HR, 23-12-2008, nr. 07/12303
ECLI:NL:PHR:2008:BG4264
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
23-12-2008
- Zaaknummer
07/12303
- LJN
BG4264
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2008:BG4264, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 23‑12‑2008; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BG4264
ECLI:NL:PHR:2008:BG4264, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑12‑2008
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2008:BG4264
- Vindplaatsen
Uitspraak 23‑12‑2008
Inhoudsindicatie
Overschrijding redelijke termijn a.b.i. art. 6 EVRM.
23 december 2008
Strafkamer
nr. 07/12303
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 6 augustus 2007, nummer 20/002460-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Breda, locatie de Boschpoort".
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. E.H.C.K. Reijans, advocaat te Echt, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Schipper heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
1.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De verdachte, op wie het strafrecht voor jeugdigen is toegepast, heeft beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde jeugddetentie van 15 maanden.
4. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 3 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak doch uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde jeugddetentie;
vermindert deze in die zin dat deze veertien maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 23 december 2008.
Conclusie 23‑12‑2008
Inhoudsindicatie
Overschrijding redelijke termijn a.b.i. art. 6 EVRM.
Nr. 07/12303
Mr. Schipper
Zitting: 11 november 2008
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. De verdachte is door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch bij arrest van 3 oktober 2005 wegens - kort samengevat - vijf gevallen van gekwalificeerde diefstal veroordeeld tot straf. De Hoge Raad heeft deze uitspraak bij arrest van 5 juni 2007 vernietigd, doch uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en heeft de zaak terug gewezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak in zoverre opnieuw zou worden berecht en afgedaan. Het Gerechtshof te 's-Hertgenbosch heeft de verdachte vervolgens bij arrest van 6 augustus 2007 veroordeeld tot vijftien maanden jeugddetentie.(1)
2. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. E.H.C.K. Reijans, advocaat te Echt, één middel van cassatie voorgesteld.
3. In het middel wordt geklaagd over 's Hofs de motivering van de aan de verdachte opgelegde straf.
4. Ter motivering van de aan de verdachte opgelegde straf heeft het Hof in de bestreden uitspraak onder meer overwogen: "Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof tot het oordeel gekomen dat het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel teneinde enige vorm van begeleiding of therapie mogelijk te maken, gelet op alles wat over de persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden thans bekend is, niet meer aan de orde is". In de toelichting op het middel wordt betoog dat deze overweging onbegrijpelijk is, omdat de advocaat-generaal en de raadsman niet tot het oordeel zijn gekomen dat een voorwaardelijk strafdeel niet meer aan de orde is, getuige de omstandigheid dat de advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot achttien maanden jeugddetentie waarvan tien maanden voorwaardelijk en de raadsman zich aan deze vordering heeft gerefereerd.
5. Kennelijk en niet onbegrijpelijk heeft het Hof met de in het middel gewraakte overweging tot uitdrukking willen brengen dat hij met de advocaat-generaal en de raadsman van oordeel is dat, gelet op de door het Hof genoemde factoren, enige vorm van begeleiding of therapie voor de verdachte een gepasseerd station is, en dat daarom het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel om een dergelijke begeleiding of therapie mogelijk te maken niet aan de orde is. Aldus gelezen is de gewraakte overweging van het Hof niet in tegenspraak met de omstandigheid dat de advocaat-generaal achttien maanden jeugddetentie waarvan tien maanden voorwaardelijk heeft gevorderd, aan welke vordering de raadsman zich heeft gerefereerd.
6. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de in art. 81 RO bedoelde motivering. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.
7. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Het Hof heeft in de in de bestreden uitspraak het woord "gevangenisstraf" gebezigd. Bij herstelarrest van 21 augustus 2007 heeft het Hof deze kennelijke verschrijving hersteld, in die zin dat voor "gevangenisstraf" dient te worden gelezen "jeugddetentie".