Einde inhoudsopgave
RvdW 2007, 892
HR, 16-10-2007, nr. 01695/07 U
HR 16-10-2007, ECLI:NL:HR:2007:BB5361
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
16 oktober 2007
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, J.P. Balkema, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
01695/07 U
- Conclusie
wnd. A-G Bleichrodt
- LJN
BB5361
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Internationaal strafrecht / Uitlevering en overlevering
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2007:BB5361, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑10‑2007
ECLI:NL:HR:2007:BB5361, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑10‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑08‑2007
- Wetingang
EVRM art. 1; Uitleveringswet art. 4 lid 1
Essentie
Vertrouwensbeginsel binnen uitleveringsprocedure.
Vervolgingsuitlevering aan Griekenland. Vertrouwensbeginsel. De toezegging ‘Nederland levert geen Nederlanders uit’ kan op zichzelf niet tot een ontoelaatbaarverklaring door de rechter leiden (vgl. HR LJN ZD1620, NJ 1999, 775). Binnen de uitleveringsprocedure staat ter beoordeling van de rechter of de uitlevering gelet op de toepasselijke verdragsbepalingen toelaatbaar is. De Rb. heeft het verweer dus terecht verworpen.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank te Rotterdam van 20 april 2007, nummer RK 04/227, op een verzoek van de Republiek van Griekenland tot uitlevering van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.