HR, 16-12-2008, nr. 07/10712
ECLI:NL:HR:2008:BF3290
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
16-12-2008
- Zaaknummer
07/10712
- LJN
BF3290
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2008:BF3290, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑12‑2008
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2008:BF3290
ECLI:NL:HR:2008:BF3290, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑12‑2008; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BF3290
- Vindplaatsen
RvdW 2009/133
RvdW 2009/133
Conclusie 16‑12‑2008
Inhoudsindicatie
Bewijsklachten. 1. De gebezigde bewijsmiddelen houden, vzv. van belang, niets in waaruit kan volgen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen een wapen en munitie van categorie II voorhanden heeft gehad. 2. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan niet zonder meer worden afgeleid dat, zoals is bewezenverklaard, verdachte t.t.v. het voorhanden krijgen van de auto (BMW X5) wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Nr. 07/10712
Mr. Vellinga
Zitting: 23 september 2008
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. Verdachte is door het Gerechtshof te Amsterdam wegens 1. "afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen" en "diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg, door twee of meer verenigde personen", 2. "diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg, door twee of meer verenigde personen" en "afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen", 3. "medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit wordt begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II en medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd", 4. subsidiair "opzetheling", en 5. "diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg" veroordeeld tot acht jaren gevangenisstraf.
2. Namens verdachte hebben mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer, beiden advocaat te Amsterdam, vijf middelen van cassatie voorgesteld.
3. Het eerste middel klaagt ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde voorhanden hebben van een wapen en munitie, dat niet zonder nadere toelichting uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen dat het betreft een wapen en munitie van categorie II als bedoeld in art. 2 Wet Wapens en Munitie (WWM).
4. Ten laste van de verdachte is onder 3 bewezenverklaard dat:
"hij op 17 juli 2005 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen een wapen van categorie II, te weten een pistool (compactcal. 9mm luger), en munitie van categorie II, te weten zeven patronen kaliber 9 mm luger, voorhanden heeft gehad"
5. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen
"1. Een proces-verbaal met nummer 2005166342-29 van 4 augustus 2005, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 5] (doorgenummerde pagina's 220-228).
Dit proces-verbaal houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 4 augustus 2005 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 1] (zich aanvankelijk voordoend als [betrokkene 1]):
Mijn naam is [betrokkene 1].
(...)
(tav feit 2/3)
U houdt mij verklaringen van [verdachte] voor over zondag 17 juli 2005. Ik had het pistool. Ik kreeg dat pistool van [verdachte], omdat ik dat "ding" zou gaan halen. Met dat ding bedoel ik die auto, die BMW X5. [Betrokkene 2] (het hof begrijpt: [betrokkene 2]) en [verdachte] stonden ongeveer 50 meter achter die BMW te wachten. Ik zou die BMW halen. Ik had het pistool om de eigenaar van de auto bang te maken, om zodoende de sleutels en die auto in bezit te krijgen. Dat pistool heb ik later achtergelaten in de door ons gestolen auto, toen wij moesten vluchten voor de politie.
Ik had een muts op. Ik ben naar die man toegelopen en ik zei tegen hem: "je autosleutels". Ik had het pistool zichtbaar voor het slachtoffer in mijn hand. Ik ben naar die auto toegelopen en heb de autosleutel aan [verdachte] gegeven. [Verdachte] stond toen al bij die BMW. [Verdachte] en ik stapten toen in die BMW. [Verdachte] zat achter het stuur en ik ernaast. Het pistool heb ik op de vloer gelegd. [Verdachte] startte de auto en wij reden weg.
2. De verklaring van de getuige [betrokkene 1], afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 12 oktober 2006.
Deze verklaring houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven:
Daar waar het in mijn verklaringen gaat over [betrokkene 2], bedoel ik [betrokkene 2], die ik zelf [betrokkene 2] noem."
en
"9. Een fotokopie van een proces-verbaal met nummer 2005174044-1 van 17 juli 2005, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6] (doorgenummerde pagina's 0046-0050).
Dit proces-verbaal houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 17 juli 2005 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van aangever [slachtoffer]:
Ik was op zondag 17 juli 2005 op de openbare weg, het Osdorpplein te Amsterdam. Ik reed in mijn BMW X5, kenteken [CC-00-DD], kleur zwart. Ik reed naar de ABN/AMRO bank om te pinnen. Ik had mijn card in de automaat gedaan en de code ingetoetst. Na het intoetsen van het gewenste bedrag stond er ineens een man naast me. Hij zei onmiddellijk: "Geef me je autosleutels of ik schiet". Ik zag dat hij in zijn rechterhand een wapen had. Ik zag en hoorde dat hij met zijn andere hand eraan zat en ik hoorde klik klik. Hij wees steeds van korte afstand, slechts enkele centimeters, in mijn richting. Ik vroeg hem: "Wat voor sleutels?". Hij zei: "Die van die X5, en ook je telefoon". Ik was bang. De man voelde aan mijn broekzakken en haalde de X5 sleutels uit mijn zak. Ik gaf hem zelf de telefoon, een Nokia. Ik was bang dat hij zou gaan schieten. De man rende naar mijn auto. Ik zag dat een andere man ook instapte en dat deze mannen met mijn auto wegreden. In mijn auto had ik ook: mijn rijbewijs, het kentekenbewijs deel 1 en deel 2 van de BMW, mijn pinpas van de ABN/AMRO bank, de BMWpas, mijn identiteitskaart NL en mijn ANWB Visacard. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven van het feit.
10. Een proces-verbaal met nummer 2005174044-18 van 20 juli 2005, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 7] (doorgenummerde pagina's 0109-0111).
Dit proces-verbaal houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 20 juli 2005 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [getuige 1]:
Op zondag 17 juli 2005 bevond ik mij op het Osdorpplein te Amsterdam. Ik zag dat een man hardlopend wegliep vanuit de richting van de pinautomaat van de ABN/AMRO bank. Ik zal deze man verder aanduiden als dader 1. Ik zag dat een andere man nog bij de pinautomaat stond. Ik zag dat dader 1 een muts droeg en waarschijnlijk zijn rechterhand onder zijn T-shirt hield, kennelijk om iets verborgen te houden. Ik zag dat hij inmiddels aangekomen was bij de ingang van de Dirk van den Broek. Ik zag dat daar een andere man kennelijk op hem stond te wachten. Ik zal deze man in het vervolg aanduiden als dader 2. Ik zag dat dader 1 aan dader 2 iets overhandigde. Ik zag dat dader 1 en 2 in een auto stapten van het merk BMW, type X5, kleur zwart. Ik zag dat dader 1 instapte op de bijrijderplaats en dader 2 achter het stuur plaats nam. Ik zag de auto met zeer hoge snelheid wegrijden over het Osdorpplein. Dader 1 droeg een muts.
11. Een proces-verbaal met nummer 2005166342 van 12 augustus 2005, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (doorgenummerde pagina's 259-260).
