RvdW 2007, 114
Verdeling wederrechtelijk voordeel over de daders onvoldoende gemotiveerd.
HR 16-01-2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ3305
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
16 januari 2007
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, A.J.A. van Dorst, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
00876/06P
- Conclusie
A-G Machielse
- LJN
AZ3305
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Sancties
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2007:AZ3305, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑01‑2007
ECLI:NL:HR:2007:AZ3305, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑01‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 12‑06‑2006
- Wetingang
Sr art. 36e
Essentie
Profijtontneming. Veroordeelde heeft samen met een onbekende mededader en een medeplichtige een bankroof gepleegd. Omdat het hof niet heeft kunnen vaststellen welk voordeel de medeplichtige heeft verkregen is de ontnemingsvordering tegen de medeplichtige afgewezen. Het Hof is ervan uitgegaan dat de veroordeelde en zijn onbekende mededader de buit hebben gedeeld. Dit oordeel behoeft nadere motivering.
Voorgaande uitspraak
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 18 februari 2005, nummer 20/000974–02, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van A.W.B. Adv. mr. R. Zilver te Nieuwegein.