HR, 08-07-2008, nr. 00753/07 B
ECLI:NL:HR:2008:BC6734
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
08-07-2008
- Zaaknummer
00753/07 B
- LJN
BC6734
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Verkeersstrafrecht
Vermogensrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2008:BC6734, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑07‑2008
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2008:BC6734
ECLI:NL:HR:2008:BC6734, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑07‑2008; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BC6734
- Wetingang
- Vindplaatsen
NbSr 2008/294
Conclusie 08‑07‑2008
Inhoudsindicatie
Beslag. In een geval als i.c., dat er door wordt gekenmerkt dat de OvJ van oordeel is dat het belang van strafvordering het voortduren van het beslag niet vordert, dient de Rb de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende t.a.v. dat voorwerp moet worden beschouwd (vgl. HR LJN AD5966). Voor de te nemen beslissing had de Rb niet in het midden mogen laten of kan worden aangenomen dat klager bij de verkrijging van de bromfiets te goeder trouw is geweest. In het bevestigende geval immers zou de bromfiets ingevolge art. 3:86 BW aan hem dienen te worden teruggegeven, terwijl in het ontkennende geval de oorspronkelijke eigenaar in aanmerking kan komen om als redelijkerwijs rechthebbende te worden aangemerkt. In dit beklag speelt de vraag of voor de onderhavige bromfiets een kenteken kan worden afgegeven geen beslissende rol.
Nr. 00753/07 B
Mr. Vellinga
Zitting: 29 januari 2008
Conclusie inzake:
[klager]
1. Bij beschikking van 2 februari 2007 heeft de Rechtbank te 's Hertogenbosch het beklag gericht tegen het voornemen tot teruggave van een inbeslaggenomen snorfiets aan een ander dan de beslagene, ongegrond verklaard.
2. Namens verzoeker heeft mr. R.F. Thunnissen, advocaat te 's-Gravenhage, één middel van cassatie voorgesteld.
3. De Rechtbank heeft het beklag gericht tegen het voornemen tot teruggave van een inbeslaggenomen auto aan een ander dan de verzoeker als beslagene ongegrond verklaard op de volgende gronden:
"In openbare raadkamer heeft de gemachtigde van [klager] aangevoerd dat [klager] op 30 april 2004 volledig te goeder trouw voornoemde snorfiets heeft gekocht van [betrokkene 1] te [plaats A] en dat [betrokkene 2] geen beroep meer toekomt op het bepaalde in artikel 3:86, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, nu deze [betrokkene 2] zijn eigendom niet binnen 3 jaar heeft opgeëist. De gemachtigde van [klager] voert tevens aan dat voornoemde snorfiets om deze reden dient te worden geretourneerd aan [klager] in plaats van aan de oorspronkelijke eigenaar [betrokkene 2].
De rechtbank is van oordeel, dat uit de stukken voldoende is komen vast te staan, dat onderhavige snorfiets tussen 17 en 18 januari 2003 van de toenmalige eigenaar [betrokkene 2] is gestolen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de oorspronkelijke eigenaar [betrokkene 2] geen beroep meer toekomt op het bepaalde in artikel 3:86, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, nu hij zijn eigendom niet binnen 3 jaar heeft opgeëist. Wat er verder ook zij van de eventuele goede trouw aan de kant van klager, hetwelk de rechtbank gelet op de stukken niet aanstonds aanneemt, acht de rechtbank het niet verantwoord dat de gestolen snorfiets terugkeert in het maatschappelijk verkeer, aangezien aan voornoemde snorfiets nimmer een kenteken zal worden afgegeven. Gelet op het voorgaande komt voornoemde inbeslaggenomen snorfiets naar het oordeel van de rechtbank in aanmerking om te worden onttrokken aan het verkeer."
4. Het middel klaagt dat de Rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat voor een gestolen voertuig nimmer meer een kenteken kan worden opgegeven.
5. Volgens de Rechtbank zal voor de snorfiets nimmer een kenteken worden opgegeven ongeacht de vraag of verzoeker bij de verkrijging van de snorfiets te goeder trouw was.