Dit proces-verbaal houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 12 augustus 2005 werd de getuige[getuige 1] middels een spiegelconfrontatie geconfronteerd met twee manspersonen. De getuige [getuige 1] verklaarde het volgende:
persoon I
De man waarmee u mij zojuist voor de spiegel heeft geconfronteerd, is de persoon die de Marokkaanse man heeft beroofd van zijn BMW X5. Ik weet zeker dat deze man bij de pinautomaat van de ABN/AMRO bank op het Osdorpplein de man heeft beroofd.
persoon II
De man waarmee u mij zojuist heeft geconfronteerd, herken ik als degene die bij de BMW X5 stond te wachten. Toen persoon I na de beroving van de Marokkaanse man bij de BMW aankwam, gaf hij iets aan persoon II. Daarna stapten beide mannen in. Persoon II bestuurde de BMW X5.
12. Een proces-verbaal met nummer 2005166342 van 12 augustus 2005, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (doorgenummerde pagina's 261-262).
Dit proces-verbaal houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 12 augustus 2005 werd[getuige 1] middels een spiegelconfrontatie geconfronteerd met twee verdachten van een carjacking gepleegd op 17 juli 2005. De personalia van de verdachten, aangeduid als persoon I en persoon II zijn:
Aangeduid als persoon I: [betrokkene 1] (valse naam), geb. op 26 november 1981.
Aangeduid als persoon II: [verdachte] [verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum].
13. Een proces-verbaal met nummer 2005166342-32 van 12 augustus 2005, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 3] (doorgenummerde pagina's 229-231).
Dit proces-verbaal houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 12 augustus 2005 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 1] (zich aanvankelijk voordoend als [betrokkene 1]):
Bij mijn aanhouding heb ik de naam [betrokkene 1] gebruikt. Bij eerder verhoor heb ik gezegd dat mijn echte naam [betrokkene 1] is.
14. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 12 oktober 2006.
Deze verklaring houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik ben op 17 juli 2005 met [betrokkene 2] (het hof begrijpt [betrokkene 2]) en [betrokkene 1] (het hof begrijpt: [betrokkene 1]) naar Osdorp gereden. [betrokkene 1] had een afspraak met [betrokkene 3]. Zij kregen het idee om een man van zijn BMW X5 te beroven.
15. Een proces-verbaal met nummer 2005166342-32 van 12 augustus 2005, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 3] (doorgenummerde pagina's 229-231):
Dit proces-verbaal houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 12 augustus 2005 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 1] (zich aanvankelijk voordoend als [betrokkene 1]):
Ik ben met [verdachte] en [betrokkene 2] (het hof begrijpt hier en hierna: [betrokkene 2]) naar Amsterdam gegaan op zondag 17 juli 2005. We waren daar heen met de auto van [verdachte]. Toen wij in de BMW wegreden vanaf het Osdorpplein zat [verdachte] achter het stuur. Ik pleegde de beroving. [Verdachte] stond te wachten bij die BMW en ik gaf hem de sleutels. [Verdachte] heeft ook de hele weg gereden tot aan de confrontatie met de politie. Het vuurwapen, een pistool van het merk Luger, een 9 mm, is van mij. Er zaten 6 of 7 scherpe patronen in het wapen. [Betrokkene 2] is mee geweest naar Amsterdam. Hij wist dat [verdachte] en ik een auto gingen roven.
16. Een proces-verbaal met nummer 2005174044-1 van 27 juli 2005, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 8] en [verbalisant 9] (doorgenummerde pagina's 207-209).
Dit proces-verbaal houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten:
Op 17 juli 2005 werden wij, verbalisanten, aangesproken door [slachtoffer], die verklaarde dat hij slachtoffer geworden was van een car-jacking. Wij verbalisanten hebben de signalementen van beide daders, het kenteken ([CC-00-DD]) en de rijrichting van de weggenomen BMW X5 onmiddellijk teruggekoppeld naar de meldkamer van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland. Wij, verbalisanten, hoorden dat de weggenomen BMW X5 met hoge snelheid was gesignaleerd op de rijksweg A4 richting Den Haag. De inzetcoördinator vertelde ons dat er een politiehelikopter in de lucht was. Na enige tijd hoorden wij, verbalisanten, dat er een verdachte was aangehouden en er een wapen in de BMW X5 was aangetroffen.
17. Een fotokopie van een proces-verbaal met nummer PL1581/2005/19231-9 van 17 juli 2005, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 10] (doorgenummerde pagina 69).
Dit proces-verbaal houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 17 juli 2005 werd door mij in een personenauto, een BMW type X5 voorzien van het kenteken [CC-00-DD] op de bodem voor de rechter voorstoel, een pistool aangetroffen. Het wapen betrof een pistool met het opschrift CZ 75D Compact cal. 9 mm luger. Hierbij bleek dat bij het verwijderen van de houder dat deze gevuld was met zeven scherpe patronen van het kaliber 9 mm luger.
18. Een schriftelijke weergave van een telefoongesprek op 24 juli 2005 om 11.36 uur (doorgenummerde pagina's 203-205).
Dit geschrift houdt - voor zover van belang en zakelijk weergegeven - onder meer in:
Telefoonnummer: [06-001]
In/Uitgaand: inkomend
[Verdachte] (het hof begrijpt: verdachte [verdachte]) wordt gebeld door [betrokkene 4].
[betrokkene 4]: maar je weet toch, ik heb dat ding nodig.
[verdachte]: ja ik weet het, maar er is iets gebeurd. (..) Wat er is gebeurd, de scotoes (politie) waren laatst achter ons toch?
(..)
[verdachte]: Maar die boy, waarmee ik was, die heeft die "sannie" (ding) ergens gezet. En ik weet niet waar hij het gezet heeft. Of dat ze hem mee hebben genomen met dat ding weet ik ook niet. Dus ik wacht, totdat hij weer terugkomt. Snap je. Ik weet nog geen eens hoe het met hem zit. Ik heb hem nog niet eens gesproken. Dus wanneer ik hem spreek, kan hij mij zeggen, daar is "het".
(..) [verdachte]: Ja, dus ik ga even kijken hoe ehh... ik wacht eerst tot die man me belt, om te kijken.... want ik zou die sannie gewoon terug brengen hoor, ik was ehhh... (door elkaar)... gebruik maken, want toevallig was die sannie in die "waggie" (auto) die dag. Enne ... scotoe (politie) reed achter ons. ... (ntv) achtervolging, helikopter alles.. dus ehh."
