HR, 16-12-2008, nr. 08/00499 Hs
ECLI:NL:HR:2008:BG6762
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
16-12-2008
- Zaaknummer
08/00499 Hs
- LJN
BG6762
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2008:BG6762, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑12‑2008
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2008:BG6762
ECLI:NL:HR:2008:BG6762, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑12‑2008; (Herziening)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BG6762
- Vindplaatsen
Conclusie 16‑12‑2008
Inhoudsindicatie
Herziening. Geurproefzaak.
Nr. 08/00499 Hs
Mr. Knigge
Zitting: 21 oktober 2008
Conclusie inzake:
[Aanvrager]
1. Aanvrager van herziening is bij uitspraak van het gerechtshof te Arnhem van 20 januari 2006 wegens 1., 3. en 5. telkens opleverende "diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming", 2. "diefstal door twee of meer verenigde personen", 4. "poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak" en 7. subsidiair "medeplegen van opzetheling, meermalen gepleegd" veroordeeld tot twaalf maanden gevangenisstraf.
2. De herzieningsaanvrage is namens aanvrager ingediend door mr. D.H.W.M. Wolters, advocaat te Hoofddorp en heeft als ik het goed begrijp betrekking op alle veroordelingen.
3. De aanvrage steunt op de stelling dat het onderzoek van de zaak ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4 niet zou hebben geleid tot de veroordeling van aanvrager indien reeds toen bekend was geweest dat er bij de geuridentificatieproeven, waarvan de ter zake daarvan opgemaakte processen-verbaal zowel door de Rechtbank als het Gerechtshof voor het bewijs zijn gebezigd, niet conform het vastgestelde protocol was gewerkt. De afwijking van het protocol bestond er met name in dat de speurhondengeleider vooraf op de hoogte was van de sorteervolgorde van de geurbuisjes. Verder is de aanvrager van mening dat het Gerechtshof, was het bekend geweest met genoemd verzuim, wellicht de overige bewijsmiddelen anders zou hebben beoordeeld, zodat "de hele zaak opnieuw ter beoordeling van de feitenrechter [dient] te worden voorgelegd".
4. Voor het bewijs van deze stelling is bij de aanvrage een brief gevoegd van de Recherche-Officier van Justitie te Zutphen van 19 maart 2007, inhoudende -kort gezegd- dat uit intern onderzoek is gebleken dat bij de geuridentificatieproeven die in de periode september 1997 tot en met maart 2006 zijn afgenomen door de geurhondendienst van Noord- en Oost-Gelderland, regelmatig niet conform het vastgestelde protocol is gewerkt, en dat de resultaten ervan onvoldoende betrouwbaar zijn om in een strafzaak als bewijs te kunnen gebruiken. Voorts houdt de brief in dat ook in aanvragers zaak een dergelijke proef heeft plaatsgevonden en dat derhalve een herzieningsprocedure mogelijk is.
5. De Hoge Raad heeft recent beslist op vergelijkbare herzieningsaanvragen.(1) De Hoge Raad gaat er daarbij van uit dat in de gevallen waarin in de periode van september 1997 tot en met maart 2006 een geuridentificatieproef door de geurhondendienst Noord- en Oost-Gelderland in de desbetreffende strafzaak is uitgevoerd, dit onderzoek - behoudens concrete aanwijzingen van het tegendeel - moet worden geacht te hebben plaatsgevonden in strijd met het voorschrift dat de hondengeleider de volgorde van de geurdragers niet kent. Dit brengt mee dat ervan moet worden uitgegaan dat het resultaat van die geuridentificatieproef in die gevallen niet als voldoende betrouwbaar kan gelden en dat daarom moet worden aangenomen dat het resultaat van die geuridentificatieproef niet zou zijn gebruikt voor het bewijs indien de rechter met de opgetreden onregelmatigheid bekend was geweest. Ingeval het resultaat van een onregelmatige geuridentificatieproef voor het bewijs van het desbetreffende tenlastegelegde feit is gebezigd en het niet aannemelijk is dat zonder deze uitkomst van de geuridentificatieproef de feitenrechter op grond van het beschikbare bewijsmateriaal tot een bewezenverklaring zou zijn gekomen, levert dat een ernstig vermoeden op dat de rechter de aanvrager ter zake zou hebben vrijgesproken.
6. In de onderhavige zaak zal dus moeten worden nagegaan welke rol het resultaat van de diverse geurproeven in de aan de bewezenverklaringen ten grondslag gelegde bewijsconstructies speelt.
