NJ 2008, 181
HR, 18-03-2008, nr. 00605/07 P
HR 18-03-2008, ECLI:NL:HR:2008:BC6732
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
18 maart 2008
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohamn, W.A.M. van Schendel, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
00605/07 P
- Conclusie
A-G Vellinga
- LJN
BC6732
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Sancties
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2008:BC6732, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑03‑2008
ECLI:NL:HR:2008:BC6732, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑03‑2008
Beroepschrift, Hoge Raad, 03‑05‑2007
- Wetingang
Essentie
Profijtontneming en dood veroordeelde. Mede gelet op de wetsgeschiedenis van art. 36e Sr moet art. 69 Sr aldus worden uitgelegd dat door de dood van de betrokkene (mede) het recht vervalt tot het tegen hem aanvangen of voortzetten van een procedure tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Volgt alsnog niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in diens vordering.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's‑Gravenhage van 18 juni 2003, nummer 22/000521-03, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van P.H.C.S. Adv. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.