6. De bewijsmiddelen houden in dat verdachte een pistool met opschrift CZ 75D Compact cal. 9 mm Luger, gevuld met zeven scherpe patronen, voorhanden heeft gehad, dus een vuurwapen als bedoeld in art. 2 lid 1, Categorie III onder 1o WWM en munitie als bedoeld in art. 2 lid 2, Categorie III WWM. Voorzo ver in de tenlastelegging en bewezenverklaring wordt gesproeken van "categorie II" is dus onmiskenbaar sprake van een vergissing. (1) De Hoge Raad kan de bewezenverklaring onder 3 in zoverre verbeterd lezen dat is bewezenverklaard dat de verdachte een wapen en munitie van categorie III voorhanden heeft gehad. Door die verbeterde lezing wordt de aard en ernst van het bewezenverklaarde niet aangetast, zodat de verdachte daardoor niet in zijn belangen wordt geschaad.(2)
7. Het middel is tevergeefs voorgesteld.
8. Het vierde middel, dat ik doelmatigheidshalve voor het tweede en het derde middel bespreek, klaagt dat het Hof het onder 3 bewezenverklaarde voor zover het betreft het voorhanden hebben van de munitie, ten onrechte heeft gekwalificeerd als het meermalen plegen van het handelen in strijd met art. 26 lid 1 WWM.
9. Zoals hiervoor onder 4 is weergegeven is onder 3 onder meer ten laste van verdachte bewezenverklaard dat hij zeven patronen kaliber 9 mm luger voorhanden heeft gehad.
10. Het middel stelt terecht dat zowel één patroon als een aantal patronen worden aangemerkt als 'munitie' in de zin van de WWM, zodat de - onder meer - onder 3 bewezenverklaarde overtreding van het in art. 26 lid 1 WWM vervatte verbod op het voorhanden hebben van munitie slechts één bij art. 55 lid 1 WWM strafbaar gesteld feit oplevert.(3)
11. Het middel slaagt.
12. In geval de andere middelen - quod non - niet behoeven te leiden tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft het onder 3 bewezenverklaarde, kan de Hoge Raad, met vernietiging van de bestreden uitspraak in zoverre, de kwalificatie van het onder 4 bewezenverklaarde verbeteren. Terugwijzing naar het Hof voor de strafoplegging, nu dit feit niet meermalen maar éénmaal is gepleegd, behoeft dan niet te volgen. Gelet op de bewezenverklaarde feiten en de strafmotivering, moet worden aangenomen dat het Hof in de verbeterde kwalificatie geen aanleiding zou hebben gevonden tot het opleggen van een lagere straf.
13. Het tweede middel klaagt dat ter zake van de onder 4 bewezenverklaarde opzetheling van een personenauto (merk BMW, type X5), niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de personenauto wist dat het een door misdaad verkregen goed betrof.
14. Ten laste van de verdachte is onder 4 bewezenverklaard dat:
"hij op 23 april te Delft een personenauto (merk BMW, type X5) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof"
15. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"19. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 18 januari 2006.
Deze verklaring houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven:
Op 23 april 2005 heb ik in Delft in een BMW X5 gezeten. De tas met sportkleding die achter de passagiersstoel van de BMW is aangetroffen is van mij. Het doosje dat in de BMW is aangetroffen en waarop een vingerafdruk van mij is aangetroffen is van mij.
20. Een fotokopie van een proces-verbaal met nummer 2005009888-1 van 9 mei 2005, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina's 243-244).
Dit proces-verbaal houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten:
Op 23 april 2005 zagen wij een personenauto, een grijze BMW X5, kenteken [AA-00-BB] (vals/gestolen), geschatte waarde 60.000,- euro, rijden over de rijksweg A13 in de gemeente Delft. Bij controle van het kenteken van betreffend voertuig in de MDT (mobiele data terminal) bleek het kenteken afgegeven voor een Ford Escort. Hieruit concludeerden wij, verbalisanten, dat het gevoerde kenteken niet overeenkwam met het betreffende merk van het voertuig. Hierop gaven wij het voertuig een volgteken, waaraan de bestuurder van het voertuig niet voldeed. Hierop hebben wij de achtervolging ingezet. Na een achtervolging door de gemeente Delft, liet verdachte het voertuig op de Provinciale Weg in dé gemeente Delft achter en ging er te voet vandoor.
Goederen afkomstig van de vermoedelijke dader aangetroffen in voertuig: sporttas (achter passagiersstoel).
21. Een proces-verbaal van 10 augustus 2005, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina's 246-247).
Dit proces-verbaal houdt in, voorzover van belang én zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op zaterdag 23 april 2005 zag ik op de rijksweg A13 in de gemeente Rotterdam een grijze BMW X5 rijden met het kenteken [AA-00-BB]. Dit voertuig bleek, na controle in de Mobiele Data Terminal, gesignaleerd te staan. Voordat ik, verbalisant, dit voertuig een teken tot volgen gaf middels de verlichte transparant aan de achterzijde van het surveillancevoertuig, had ik de bestuurder van de BMW X5 al meerdere malen goed kunnen bekijken. Ik, verbalisant, werd namelijk ingehaald door de bestuurder van de BMW X5 en tevens heb ik enige tijd naast de BMW X5 gereden. In de BMW X5 zat 1 persoon (bestuurder). Deze bestuurder was in het donker gekleed en was van negroïde afkomst. De bestuurder van de BMW X5 negeerde het teken tot volgen richting het tankstation Ruyven, gelegen aan de A13 in de gemeente Delft en ging er met hoge snelheid vandoor. Hierop hebben mijn collega en ik de achtervolging ingezet en het voertuig gevolgd door de gemeente Delft. Op de provinciale weg gelegen in de gemeente Delft zag ik dat de bestuurder van de BMW X5 hard op de rem trapte en tot stilstand kwam. De bestuurder stapte uit en ging er te voet vandoor in de richting van de Sasboutstraat in de gemeente Delft.
Op 10 augustus 2005 werd ik middels de zogenaamde spiegelconfrontatie geconfronteerd met een persoon. Ik herken deze persoon als de bestuurder van de gesignaleerde BMW X5 die ik op 23 april 2005 op de Rijksweg A13 tot stilstand trachtte te brengen en waar ik honderden meters in de gemeente Delft achteraan heb gerend.
22. Een proces-verbaal met nummer 2005018953-1 van 10 augustus 2005, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2], met als bijlage een foto (doorgenummerde pagina's 248-249).
Dit proces-verbaal houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 5 augustus 2005 stelde ik een onderzoek in na aanleiding van een achtervolging van een gestolen BMW X5 op 23 april 2005 te Delft. De recherche in Amsterdam mailde mij een kleurenfoto van een manspersoon, waarvan zij vermoeden dat hij mogelijk de bestuurder zou kunnen zijn van genoemde BMW op 23 april 2005. Ik, verbalisant, bekeek de gemailde foto. Ik zag en herkende deze persoon als zijnde de bestuurde die op 23 april 2005 genoemde BMW bestuurde.
23. Een niet ondertekend proces-verbaal met nummer 2005166342 van 1 september 2005, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (doorgenummerde pagina's Al -AXIII).
Dit proces-verbaal houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 23 april 2005 heeft er een achtervolging plaatsgevonden betreffende een gestolen BMW X5. Uit onderzoek door de collega's van het korps landelijke politiedienst is gebleken dat het voertuig in Duitsland gestolen was en voorzien was van gestolen kentekenplaten afkomstig van een voertuig uit Delft.