7. Ten laste van de aanvrager is in het arrest waarvan herziening wordt verzocht onder 7 subsidiair bewezenverklaard een feit dat is gekwalificeerd als "medeplegen van opzetheling, meermalen gepleegd". Onder 1, 2, 3, 4 en 5 is bewezenverklaard dat:
"1.
hij op 04 juli 2003 te Wilp, gemeente Voorst, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [e-straat 1] heeft weggenomen en verrekijker (Bresser) en een fototoestel (Pentax) en een hoeveelheid geld en een portemonnee en horloges en een trouwring en een paspoort (op naam van [slachtoffer 1] ev [slachtoffer 2]) en een klok, toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming
2.
hij op 04 juli 2003 te Wilp, gemeente Voorst, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan het [a-straat 1] heeft weggenomen een laptop (IBM) en bankpassen en borden (onder meer Delfts blauwe borden) en medailles en horloges en een horlogeketting en manchetknopen en een dasspeld en een sigarendoos toebehorende aan [slachtoffer 3].
3.
hij op 27 juni 2003 te Olst, gemeente Olst-Wijhe, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [b-straat 1] heeft weggenomen fotocamera's (merken: Sigma en Canon en Fuji) en aktenkoffers en sieraden (onder meer horloges en manchetknopen en dasspelden en ringen en broches en halskettingen en armbanden) en een laptop (Toshiba) en een portemonnee, toebehorende aan [slachtoffer 4], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming
4.
hij op 06 juli 2003 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederechtelijke toeëigening uit eenw oning gelegen aan de [c-straat 1] weg te nemen geld en/of enig goed van verdachtes en diens mededader gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen door middel van braak, met zijn mededader, een ruit van voornoemde woning heeft ingeslagen met een koevoet, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
5.
hij op 03 juli 2003 te Deventer tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [d-straat 1] heeft weggenomen een verrekijker en een fotocamera (Sigma) en spaarpotten en sieraden (onder meer een of meerdere naamplaatarmbanden en ringen en oorbellen en een halsketting en een horloge) en een muntenverzameling en muntgeld en een doosje en consumptiebonnen, toebehorende aan [slachtoffer 6], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming"
8. Deze bewezenverklaringen steunen op de volgende bewijsmiddelen:
Ten aanzien van feit 1:
het als bijlage bij het (stam)proces-verbaal, genummerd PL0632/03-204362, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 3 september 2003 ondertekend door [verbalisant 1], brigadier van politie Team Recherche, District lJsselstreek, gevoegd proces-verbaal van aangifte met goederenbijlage, nummer PL0632/03-314203, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 4 juli 2003 ondertekend door [verbalisant 2] en [verbalisant 3], beiden agent van politie Team Brummen (blz. 124 e.v.), voor zover inhoudende als verklaring van de aangever door [slachtoffer 2], zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van inbraak en diefstal uit mijn woning aan [e-straat 1] te [plaats]. Het weggenomen goed behoort mij geheel in eigendom toe. Niemand had het recht of de toestemming het goed weg te nemen, noch om zich dit toe te eigenen door middel van braak. Ik kwam vandaag 4 juli 2003 om 17:00 uur thuis. 1k zag dat er allemaal glas op de grond lag. Ik heb alle vertrekken nagekeken en ik kon zien dat ze overal geweest waren. Modus Operandi - omschrijving:
Ruit aan de achterzijde van de woning die behoort bij de badkamer vernield en via de vernielde ruit naar binnen geklommen. Hele huis doorzocht en verschillende dingen meegenomen. en als goederenbijlage:
verrekijker (Bresser), fototoestel (Pentax), geld (€ 20,-), een portemonnee, horloge vestzak, horloge Palerma, horloge Certina, trouwring, paspoort op naam van [slachtoffer 1] e.v. [slachtoffer 2], klok, type Escort.
2 het als bijlage bij hot hiervoor onder I vermelde (stam)proces-verbaal, gevoegd proces-verbaal, nummer PL0632/03-314203, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 15 juli 2003 ondertekend door [verbalisant 1], voornoemd, voor zover inhoudende het ambtelijk verslag (blz. 132), als hierna zakelijk weergegeven:
Op 11 juli 2003 werden er in perceel [f-straat 1] te [plaats] 2 doorzoekingen van de woning verricht, in verband met een gepleegde gewapende overval te Bloemendaal. Er werden diverse goederen in beslag genomen.