6. Art. 3:86 BW luidt - voor zover van belang - :
1. Ondanks onbevoegdheid van de vervreemder is een overdracht overeenkomstig artikel 90, 91 of 93 van een roerende zaak, niet-registergoed, of een recht aan toonder of order geldig, indien de overdracht anders dan om niet geschiedt en de verkrijger te goeder trouw is.
2. (...).
3. Niettemin kan de eigenaar van een roerende zaak, die het bezit daarvan door diefstal heeft verloren, deze gedurende drie jaren, te rekenen van de dag van de diefstal af, als zijn eigendom opeisen, tenzij:
a. de zaak door een natuurlijke persoon die niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf handelde, is verkregen van een vervreemder die van het verhandelen aan het publiek van soortgelijke zaken anders dan als veilinghouder zijn bedrijf maakt in een daartoe bestemde bedrijfsruimte, zijnde een gebouwde onroerende zaak of een gedeelte daarvan met de bij het een en ander behorende grond, en in de normale uitoefening van dat bedrijf handelde; of
b. het geld dan wel toonder- of orderpapier betreft.
7. De Rechtbank stelt vast dat de bestolene niet binnen drie jaar na het verlies van het bezit van de snorfiets door diefstal zijn eigendom heeft opgevorderd. Dit betekent dat verzoeker, indien hij bij de verkrijging van de snorfiets onder bezwarende titel(1) te goeder trouw was, ingevolge art. 3:86 lid 1 BW eigenaar van de snorfiets is geworden, ook al heeft hij deze verkregen van een beschikkingsonbevoegde. Waarom voor deze snorfiets aan deze eigenaar geen kenteken zou kunnen worden opgegeven heb ik niet kunnen vinden. Het gestolen zijn van een kentekenplichtig voertuig kan leiden tot ongeldigverklaring van het kentekenbewijs (art. 58 lid 2 onder e WVW 1994, art 37 lid 1 onder f Kentekenreglement). Daarmee is echter niet gezegd dat aan iemand die het gestolen voertuig nadien in eigendom heeft verkregen geen kenteken zou kunnen worden opgegeven.(2) Zou het hem worden geweigerd louter op de grond dat het voertuig ooit gestolen is, dan zou dat betekenen dat het bepaalde in art. 3:86 lid 1 BW tot op zekere hoogte van zijn betekenis wordt beroofd omdat het voertuig door de eigenaar niet overeenkomstig zijn bestemming kan worden gebruikt. In navolging van de Officier van Justitie miskent de Rechtbank dan ook dat de wetgever bij de afweging van de belangen van de gestolene en de te goeder trouw zijnde verkrijger onder bezwarende titel er uiteindelijk(3) voor heeft gekozen dat een verkrijger te goeder trouw na drie jaar eigenaar van het aan de oorspronkelijk eigenaar ontstolen voorwerp wordt.
8. Voorts merk ik op dat het oordeel van de Rechtbank geen steun vindt in art. 49 lid 2 onder b WVW1994. Deze bepaling houdt immers in dat afgifte van een kentekenbewijs kan worden geweigerd indien uit het kentekenregister blijkt(4) dat de eigenaar of houder van een motorrijtuig of een aanhangwagen onvrijwillig de beschikkingsmacht over dat voertuig heeft verloren, niet dat die afgifte in dat geval wordt geweigerd.
10. Het middel slaagt.
11. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop de bestreden beschikking zou dienen te worden vernietigd.
12. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en verwijzing naar het gerechtshof te 's Hertogenbosch teneinde op het bestaande beklag opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Volgens verzoeker heeft hij de snorfiets gekocht voor € 675,--. De Rechtbank laat de juistheid van deze bewering in het midden. Derhalve moet van de juistheid daarvan in cassatie worden uitgegaan.
2 Desgevraagd deelde de RDW mee "dat een kentekenbewijs kan worden verstrekt aan de aanvrager die niettegenstaande het diefstalsignaal met een [ge]rechterlijk[e] uitspraak kan aantonen dat hij daartoe op grond van een eigendomsrecht gerechtigd is, al zal dit in de praktijk niet snel voorkomen."
3 Zie voor een overzicht van de omvangrijke geschiedenis van art. 3:86 BW, Asser, Goederenrecht, I Algemeen goederenrecht, vijftiende druk, nrs. 322-327.