Met betrekking tot de genoemde achtervolging op 23 april 2005 van de gestolen Duitse BMW, werden de twee collega's van de KLPD respectievelijk middels een confrontatiespiegel en een fotoconfrontatie geconfronteerd met de verdachte [verdachte]. Beide collega's herkenden elk afzonderlijk van elkaar de verdachte als de man die op 23 april 2005 in de gestolen BMW als bestuurder over de Rijksweg A13 ter hoogte van Delft reed en waarbij een sporttas in het voertuig was achtergebleven."
16. Uit de met betrekking tot feit 4 gebezigde bewijsmiddelen kan niet zonder nadere redengeving, die ontbreekt, worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de auto wist - zoals is bewezenverklaard - dat deze van misdrijf afkomstig was. De bewezenverklaring van feit 4 is derhalve niet naar de eis der wet met redenen omkleed.(4)
17. Het middel slaagt.
18. Het derde middel klaagt dat de bewezenverklaring van de onder 5 tenlastegelegde gekwalificeerde diefstal van een BMW niet naar de eis der wet met redenen is omkleed.
19. Ten laste van de verdachte is onder 5 bewezenverklaard dat:
"hij op 25 juni 2005 te 's-Gravenhage op de openbare weg de Wingerd, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (merk BMW, kenteken [EE-00-FF]) toebehorende aan [slachtoffer 2], welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, met hoge snelheid met die auto is weggereden, terwijl voornoemde [slachtoffer 2] zich op de motorkap van die auto bevond ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] vanaf de motorkap met zijn hoofd op de straat is gevallen."
20. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"24. De verklaring van de getuige [getuige 2], afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 12 oktober 2006.
Deze verklaring houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven:
[verdachte] is mijn partner. Het nummer van mijn mobiele telefoon is: [06-002].
25. Een proces-verbaal met nummer PL 1535/2005/30215-12 van 27 juni 2005, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 11] en [verbalisant 12] (doorgenummerde pagina's 288-290).
Dit proces-verbaal houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 27 juni 2005 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [slachtoffer 2]:
Ik heb mijn personenauto, merk BMW en voorzien van het kenteken [EE-00-FF] te koop gezet op het internet. De vraagprijs was € 31.950,-. Op 25 juni 2005, omstreeks 09.00 uur werd ik gebeld door een mij onbekende man op mijn mobiele telefoon. Mijn telefoonnummer van mijn mobiele telefoon is [06-003]. De man vertelde mij dat hij [betrokkene 1] heette. [Betrokkene 1] vroeg mij naar de BMW die ik te koop had gezet. Ik vroeg [betrokkene 1] naar zijn telefoonnummer en hij zei tegen mij dat hij mij zou terugbellen zodat zijn nummer bij mij bekend zou worden. Ongeveer 5 minuten later werd ik teruggebeld door dezelfde man, Ik herkende de stem van de man die mij belde als de stem van de man uit het gesprek van vijf minuten daarvoor. Het nummer dat in de display van mijn mobiele telefoon verscheen, heeft mijn vrouw doorgegeven aan de politie. [Betrokkene 1] bood mij een prijs van € 27000,- voor de BMW en zei dat hij naar de auto wilde komen kijken. Ik zei dat wij dan zouden onderhandelen over de prijs. We hebben afgesproken dat hij omstreeks 11.00 uur naar de auto zou komen kijken.
Omstreeks 10.30 werd ik weer gebeld op mijn mobiele telefoon door de man van de eerdere gesprekken. Hij vertelde mij dat hij bij de Mac Donalds was bij Ypenburg bij de afslag Nootdorp van de A13 en vroeg mij hem te komen ophalen. Toen ik bij de Mac Donalds aankwam, zag ik niemand. Op het moment dat ik mijn telefoon pakte, zag ik een man naast mijn auto staan. Ik vroeg de man of hij [betrokkene 1] was en hij knikte bevestigend. [Betrokkene 1] stapte in mijn auto en wij zijn naar mijn woning gereden.
Eenmaal bij mijn woning aangekomen, heb ik de auto de oprijlaan opgereden. Wij stapten uit de BMW.
Ik zag dat [betrokkene 1] weer in de BMW stapte op de bestuurdersplaats. Ik zag dat hij het portier dicht deed en tegelijkertijd met zijn andere hand de sleutel in het contact omdraaide en de auto startte. Dit ging allemaal heel snel. Ik zag dat [betrokkene 1] meteen met grote snelheid achteruit reed in mijn BMW. Ik ben direct achter mijn BMW aangerend en op het moment dat de BMW stilstond na te zijn gedraaid op de Wingerd, ben ik op de motorkap gesprongen. Ik heb meerdere keren geroepen dat hij moest stoppen. Ik hoorde dat [betrokkene 1] vol gas gaf en met hoge snelheid weg reed over de Wingerd. Ik ben ongeveer 10 meter meegesleurd. Ik viel van de motorkap af en kwam ten val op straat, waarbij ik met mijn hoofd op de straat terechtgekomen ben. Ik ben korte tijd buiten bewustzijn geweest. Op het moment dat ik bij kwam, was de BMW verdwenen.
Ik ben opgenomen in het ziekenhuis Westeinde te Den Haag. Ik heb heel veel hoofdpijn en pijn aan de linkerzijde ter hoogte van mijn slaap.
26. Een proces-verbaal met nummer PL 1535/2005/30215-5 van 26 juni 2005, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 11] (doorgenummerde pagina's 280-282).
Dit proces-verbaal houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 25 juni 2005 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [slachtoffer 2]:
Op 25 juni 2005 werd mijn man gebeld op zijn mobiele telefoon door een man die zich voorstelde als [betrokkene 1] (fon). Hij heeft twee keer gebeld; om 09.00 uur en 10.27 uur. Zijn nummer is [06-004]. De BMW X5 met het kenteken [EE-00-FF] staat op naam van mijn man (het hof begrijpt: [slachtoffer 2]).
27. Een proces-verbaal met nummer PL 1535/2005/30215-17 van 29 juni 2005, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 13] (doorgenummerde pagina's 306-307). Dit proces-verbaal houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 29 juni 2005 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [getuige 3]:
Op zaterdag 25 juni 2005, omstreeks 10.53 uur, reed ik in mijn personenauto in Den Haag. Op de kruising van de Guirlande en De Wingerd werd ik afgesneden door een BMW, die ik herkende als de auto die altijd bij [a-straat 1] voor de deur staat. Ik reed verder en zag een man op de grond liggen. Dit bleek later de eigenaar van de gestolen auto te zijn.
28. Een proces-verbaal met nummer 2005166342 van 4 januari 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (doorgenummerde pagina 596).