Op 15 juli 2003 werden de goederen aan [slachtoffer 1] e.v. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 2] getoond. Zij herkenden de volgende goederen:
het paspoort op naam van [slachtoffer 1], horloge, merk Certina, verrekijker, merk Bresser, horloge vestzakmodel en horloge, merk Palerma.
3 een als bijlage bij het hiervoor onder I vermelde (stam)proces-verbaal, gevoegd proces-verbaal van verhoor, nummer PL0532/03-314203, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 17 juli 2003 ondertekend door [verbalisant 4] en [verbalisant 5], respectievelijk brigadier/rechercheur van politie, district lJsselstreek, en agent van politie Team Voorst, voor zover inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] (blz. 138 e.v.), zakelijk weergegeven:
betreffende inbraak in woning te [plaats] (zaak 03-314203):
Wij zijn in twee woningen geweest op vrijdag 4 juli 2003. Aan de zijkant van de woning zat een soort douche. De ruit heeft [aanvrager] verbroken met behulp van de koevoet die wij bij ons hadden. Door die kapotte ruit zijn wij naar binnen geklommen. Ik heb de slaapkamers doorzocht. Ik vond in de slaapkamer van de ouders sieraden. In de woonkamer heeft [aanvrager] gezocht. Wij hadden de tassen van die twee inbraken behoorlijk gevuld. Terug in de [f-straat 1] te [plaats] zag ik een verrekijker, een fototoestel, merk Pentax, geld, twee horloges en een paspoort van de mevrouw van het huis.
4 een als bijlage bij het hiervoor onder I vermelde (stam)proces-verbaal, gevoegd proces-verbaal van verhoor, nummer PL0632/03-3 14203, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 23 juli 2003 ondertekend door [verbalisant 4] en [verbalisant 5], beiden voornoemd, voor zover inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] (blz.140), zakelijk weergegeven:
Op een vrijdag kwamen [aanvrager] en [medeverdachte 1] bij mij aan huis. Ze lieten de goederen zien die in de koffer zaten. [Medeverdachte 1] zei dat ze gestolen waren. 1k zag sieraden, een verrekijker en een fotocamera.
Ten aanzien van feit 2:
5 een als bijlage bij het hiervoor onder I vermelde (stam)proces-verbaal, gevoegd procesverbaal van aangifte met goederenbijlage, nummer PL0632103-314265, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 4 juli 2003 ondertekend door [verbalisant 3], agent van politie Team Brummen, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 3], zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van inbraak en diefstal uit mijn woning aan [a-straat 1] [plaats]. Het weggenomen goed behoort mij geheel in eigendom toe. Niemand had het recht of de toestemming het goed weg te nemen, noch om zich dit toe te eigenen.
Ik kwam 4 juli 2003 om 18:30 uur thuis in mijn woning. Ik zag dat de achterdeur openstond. In de voorkamer miste ik zeven borden, zes Delfts blauwe en een polychrome. Voorts de laptop, drie medailles, twee pin passen van de Postbank.
en als goederenbijlage:
Computer, 2 bankpassen van de Postbank, 6 Delftsblauwe borden, 3 medailles, 2 horloges, horlogeketting, 2 manchetknopen, 1 dasspeld, 1 sigarendoos.
6 een als bijlage bij het hiervoor onder I vermelde (stam)proces-verbaal, gevoegd procesverbaal, nummer PL0632/03-31 4203, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 17 juli 2003 ondertekend door [verbalisant 4] en [verbalisant 5], beiden voornoemd, voor zover inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] (blz. 155 e.v.), zakelijk weergegeven:
betreffende diefstal uit de woning te [plaats] aan [a-straat 1] (zaak 03-314265):
[Aanvrager] en ik hebben ingebroken in een woning aldaar. We hoefden niets open te breken. Wij hadden een tas bij ons en in die tas zat nog een tas. Ik zag dat in de tas blauwe borden zaten. Ook hebben wij uit dat huis een gouden zakkettinghorloge meegenomen en een wit gouden zakkettinghorloge. Ik heb een laptop losgekoppeld. Ook vond ik een soort schilderij met daarop medailles. Boven vonden wij een sieradendoosje met manchetknopen en oorbellen. Ik heb de laptop meegenomen.
7 een als bijlage bij het hiervoor onder I vermelde (stam)proces-verbaal, gevoegd procesverbaal, nummer PL0632/03-3 14203, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 23 juli 2003 ondertekend door [verbalisant 4] en [verbalisant 5], beiden voornoemd, voor zover inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] (blz. 158), zakelijk weergegeven:
Op een vrijdag kwamen [aanvrager] en [medeverdachte 1] bij mij aan huis. Ze lieten de goederen zien die in de koffer zaten. [Medeverdachte 1] zei dat ze gestolen waren. Ik zag blauwe borden, een blauw doosje met sieraden, medailles.
