecht. Fiscus. Nadat aan een schuldenaar voorlopige surseance van betaling is verleend, eist de bank tijdens de afkoelingsperiode de stil verpande roerende zaken op die zich in het bedrijfspand van de schuldenaar bevinden. Nadat de schuldenaar failliet is verklaard verkoopt de curator de zaken aan een doorstartende partij en houdt hij een deel van de opbrengst achter ten behoeve van de fiscus. HR: De in art. 241c lid 2 Fw aan derde-rechthebbenden geboden bescherming geldt niet (overeenkomstig) ten behoeve van de houder van een stil pandrecht op een zaak van de belastingschuldige