Dit proces-verbaal houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Uit de telefonische contacten op 25 juni 2005 t/m 22 juli 2005 tussen het mobiele telefoonnummer [06-004], in gebruik bij "[betrokkene 1]", en andere gebelde danwel inbellende communicatiemiddelen blijkt dat "[betrokkene 1]"meerdere specifieke relaties heeft die te relateren zijn aan [verdachte]. Uit een stemherkenning blijkt dat de "intro" van de voicemail van de [06-004] is ingesproken door [verdachte]. Ook uit de historische telefoongegevens van de [06-004] over de periode 27 mei t/m 24 juni 2005 blijkt dat er meerdere specifieke telefoonnummers naar voren komen die te relateren zijn aan [verdachte]. Vervolgens blijkt, door het vergelijken van het "actuele" telefoonoverzicht met het historische telefoonoverzicht van de [06-004], dat er dusdanige parallellen bestaan tussen beide overzichten, dat aangenomen kan worden dat we met een en hetzelfde relatienetwerk van doen hebben. Met name op grond van de combinatie, de frequentie en de tijdsduur van de specifieke relaties van [verdachte] (familie en vrienden) kan aangenomen worden dat de mobiele telefoon [06-004] alleen in gebruik is geweest bij [verdachte].
29. Historische gegevens van het nummer [06-004], als bijlage gevoegd bij een procesverbaal met nummer 2005166342 van 4 januari 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (doorgenummerde pagina 650).
Startdatum/tijd Einddatum/tijd A-nummer B-nummer duur
25-jun-2005 02:04:41 25-jun-2005 02:11:41 [06-002] [06-004] 7:00
25-jun-2005 02:17:00 25-jun-2005 02:33:45 [06-002] [06-004] 16:45
25-jun-2005 02:40:58 25-jun-2005 02:41:02 [06-004] [06-002] 0:04
25-jun-2005 02:51:49 25-jun-2005 02:55:34 [06-002] [06-004] 3:45
25-jun-2005 08:57:09 25-jun-2005 08:59:54 [06-004] [06-003] 2:45
25-jun-2005 09:01:40 25-jun-2005 09:03:09 [06-004] [06-003] 1:29
25-jun-2005 09:04:31 25-jun-2005 09:06:37 [06-004] [06-005] 2:06
25-jun-2005 10:28:20 25-jun-2005 10:29:20 [06-004] [06-003] 1:00
25-jun-2005 11:02:51 25-jun-2005 11:03:34 [06-004] [06-005] 0:43
25-jun-2005 11:54:34 25-jun-2005 11:55:21 [06-004] [06-005] 0:47
25-jun-2005 15:48:12 25-jun-2005 15:48:16 [06-002] [06-004] 0:04
26-jun-2005 17:10:43 26-jun-2005 17:10:47 [06-002] [06-004] 0:04
30. Een proces-verbaal met nummer 2005166342 van 4 januari 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (doorgenummerde pagina's 590-596, met als bijlage twee plattegronden).
Dit proces-verbaal houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Zaterdag 25 juni 2005
Op 25 juni 2005 heeft er in Den Haag een carjacking plaatsgevonden. De dader die zich "[betrokkene 1]" noemde heeft aangever [slachtoffer 2] telefonisch benaderd met het mobiele telefoonnummer [06-004]. Uit de historische gegevens van de [06-004] blijkt dat om 09.04 uur gebeld wordt naar [06-005] t.n.v. [betrokkene 5].
opmerking verbalisant: Uit onderzoek is gebleken dat het telefoonnummer [06-005] ten name staat van [betrokkene 5], wonende [b-straat 1] te [plaats]. Het mobiele telefoonnummer van [betrokkene 5] komt voor onder de naam "[betrokkene 5]" en "[betrokkene 5]" in de telefoonboeken van de later inbeslaggenomen mobiele telefoons van [verdachte].
Uit de historische gegevens van de [06-004] blijkt dat deze om 10.28/10.29 uur aanstraalt op paal 1623.1, volgens provider Telfort: Alexander Fleminglaan 1 te Delft.
opmerking verbalisant: De Alexander Fleminglaan te Delft ligt in de omgeving van de woning van [verdachte] aan de [c-straat] te Delft.
Uit de historische gegevens van de [06-004] blijkt, dat de [06-004] om 10.36 uur aanstraalt op paal 1573.1, volgens provider Telfort: Brasserkade 2 te Delft.
opmerking verbalisant: uit onderzoek blijkt dat de vestiging van de Mac Donalds aan de Kleveringweg 2 te Delft in de buurt ligt van de Brasserkade.
Uit de historische gegevens van de [06-004] blijkt dat er om 11.02 uur en 11.54 uur gebeld wordt naar telefoonnummer [06-005] t.n.v. [betrokkene 5]. De [06-004] straalt aan op palen 1608.2 en 546.2, volgens provider Telfort betreft het de Lange Kleiweg te Rijswijk en Motorwal 20-272 te Amsterdam.
opmerking verbalisant: De locatie Motorwal ligt vlakbij de [b-straat] alwaar [betrokkene 5] woonachtig is.
31. Een proces-verbaal met nummer 2005166342 van 6 januari 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (doorgenummerde pagina's 651-663).
Dit proces-verbaal houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Zaterdag 9 juli 2005
Uit de historische gegevens van de [06-001] in gebruik bij [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte [verdachte]) blijkt dat om 11.09 uur gebeld wordt naar [06-005] t.n.v. [betrokkene 5].
Uit de historische gegevens van de [06-001], in gebruik bij [verdachte], blijkt dat tussen 12.25 en 12.46 vijfmaal gebeld wordt naar [06-005] t.n.v. [betrokkene 5]."
Voorts heeft het Hof met betrekking tot het bewijs van feit 5 overwogen:
"Nadere bewijsoverweging
Het hof overweegt ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde het navolgende.
Uit de verklaring van aangever [slachtoffer 2] afgelegd bij de politie op 27 juni 2005 (pagina 288 ev) blijkt dat hij op 25 juni 2005 omstreeks 09.00 uur telefonisch wordt benaderd door een hem onbekende man, zich [betrokkene 1] noemend, die interesse toont in de door aangever te koop aangeboden BMW, type X5, met een vraagprijs van ruim € 30.000,-. Afgesproken wordt dat [betrokkene 1] die dag om 11 uur naar de auto zal komen kijken. Rond 10.30 uur wordt aangever wederom gebeld door de man die zich [betrokkene 1] noemt met het verzoek hem op te halen bij de Mac Donalds bij de afslag Nootdorp van de A13. De man die aldaar naar zijn auto toekomt, bevestigt [betrokkene 1] te zijn. Bij de woning van aangever gaat [betrokkene 1] er uiteindelijk (uit de verklaring van getuige [getuige 3] afgelegd bij de politie op 29 juni 2005 (pagina 306) leidt het hof af omstreeks 10.53 uur) met de auto van aangever vandoor, waarbij aangever lichamelijk letsel oploopt.
Uit de historische gegevens (pagina 623 ev) van het nummer [06-004], zoals toegelicht in het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot deze telecomgegevens (pagina 590 ev), blijkt dat de aangever [slachtoffer 2] met dat nummer is gebeld.