8 een als bijlage bij het hiervoor onder I vermelde (stam)proces-verbaal, gevoegd procesverbaal, nummer 8.08.03.10.15., in de wettelijke vorm opgemaakt en op 8 augustus 2003 ondertekend door [verbalisant 6] en [verbalisant 7], respectievelijk speurhondengeleider, tevens brigadier van politie, werkzaam bij de technische recherche van de regiopolitie Twente en brigadier van politie, werkzaam bij de technische recherche van de regiopolitie Noord en Oost Gelderland, voor zover inhoudende het proces-verbaal van bevindingen (blz. 163 e.v.), zakelijk weergegeven:
Diefstal uit woning [a-straat 1] te [plaats];
Corpus delicti: geurmonster peddeltje, veiliggesteld 5 juli 2003.
Als conclusie:
Gezien het gedrag en de werkwijze van Rex bleek mij, Smid, dat Rex geurovereenkomst waarnam tussen het corpus delicti (geurmonster peddeltje) en de geurdragers welke waren vastgehouden door de verdachte [aanvrager].
Ten aanzien van feit 3:
9 een als bijlage bij het hiervoor onder I vermelde (stam)proces-verbaal, gevoegd procesverbaal van aangifte met goederenbijlage, nummer PLO4ZU/03-080728, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 27 juni 2003 ondertekend door [verbalisant 8], agent van politie regio IJsselland, District Zuid, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer 4] (blz. 169 e.v.), zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van inbraak en diefstal uit mijn woning aan de [b-straat 1] te [plaats]. Het weggenomen goed behoort mij geheel in eigendom toe. Niemand had het recht of de toestemming het goed weg te nemen, noch om dit te doen door middel van braak. Ik ben op 27 juni 2003 tussen 13:00 uur en 16:30 uur weggeweest. Van de rechterdeur van de twee tuindeuren was de ruit verbroken. Ook een ruitje van ongeveer 40 cm b 40 cm van hot venster naast de voordeur was verbroken. Het hele huis was doorzocht en diverse spullen waren weggenomen. Linksachter in de hoek naast het bureau in de computerkamer stonden twee aktekoffers. 00k deze koffers waren weggenomen.
en als goederenbijlage:
fotocamera's, van de merken Sigma, Canon en Fuji, sieradendoos, horloges, manchetknopen, dasspelden, ringen, broches, halskettingen, armbanden, laptop van het merk Toshiba, portemonnee
10 een als bijlage bij hot hiervoor onder I vermelde (stam)proces-verbaal, gevoegd proces-verbaal van verhoor, nummer PL0632103-314203, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 17 juli 2003 ondertekend door [verbalisant 4] en [verbalisant 5], beiden voornoemd, voor zover inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] (blz. 188 e.v.), zakelijk weergegeven:
In de maand juni ben ik met [aanvrager] en [medeverdachte 2] op pad geweest in een plaats dicht bij Deventer. Wij zijn daar heen gegaan op de fiets.
We zijn binnengekomen nadat ik een ruit van de woonkamer met behulp van een breekijzer had vernield. Ik ben als eerste naar binnen geklommen. Vervolgens kwamen de andere twee naar binnen. We hebben alle drie hot hele huis doorzocht.
Ik heb meegenomen een camera, fotocamera en een laptop van het merk Toshiba. Ik weet dat [aanvrager] sieraden uit dat huis heeft meegenomen. Ik heb een ring gezien, kettingen met parels, armbanden. [Medeverdachte 2] heeft ook goederen gestolen.
11 een als bijlage bij het hiervoor onder I vermelde (stam)proces-verbaal, gevoegd proces-verbaal van verhoor, nummer PL0632/03-31 4203, in do wettelijke vorm opgemaakt en op 17 juli 2003 ondertekend door [verbalisant 4] en [verbalisant 5], beiden voornoemd, voor zover inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] (blz. 191), zakelijk weergegeven:
Het was op vrijdagmiddag, ik denk 27 juni 2003. 1k weet dat wij daar twee aktekoffers hebben weggenomen. Deze koffers hebben wij achtergelaten op de plek waar onze fietsen stonden. Ik weet dat ik een ruitje van ongeveer 40 x 40 heb kapot gemaakt. Ik moest mij er doorheen wringen. Ik weet dat [aanvrager] een ruit van een grote deur heeft verbroken om uit de woning te gaan.