Uitspraak 08‑07‑2008
Inhoudsindicatie
Beslag. In een geval als i.c., dat er door wordt gekenmerkt dat de OvJ van oordeel is dat het belang van strafvordering het voortduren van het beslag niet vordert, dient de Rb de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende t.a.v. dat voorwerp moet worden beschouwd (vgl. HR LJN AD5966). Voor de te nemen beslissing had de Rb niet in het midden mogen laten of kan worden aangenomen dat klager bij de verkrijging van de bromfiets te goeder trouw is geweest. In het bevestigende geval immers zou de bromfiets ingevolge art. 3:86 BW aan hem dienen te worden teruggegeven, terwijl in het ontkennende geval de oorspronkelijke eigenaar in aanmerking kan komen om als redelijkerwijs rechthebbende te worden aangemerkt. In dit beklag speelt de vraag of voor de onderhavige bromfiets een kenteken kan worden afgegeven geen beslissende rol.
8 juli 2008
Strafkamer
nr. 00753/07 B
SG/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch van 2 februari 2007, nummer RK 06/1674, op een beklag als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[klager], geboren op [geboortedatum] 1955 te [geboorteplaats], domicilie kiezende te 's-Gravenhage.
1. De bestreden beschikking
De Rechtbank heeft het door de klager ingediende beklag ongegrond verklaard.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. R.F. Thunnissen, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch teneinde op het bestaande beklag opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel strekt ertoe te betogen dat de Rechtbank de bromfiets ten onrechte niet aan de klager heeft teruggeven.
3.2. De bestreden beschikking houdt onder meer in:
"In openbare raadkamer heeft de gemachtigde van klager aangevoerd dat klager op 30 april 2004 volledig te goeder trouw voornoemde snorfiets heeft gekocht van [betrokkene 1] te [plaats A] en dat [betrokkene 2] geen beroep meer toekomt op het bepaalde in artikel 3:86, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, nu deze [betrokkene 2] zijn eigendom niet binnen 3 jaar heeft opgeëist. De gemachtigde van klager voert tevens aan dat voornoemde snorfiets om deze reden dient te worden geretourneerd aan klager in plaats van aan de oorspronkelijke eigenaar [betrokkene 2].
De rechtbank is van oordeel, dat uit de stukken voldoende is komen vast te staan, dat onderhavige snorfiets tussen 17 en 18 januari 2003 van de toenmalige eigenaar [betrokkene 2] is gestolen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de oorspronkelijke eigenaar [betrokkene 2] geen beroep meer toekomt op het bepaalde in artikel 3:86, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, nu hij zijn eigendom niet binnen 3 jaar heeft opgeëist. Wat er verder ook zij van de eventuele goede trouw aan de kant van klager, hetwelk de rechtbank gelet op de stukken niet aanstonds aanneemt, acht de rechtbank het niet verantwoord dat de gestolen snorfiets terugkeert in het maatschappelijk verkeer, aangezien aan voornoemde snorfiets nimmer een kenteken zal worden afgegeven. Gelet op het voorgaande komt voornoemde inbeslaggenomen snorfiets naar het oordeel van de rechtbank in aanmerking om te worden onttrokken aan het verkeer."
3.3. In een geval als het onderhavige, dat er door wordt gekenmerkt dat de Officier van Justitie van oordeel is dat het belang van strafvordering het voortduren van het beslag niet vordert, dient de Rechtbank de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd (vgl. HR 25 september 2001, LJN AD5966, NJ 2002, 109).
3.4. Voor de te nemen beslissing had de Rechtbank niet in het midden mogen laten of kan worden aangenomen dat de klager bij de verkrijging van de bromfiets te goeder trouw is geweest. In het bevestigende geval immers zou de bromfiets ingevolge art. 3:86 BW aan hem dienen te worden teruggegeven, terwijl in het ontkennende geval de oorspronkelijke eigenaar in aanmerking kan komen om als redelijkerwijs rechthebbende te worden aangemerkt. In dit beklag speelt de vraag of voor de onderhavige bromfiets een kenteken kan worden afgegeven geen beslissende rol.
3.5. Het middel slaagt.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema, B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 juli 2008.