Nader onderzoek door de politie wijst uit dat de mobiele telefoon met het nummer [06-004] te herleiden is naar verdachte [verdachte]. Zo wordt de stem van de persoon die de voicemail boodschap van het nummer [06-004] heeft ingesproken herkend als die van verdachte (proces-verbaal van bevindingen van 27 oktober 2005, pagina 498) en blijkt uit de opgenomen en afgeluisterde gesprekken en historische gegevens van de betreffende mobiele telefoon dat de telefonische contacten tussen deze telefoon en andere gebelde danwel inbellende communicatiemiddelen toe te schrijven zijn aan personen die behoren tot het relatienetwerk van verdachte. Voorts komt het nummer [06-004] voor in het telefoonboek van de mededader van het onder 2 bewezenverklaarde feit, [betrokkene 2]; onder de vermelding '[...]' (het hiervoor genoemde proces-verbaal, pagina 596).
Verdachte ontkent ter terechtzitting in hoger beroep niet dat de telefoon die gebruikt is rond de wederrechtelijke toe-eigening van de auto (hierna vermeld als de carjacking) van 25 juni 2005 van hem is geweest, maar verklaart dat hij deze telefoon de avond tevoren, te weten op 24 juni 2005, is kwijtgeraakt. Verdachte verklaart dat hij een aantal keren met de telefoon van zijn vriendin [getuige 2] naar zijn eigen telefoon heeft gebeld, ten einde de verblijfplaats ervan te achterhalen, hetgeen contacten tussen zijn telefoon en die van zijn vriendin zouden verklaren.
Het hof acht het door verdachte gestelde niet aannemelijk. Zo blijkt uit het meergenoemd historisch overzicht van het telefoonnummer [06-004] dat het belgedrag van verdachte na het moment waarop hij verklaart de telefoon te zijn kwijtgeraakt niet wezenlijk veranderd is. De telefoon met bovenstaand nummer heeft in de nacht van 24 op 25 juni 2005 nog langdurig contact gehad met de telefoon eindigend op de cijfers -.... toebehorende aan zijn vriendin [getuige 2]; te weten 7 minuten op 25 juni om 02.04 uur en bijna 17 minuten op 25 juni om 02.17 uur. Hierna is er nog een kort uitgaand contact geweest van de telefoon van verdachte naar die van zijn vriendin waarna er ongeveer 10 minuten later om 02.51 uur wederom een (inkomend) contact van 03.45 minuten plaatsvindt met de telefoon van [getuige 2]; langdurige contacten die niet verklaard worden door het door verdachte gestelde, te weten dat hij contact zocht met zijn telefoon om de verblijfplaats ervan te achterhalen. Ook na de carjacking op 25 juni 2005 heeft de telefoon van [getuige 2] nog verscheidene malen getracht contact op te nemen met de (vanaf 25 juni 2005 omstreeks 12.00 uitgeschakelde) telefoon van verdachte, hetgeen moeilijk te rijmen is met de verklaring van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep dat hij zijn vriendin direct verteld heeft over het verlies van zijn telefoon.
Uit de stukken van het dossier kan daarnaast het navolgende worden afgeleid. Uit de historische gegevens blijkt, zoals hiervoor is vermeld, dat de telefoon met het nummer [06-004] heeft gebeld met de telefoon van aangever rond de tijdstippen vermeld in de aangifte. Hoewel het nummer [06-004] rond 9.00 uur aanstraalt op een paal in de buurt van Tilburg blijkt uit de gegevens dat de gsm om 10.28 uur, het tijdstip waarop degene die zich [betrokkene 1] noemt de aangever belt met het verzoek hem op te halen bij de Mac Donalds, aanstraalt op een paal aan de Alexander Fleminglaan te Delft, hetgeen in de nabije omgeving is van de woning van verdachte aan de [c-straat] te Delft. Rond 10.36 uur straalt de telefoon vervolgens aan op een paal in de buurt van de Mac Donalds te Delft, eveneens niet ver verwijderd van zijn woning.
Voorts kan uit voornoemde historische gegevens worden vastgesteld dat de telefoon met het nummer [06-004] zowel voor de carjacking om 09.04 uur als na de carjacking om 11.02 en 11.54 uur gebeld heeft met een telefoonnummer op naam van [betrokkene 5]. '[Betrokkene 1]' is dan kennelijk op weg naar deze [betrokkene 5] nu de telefoon van verdachte om 11.54 aanstraalt op een paal in de buurt van de woning van [betrokkene 5] voornoemd te Amsterdam. Het hof constateert dat deze [betrokkene 5] eveneens in beeld komt met betrekking tot het onder 1 bewezenverklaarde feit. Verdachte onderhoudt ook kort voor en na dàt feit telefonische contacten met [betrokkene 5] (pagina 698). Deze [betrokkene 5] is blijkens een door de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep overgelegd vonnis van 27 juli 2006 door de rechtbank te Amsterdam veroordeeld voor gewoonteheling van auto's uit het duurdere marktsegment.
Tenslotte kan worden opgemerkt dat het signalement dat aangever van '[betrokkene 1]' heeft verstrekt, verdachte niet uitsluit, terwijl ook de onderhavige zaak net als de bewezengeachte feiten 1 en 2 een carjacking van een dure auto betreft, uitgevoerd in het weekend, een periode waarin verdachte vanwege (weekend)verlof niet in de penitentiaire inrichting verbleef.
Uit voornoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang beschouwd, leidt het hof af dat de telefoon met het nummer [06-004] uitsluitend in gebruik is geweest bij verdachte en hij, als bezitter van deze telefoon, het onder 5 tenlastegelegde feit heeft gepleegd. Daarbij merkt het hof nog op dat de verdachte voor het feit dat zijn telefoon voor het maken van afspraken met het slachtoffer is gebruikt geen redelijke, de redengevendheid van voornoemd bewijsmateriaal ontzenuwende verklaring heeft gegeven, zoals hiervoor nader is overwogen."
21. Het middel bevat ten eerste de klacht dat het Hof in zijn bewijsoverweging ten onrechte heeft overwogen dat uit hetgeen verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard kan worden afgeleid dat hij zijn vriendin direct heeft verteld over het verlies van zijn telefoon en aldus die verklaring van verdachte heeft gedenatureerd. Deze klacht doelt, blijkens de toelichting, op 's Hofs nadere bewijsoverweging, voor zover inhoudende:
"Verdachte ontkent ter terechtzitting in hoger beroep niet dat de telefoon die gebruikt is rond de wederrechtelijke toe-eigening van de auto (hierna vermeld als de carjacking) van 25 juni 2005 van hem is geweest, maar verklaart dat hij deze telefoon de avond tevoren, te weten op 24 juni 2005, is kwijtgeraakt.
(...)