12 een als bijlage bij het hiervoor onder I vermelde (stam)proces-verbaal, gevoegd proces-verbaal van verhoor, nummer PL0632/03-314203, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 22 juli 2003 ondertekend door [verbalisant 5] en [verbalisant 1], beiden voornoemd, voor zover inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] (blz. 198), zakelijk weergegeven:
Een paar weken geleden ben ik samen met [aanvrager] en [medeverdachte 1] naar Diepenveen gefietst met zijn drieën. We zijn naar een vrijstaande woning gefietst. Ook deze woning heb ik u gisteren aangewezen. Het bleek te gaan om [b-straat 1] te [plaats]. In mijn woning aan de [f-straat] te [plaats] hebben we alles uit de tassen gehaald. 1k zag onder andere een antieken sieradendoosje met daarin ringen, kéttingen en horloges en fotocamera's.
13 een als bijlage bij het hiervoor onder I vermelde (stam)proces-verbaal, gevoegd procesverbaal, nummer 8.08.03.11 .45. in de wettelijke vorm opgemaakt en op 8 augustus 2003 ondertekend door [verbalisant 7] en [verbalisant 6], respectievelijk speurhondengeleider, tevens brigadier van politie, werkzaam bij de technische recherche van de regiopolitie Noord en Oost Gelderland en brigadier van politie, werkzaam bij de technische recherche van de regiopolitie Twente, voor zover inhoudende het proces-verbaal van bevindingen (blz. 202 e.v.), zakelijk weergegeven:
Diefstal uit de woning [b-straat 1],
Corpus delicti: deurklink.
Als conclusie:
Gezien het gedrag en de werkwijze van Max bleek mij, [verbalisant 7], dat Max geurovereenkomst waarnam tussen het corpus delicti (deurklink) en de geurdragers welke waren vastgehouden door de verdachte [aanvrager].
Ten aanzien van feit 4:
14 een als bijlage bij het hiervoor onder I vermelde (stam)proces-verbaal, gevoegd proces-verbaal van aangifte, nummer PLO4ZU/03-084525, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 6 juli 2003 ondertekend door [verbalisant 9], agent van politie regio lJsselland, District Zuid, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer 5] (blz. 208), zakelijk weergegeven:
Toen ik vandaag 5 (het hof leest: 6) juli 2003 thuiskwam vertelde mijn kleinzoon dat omstreeks 15:00 uur een raam is ingegooid in mijn huis, aan de [c-straat 1] te [plaats].
15 een als bijlage bij het hiervoor onder I vermelde (stam)proces-verbaal, gevoegd proces-verbaal van verhoor, nummer PL0632/03-314203, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 17 juli 2003 ondertekend door [verbalisant 4] en [verbalisant 5], beiden voornoemd, voor zover inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] (blz. 214 e.v.), zakelijk weergegeven:
[Aanvrager] en ik zijn naar die woning vlakbij de [f-straat] gegaan. Het leek alsof er niemand thuis was. [Aanvrager] ging vervolgens de inbraak doen. [aanvrager] zou met de koevoet de ruit inslaan. Hij moest twee keer slaan voordat er een barst in de ruit ontstond, waarna de ruit kapot is geknald. Door de knal kwam er een man aangerend uit de kas. Ik ben met [aanvrager] hard weggerend. Bij de woning wilden wij goederen meenemen.
16 een als bijlage bij het hiervoor onder I vermelde (stam)proces-verbaal, gevoegd proces-verbaal van verhoor, nummer PL0632/03-3 14203, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 22 juli 2003 ondertekend door [verbalisant 5] en [verbalisant 1], beiden voornoemd, voor zover inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] (blz. 218), zakelijk weergegeven:
Een aantal weken geleden kwam [aanvrager] bij mij thuis aan de [f-straat 1] te [plaats]. Hij liep naar de kamer waar [medeverdachte 1] was. Ik hoorde beiden met elkaar praten. Ik had gehoord dat ze ergens dichtbij wilden inbreken. [Aanvrager] en [medeverdachte 1] hebben een zwarte tas met een breekijzer en handschoenen meegenomen. Toen ze terugkwamen zag ik dat [medeverdachte 1] erg zenuwachtig was. Ze vertelden dat ze een ruit in hadden geslagen en dat er toen een man en een vrouw naar buiten waren gekomen. Ze waren door deze mensen betrapt. Ze vertelden dat ze de tas met handschoenen achter hadden gelaten en hard weg waren gerend.