Ook na de carjacking op 25 juni 2005 heeft de telefoon van [getuige 2] nog verscheidene malen getracht contact op te nemen met de (vanaf 25 juni 2005 omstreeks 12.00 uitgeschakelde) telefoon van verdachte, hetgeen moeilijk te rijmen is met de verklaring van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep dat hij zijn vriendin direct verteld heeft over het verlies van zijn telefoon."
22. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 12 oktober 2006 houdt in dat de verdachte aldaar heeft verklaard, voorzover hier van belang:
"Ten aanzien van feit 5:
Ik heb mij niet schuldig gemaakt aan dit feit. De telefoon die de dader van de carjacking op 25 juni 2005 heeft gebruikt is inderdaad van mij geweest. Op de avond van 24 juni was ik de telefoon kwijt. Ik was thuis toen ik er achter kwam. Met de telefoon van [getuige 2] heb ik vervolgens naar mijn telefoon gebeld. Een of twee keer werd er opgenomen, maar werd er niets gezegd. De overige keren dat ik belde werd er niet opgenomen of kreeg ik de voice-mail. Familie en vrienden hebben ook mijn telefoon gebeld. Op een gegeven moment ben ik gestopt met bellen. Ik heb iedereen niet meteen laten weten dat ik mijn telefoon kwijt was. Alleen mensen zoals mijn vader en [getuige 3] wisten ervan."
23. Het Hof heeft het hiervoor onder 11 weergegeven onderdeel van de verklaring van de verdachte kennelijk en niet onbegrijpelijk aldus verstaan dat verdachte weliswaar niet meteen aan iedereen heeft laten weten dat hij zijn telefoon kwijt was zodra hij dat ontdekte, maar dat hij dat wel direct heeft verteld aan (onder meer) zijn vader en - zoals voor de hand lag omdat hij met haar telefoon zijn telefoon is gaan bellen toen hij ontdekte dat hij zijn telefoon miste - zijn vriendin [getuige 2]. Aldus heeft het Hof, anders dan het middel stelt, aan de verklaring van verdachte geen verdergaande of andere betekenis gegeven dan de betekenis die de verdachte daaraan heeft willen toekennen. Van (ontoelaatbare) denaturering is derhalve geen sprake.
24. Het middel faalt in zoverre.
25. Voorts klaagt het middel dat het terzake van feit 5 tot bewijs gebezigde proces-verbaal van politie, opgemaakt door opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (bewijsmiddel 28) - gelet op art. 344 lid 1 Sv - ontoelaatbare conclusies van de verbalisant bevat.
26. Het middel stelt terecht dat de in bedoeld proces-verbaal weergegeven mededeling van de verbalisant voor zover inhoudende dat "aangenomen kan worden dat we met een en hetzelfde relatienetwerk van doen hebben" en "kan aangenomen worden dat de mobiele telefoon [06-004] alleen in gebruik is geweest bij [verdachte]" ontoelaatbare conclusies van de verbalisant behelst. De klacht behoeft evenwel niet tot cassatie te leiden omdat deze conclusies geen dragend element vormen van de bewijsvoering van het Hof. De verdachte heeft immers zelf verklaard dat de telefoon met het nummer [06-004] aan hem tot kort voor het bewezenverklaarde feit aan hem toebehoorde, terwijl zijn verklaring dat hij de telefoon op 24 juni 2005 kwijt is geraakt door het Hof als kennelijk leugenachtig wordt aangemerkt zonder dat bij de motivering van dat oordeel bedoelde conclusies een rol spelen.
27. Voor het overige is het middel dus tevergeefs voorgesteld.
28. Het vijfde middel klaagt dat de redelijke termijn in cassatie is overschreden nu tussen het tijdstip waarop beroep in cassatie is ingesteld en dat waarop de stukken door de Hoge Raad zijn ontvangen meer dan twaalf maanden zijn verstreken.
29. De verdachte - die ten tijde van de aanzegging in verband met deze zaak in voorlopige hechtenis verbleef - heeft op 22 februari 2007 beroep in cassatie ingesteld. Blijkens een op de inventaris van de stukken geplaatst stempel zijn deze op 7 maart 2008 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen. Dat brengt mee dat de redelijke termijn is overschreden. Gelet op de mate van overschrijding van die termijn moet de straf dus worden verminderd.
30. Ambtshalve wijs ik voorts op het volgende. Verdachte - die ten tijde van de aanzegging in verband met deze zaak in voorlopige hechtenis verbleef - heeft (dus) op 22 februari 2007 beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad zal uitspraak doen nadat sedertdien meer dan 16 maanden zijn verstreken. Dat brengt eveneens mee dat in cassatie de redelijke termijn is overschreden, zodat gelet op de te verwachten mate van overschrijding van de termijn van zestien maanden ook om deze reden de straf moet worden verminderd.
31. Het middel slaagt.
32. Het eerste en het derde middel kunnen worden afgedaan met de in art. 81 RO bedoelde motivering.
33. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop het bestreden arrest zou dienen te worden vernietigd.
34. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft de voor het onder 3 bewezenverklaarde feit, gegeven kwalificatie en tot kwalificatie van het onder 3 bewezenverklaarde als
"medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit wordt begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III", en
"medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie",
tot vernietiging voor wat betreft het onder 4 bewezenverklaarde feit en voor wat betreft de strafoplegging, en in zoverre terugwijzing naar het Hof dan wel verwijzing naar een aangrenzend Hof teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, met verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Een tot de stukken van het geding behorend proces-verbaal van politie ten aanzien van de technische omschrijving van genoemd wapen en genoemde munitie, houdt in dat het aangetroffen wapen een wapen is in de zin van art. 2, lid 1, Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie (WWM) en dat het vuurwapen gevuld was met voor dat vuurwapen geschikte patronen/munitie (proces-verbaal van politie d.d. 21 juli 2005, nr. 2005174044, p. 112 van het doorgenummerde proces-verbaal).Dat ook het Openbaar Ministerie zich heeft vergist vindt steun in het ter terechtzitting in eerste aanleg van 18 januari 2006 door de officier van justitie gehouden requisitoir. Het aan het proces-verbaal van die zitting gehechte requisitoir houdt namelijk onder het kopje "Feit 2. Voorhanden hebben van vuurwapen. (...) [verdachte]" in:
"- Aantrefffen wapen/muts. Voor de passagierstoel wordt een geladen vuurwapen gevonden (...). Het betreft een cat. III wapen (p. 112).
- Wapenrapport: 9 mm Luger, 75 D compact (p. 112), met 7 scherpe patronen, p. 69"
2 Vgl. HR 11 januari 2005, LJN AR5101, HR 18 november 2003, LJN AJ0533 en HR 3 april 2007, LJNAZ7072 (niet gepubl.).
3 Vlg. HR 3 juni 1997, NJ 1997, 657 en HR 3 juli 2007, LJN BA5034.
4 Vgl. HR 4 maart 2008, LJN BC3667.
Uitspraak 16‑12‑2008
Inhoudsindicatie
Bewijsklachten. 1. De gebezigde bewijsmiddelen houden, vzv. van belang, niets in waaruit kan volgen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen een wapen en munitie van categorie II voorhanden heeft gehad. 2. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan niet zonder meer worden afgeleid dat, zoals is bewezenverklaard, verdachte t.t.v. het voorhanden krijgen van de auto (BMW X5) wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
16 december 2008
Strafkamer
Nr. 07/10712
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 13 februari 2007, nummer 23/000663-06, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Flevoland, locatie Lelystad" te Lelystad.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de kwalificatie van het onder 3 bewezenverklaarde en tot kwalificatie van het onder 3 bewezenverklaarde als in de conclusie vermeld, tot vernietiging wat betreft het onder 4 bewezenverklaarde en wat betreft de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing naar een aangrenzend hof teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, met verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel klaagt dat het onder 3 bewezenverklaarde, voor zover inhoudende dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen een vuurwapen en munitie van categorie II voorhanden heeft gehad niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen.
2.2. Ten laste van de verdachte is onder 3 bewezenverklaard dat:
"hij op 17 juli 2005 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen een wapen van categorie II, te weten een pistool (compactcal. 9mm luger), en munitie van categorie II, te weten zeven patronen kaliber 9 mm luger, voorhanden heeft gehad".
2.3. Deze bewezenverklaring steunt op de bewijsmiddelen die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 5. De gebezigde bewijsmiddelen houden, voor zover hier van belang, niets in waaruit kan volgen dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen een wapen en munitie van categorie II voorhanden heeft gehad.
2.4. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat de bewezenverklaring van het onder 4 subsidiair tenlastegelegde feit niet naar de eis der wet met redenen is omkleed, nu uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van het verwerven en voorhanden krijgen van de personenauto wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
3.2.1. Ten laste van de verdachte is onder 4 bewezenverklaard dat:
"hij op 23 april te Delft een personenauto (merk BMW, type X5) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof".
3.2.2. Deze bewezenverklaring steunt - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - op de volgende bewijsmiddelen:
a. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg van 18 januari 2006, voor zover inhoudende:
"Op 23 april 2005 heb ik in Delft in een BMW X5 gezeten. De tas met sportkleding die achter de passagiersstoel van de BMW is aangetroffen is van mij. Het doosje dat in de BMW is aangetroffen en waarop een vingerafdruk van mij is aangetroffen is van mij."
b. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Op 23 april 2005 zagen wij een personenauto, een grijze BMW X5, kenteken XTRL12 (vals/gestolen), geschatte waarde 60.000,- euro, rijden over de rijksweg A13 in de gemeente Delft. Bij controle van het kenteken van betreffend voertuig in de MDT (mobiele data terminal) bleek het kenteken afgegeven voor een Ford Escort. Hieruit concludeerden wij, verbalisanten, dat het gevoerde kenteken niet overeenkwam met het betreffende merk van het voertuig. Hierop gaven wij het voertuig een volgteken, waaraan de bestuurder van het voertuig niet voldeed. Hierop hebben wij de achtervolging ingezet. Na een achtervolging door de gemeente Delft liet verdachte het voertuig op de Provinciale Weg in de gemeente Delft achter en ging er te voet vandoor.
Goederen afkomstig van de vermoedelijke dader aangetroffen in voertuig: sporttas (achter passagiersstoel)."
c. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op zaterdag 23 april 2005 zag ik op de rijksweg A13 in de gemeente Rotterdam een grijze BMW X5 rijden met het kenteken [AA-00-BB]. Dit voertuig bleek, na controle in de Mobiele Data Terminal, gesignaleerd te staan. Voordat ik, verbalisant, dit voertuig een teken tot volgen gaf middels de verlichte transparant aan de achterzijde van het surveillancevoertuig, had ik de bestuurder van de BMW X5 al meerdere malen goed kunnen bekijken. Ik, verbalisant, werd namelijk ingehaald door de bestuurder van de BMW X5 en tevens heb ik enige tijd naast de BMW X5 gereden. In de BMW X5 zat 1 persoon (bestuurder). Deze bestuurder was in het donker gekleed en was van negroïde afkomst. De bestuurder van de BMW X5 negeerde het teken tot volgen richting het tankstation Ruyven, gelegen aan de A13 in de gemeente Delft en ging er met hoge snelheid vandoor. Hierop hebben mijn collega en ik de achtervolging ingezet en het voertuig gevolgd door de gemeente Delft. Op de provinciale weg gelegen in de gemeente Delft zag ik dat de bestuurder van de BMW X5 hard op de rem trapte en tot stilstand kwam. De bestuurder stapte uit en ging er te voet vandoor in de richting van de Sasboutstraat in de gemeente Delft.
Op 10 augustus 2005 werd ik middels de zogenaamde spiegelconfrontatie geconfronteerd met een persoon. Ik herken deze persoon als de bestuurder van de gesignaleerde BMW X5 die ik op 23 april 2005 op de Rijksweg A13 tot stilstand trachtte te brengen en waar ik honderden meters in de gemeente Delft achteraan heb gerend."
d. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 5 augustus 2005 stelde ik een onderzoek in na aanleiding van een achtervolging van een gestolen BMW X5 op 23 april 2005 te Delft. De recherche in Amsterdam mailde mij een kleurenfoto van een manspersoon, waarvan zij vermoeden dat hij mogelijk de bestuurder zou kunnen zijn van genoemde BMW op 23 april 2005. Ik, verbalisant, bekeek de gemailde foto. Ik zag en herkende deze persoon als zijnde de bestuurder die op 23 april 2005 genoemde BMW bestuurde."
e. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 3], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 23 april 2005 heeft er een achtervolging plaatsgevonden betreffende een gestolen BMW X5. Uit onderzoek door de collega's van het korps landelijke politiedienst is gebleken dat het voertuig in Duitsland gestolen was en voorzien was van gestolen kentekenplaten afkomstig van een voertuig uit Delft.
Met betrekking tot de genoemde achtervolging op 23 april 2005 van de gestolen Duitse BMW, werden de twee collega's van de KLPD respectievelijk middels een confrontatiespiegel en een fotoconfrontatie geconfronteerd met de verdachte [verdachte]. Beide collega's herkenden elk afzonderlijk van elkaar de verdachte als de man die op 23 april 2005 in de gestolen BMW als bestuurder over de Rijksweg A13 ter hoogte van Delft reed en waarbij een sporttas in het voertuig was achtergebleven."
3.3. Uit de hiervoor onder 4.2.2 weergegeven bewijsmiddelen kan niet zonder meer worden afgeleid dat, zoals is bewezenverklaard, de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de auto (BMW X5) wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. De bewezenverklaring van feit 4 is dus niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
3.4. Het middel is terecht voorgesteld.
4. Beoordeling van het derde middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat als volgt moet worden beslist, zodat de overige middelen geen bespreking behoeven.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ten aanzien van het onder 3 en 4 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 16 december 2008.