17 een als bijlage bij het hiervoor onder I vermelde (stam)proces-verbaal, gevoegd procesverbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 6 juli 2003 ondertekend door [verbalisant 10], hoofdagent van politie regio IJsselland, District Zuid, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant betreffende het veiligstellen van sorteermateriaal (blz. 220), zakelijk weergegeven:
Op 6 juli 2003 heb ik onderzoek ingesteld nabij perceel [c-straat 1] te [plaats]. Naast de woning in de tuin werd een zwarte tas aangetroffen. Van het handvat van deze tas werd een geurdoek veiliggesteld.
18 een als bijlage bij het hiervoor onder I vermelde (stam)proces-verbaal, gevoegd procesverbaal, nummer 11 .08.03.12.00, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 11 augustus 2003 ondertekend door [verbalisant 11], speurhondengeleider, tevens brigadier van politie, werkzaam bij de technische recherche van de regiopolitie IJsselland en [verbalisant 6] en [verbalisant 7], beiden voornoemd, voor zover inhoudende als relaas van bevindingen (blz. 221 e.v.), zakelijk weergegeven:
Diefstal [c-straat 1] te [plaats],
Corpus delicti: geurmonster handvat tas, veiliggesteld op 6 juli 2003 door [verbalisant 10]. Als conclusie:
Gezien het gedrag en de werkwijze van Barry bleek mij, [verbalisant 11], dat Barry geurovereenkomst waarnam tussen het corpus delicti (geurmonster handvat tas) en de geurdragers welke waren vastgehouden door de verdachte [aanvrager].
Ten aanzien van feit 5:
19 een als bijlage bij het hiervoor onder I vermelde (stam)proces-verbaal, gevoegd proces-verbaal van aangifte met goederenbijlage, nummer PLO4ZU/03-083440, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 3 juli 2003 ondertekend door [verbalisant 12], hoofdagent van politie regio IJsselland, District Zuid, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer 6] (blz. 227 e.v.), zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van inbraak in onze woning aan de [d-straat 1] [plaats]. De weggenomen goederen behoren ons geheel in eigendom toe. Niemand had het recht of de toestemming om de goederen weg te nemen, noch om dit te doen door middel van het vernielen van een ruit en inklimming.
Op 3 juli 2003 omstreeks 13:00 uur heb ik als laatste de woning verlaten. Omstreeks 16:00 uur ontdekte een van mijn dochters dat er ingebroken was in de woning. Men is in de woning gekomen door een ruit aan de linkerzijkant van de woning te vernielen. Door het ontstane gat is men naar binnen geklommen. De dekenkist in de woonkamer was geopend en de tassen met de fotocamera en verrekijker waren eruit weggenomen. Men heeft een sigarendoosje met muntstukken weggenomen en een doosje met consumptiemunten. Twee spaarvarkens met muntgeld werden weggenomen. Twee doosjes met sieraden en een doosje met een horloge werden weggenomen.
Goederenbijlage: verrekijker, fotocamera Sigma, 3 spaarpotten, naamplaatarm banden, ringen, oorbellen, halsketting, horloge, muntenverzameling, muntgeld, doos, consumptiebonnen.
20 een als bijlage bij het hiervoor onder I vermelde (stam)proces-verbaal, gevoegd proces-verbaal van verhoor, nummer PL0623/03-314203, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 18 juli 2003 ondertekend door [verbalisant 1], voornoemd, en [verbalisant 13], brigadier van politie District lJsselstreek, voor zover inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] (blz. 237 e.v.), zakelijk weergegeven:
Ik heb u zojuist de woning [d-straat 1] [plaats] aangewezen als de woning waar ik met [aanvrager] een inbraak heb gepleegd. Wij namen vanuit de [f-straat 1] te [plaats] een koevoet mee. [Aanvrager] heeft aangebeld, maar er word niet open gedaan. Aan de linkerkant heeft [aanvrager] met de koevoet een ruit ingeslagen. Wij zijn beiden naar binnengeklommen. In de dekenkist vond ik een spiegelreflex camera (Sigma). Ook heb ik uit de kist een verrekijker meegenomen. Ik heb niet gezien wat [aanvrager] heeft weggenomen. Wij fietsten terug naar de [f-straat]. Volgens [aanvrager] waren de munten de enige goederen die hij had meegenomen. Zoals ik al had vermoed, blijkt nu dat [aanvrager] mij behoorlijk belazerd heeft."
9. Voor de feiten 1, 2, 3, 4 en 5 geldt dat de bewijsconstructie min of meer identiek is. De betrokkenheid van de aanvrager bij die feiten wordt telkens gestaafd door de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] die de aanvrager als mededader aanwijzen. Wat de feiten 1 en 5 betreft, blijft het daarbij.(2) Bij de feiten 2, 3 en 4 kon het Hof ook nog beschikken over de resulaten van geurproeven, die onder de bewijsmiddelen zijn opgenomen.
10. Blijkens het proces-verbaal van de destijds gehouden terechtzitting is door en namens de verdachte aangevoerd dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verdachte valselijk hadden beschuldigd van betrokkenheid bij de onderhavige feiten. Het lijkt erop dat het Hof de resultaten van de geurproeven (die niet nodig zijn om het bewijs sluitend te maken) heeft gebruikt ter weerlegging van dit verweer. Die resultaten zijn dan dus gebruikt om aan te geven waarom het Hof de verklaringen van de medeverdachten betrouwbaar heeft geacht. Dat betekent dat betoogd kan worden - zoals de aanvrager kennelijk doet - dat de onbetrouwbaarheid van de resulaten van de onreglementair uitgevoerde geurproeven ook het bewijs van de feiten 1 en 5 ondergraaft. Dat bewijs berust dan immers indirect - doordat het Hof op grond daarvan heeft aangenomen dat de gebezigde verklaringen van de medeverdachten betrouwbaar zijn - op die resultaten.
11. Ik zou dat betoog niet willen volgen. Het lijkt mij aannemelijk dat het Hof het meest voor de hand liggende argument - de resultaten van de geurproeven - heeft gebruikt om het gevoerde verweer te weerleggen. Daarmee is echter niet gezegd dat het Hof de verklaringen van de medeverdachten onbetrouwbaar zou hebben geacht als het niet over de resultaten van de geurproeven had beschikt. De mogelijke redenen die de verdachte ter zitting opgaf als verklaring waarom de medeverdachten hem valselijk zouden hebben beschuldigd, klinken namelijk weinig overtuigend. Dat de twee anderen hem een kwaad hart toedroegen, valt ook niet direct te rijmen met het feit dat ze met zijn drieën gebroederlijk samen in één huis woonden en ook samen - naar de verdachte heeft erkend (feit 7, bewijsmiddel 22) - sieraden naar de Stadsbank van Lening in Amsterdam brachten.
12. Het bewijs van feit 7 staat of valt mijns inziens in elk geval niet met de betrouwbaarheid van de geurproeven. De betrokkenheid bij dat feit is als gezegd door verdachte erkend.
13. Het komt mij dus voor dat het niet aannemelijk is dat de feitenrechter zonder de uitkomst van de geuridentificatieproeven op grond van het overig beschikbare bewijsmateriaal niet tot een bewezenverklaring zou zijn gekomen.(3) De onbruikbaarheid van de resultaten van de geuridentificatieproeven levert derhalve geen ernstig vermoeden op dat de rechter de aanvrager ter zake zou hebben vrijgesproken als hij met die onbruikbaarheid bekend was geweest.
14. Ik concludeer dat de Hoge Raad de aanvrage ongegrond zal verklaren.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Vgl. HR 22 april 2008, LJN BC9637; HR 10 juni 2008, LJN BD3443.
2 De betrokkenheid van aanvrager bij feit 5 berust zelfs uitsluitend op de verklaring van Ferreiro.
3 Vgl. HR 16 september 2008, LJN: BF0559, waarin het beschikbare andere bewijsmateriaal niet voldoende was.
Uitspraak 16‑12‑2008
Inhoudsindicatie
Herziening. Geurproefzaak.
16 december 2008
Strafkamer
nr. 08/00499 Hs
RR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 20 januari 2006, nummer 21/005036-04, ingediend door mr. D.H.W.M. Wolters, advocaat te Hoofddorp, namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983, thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Achterhoek", Huis van Bewaring "De Kruisberg" te Doetinchem.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft de aanvrager ter zake van 1., 3. en 5. telkens opleverende "diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming", 2. "diefstal door twee of meer verenigde personen", 4. "poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak" en 7. "medeplegen van opzetheling, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden. Bij arrest van de Hoge Raad van 11 december 2007, nr. 00066/07, is deze straf bepaald op elf maanden en een week.
2. De aanvrage tot herziening
2.1. De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrager voert daartoe aan dat zijn zaak destijds niet tot een veroordeling zou hebben geleid, indien de rechter bekend zou zijn geweest met de omstandigheid dat sprake is van gerede twijfel aan de betrouwbaarheid en wijze van uitvoering van de geuridentificatieproeven.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage ongegrond zal verklaren.
4. Achtergrond van de aanvrage
Aan de aanvrage is gehecht een brief van 19 maart 2007 van het Arrondissementsparket Zutphen gericht aan de aanvrager. In deze brief is de aanvrager een mededeling gedaan omtrent mogelijk onjuist uitgevoerde geuridentificatieproeven in de periode van september 1997 tot en met maart 2006 door de geurhondendienst Noord- en Oost-Gelderland. In deze periode zou de speurhondengeleider tijdens het afnemen van de geuridentificatieproef regelmatig, in afwijking van het vastgestelde protocol, vooraf op de hoogte zijn geweest van de sorteervolgorde van de geurbuisjes. Volgens het openbaar ministerie zou ook in de zaak van de aanvrager gebruik zijn gemaakt van een dergelijke geuridentificatieproef. De onderhavige aanvrage is naar aanleiding van deze mededeling ingediend.
5. Aan de beoordeling van de aanvrage voorafgaande beschouwing
5.1. De Hoge Raad heeft eerder geoordeeld dat in de gevallen waarin in de periode van september 1997 tot en met maart 2006 een geuridentificatieproef door de geurhondendienst Noord- en Oost-Gelderland in de desbetreffende strafzaak is uitgevoerd, dit onderzoek - behoudens concrete aanwijzingen van het tegendeel - moet worden geacht te hebben plaatsgevonden in strijd met het voorschrift dat de hondengeleider de volgorde van de geurdragers niet kent, hetgeen met zich brengt dat ervan moet worden uitgegaan dat het resultaat van die geuridentificatieproef in die gevallen niet als voldoende betrouwbaar kan gelden en dat aldus moet worden aangenomen dat het resultaat van de geuridentificatieproef niet zou zijn gebruikt voor het bewijs indien de rechter met de opgetreden onregelmatigheid bekend was geweest (vgl. HR 22 april 2008, LJN BC 8789).
5.2. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat onder een "minder zware strafbepaling" in de zin van art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv moet worden verstaan een strafbepaling die een minder zware straf bedreigt. Daaronder wordt niet verstaan de oplegging door de rechter van een andere (minder zware) sanctie.
5.3. Ingeval het resultaat van een onregelmatige geuridentificatieproef voor het bewijs van het desbetreffende tenlastegelegde feit is gebezigd en het niet aannemelijk is dat zonder deze uitkomst van de geuridentificatieproef de feitenrechter op grond van het beschikbare bewijsmateriaal tot een bewezenverklaring zou zijn gekomen, levert dat een ernstig vermoeden op dat de rechter de aanvrager terzake zou hebben vrijgesproken. In dat geval is derhalve sprake van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv.
6. Beoordeling van de aanvrage
6.1. De aanvulling op het verkorte arrest van het Hof als bedoeld in art. 365a, eerste lid, Sv is aan dit arrest gehecht. Voor de bewezenverklaringen van de onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde feiten wordt verwezen naar de aan dit arrest gehechte conclusie van de Advocaat-Generaal onder 7.
6.2. Uit deze aanvulling blijkt dat voor het bewijs van de onder 1, 5 en 7 bewezenverklaarde feiten enig resultaat van een geuridentificatieproef niet is gebezigd.
6.3. Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen kan met voldoende mate van aannemelijkheid worden afgeleid dat, ook zonder het resultaat van de geuridentificatieproeven in aanmerking te nemen, de aanvrager een van de personen is geweest die de onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd.
6.4. De in de aanvrage betrokken stelling dat, zou het Hof met de aan de geuridentificatieproeven klevende onvolkomenheden bekend zijn geweest, het "de overige zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen wellicht anders zou hebben beoordeeld" is geen omstandigheid van feitelijke aard die het ernstig vermoeden kan wekken dat het Hof op grond van het overige bewijsmateriaal niet tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten zou zijn gekomen.
6.5. Nu het bewezenverklaarde aldus ook zonder de resultaten van de geuridentificatieproeven uit het beschikbare bewijsmateriaal kan worden afgeleid, doet zich niet het hiervoor onder 5.3 bedoelde geval voor, zodat geen sprake is van een ernstig vermoeden dat het Hof de aanvrager van deze feiten zou hebben vrijgesproken.
De aanvrage is dus ongegrond en moet worden afgewezen.
7. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvrage tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren W.A.M. van Schendel en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 16 december 2008.