HR, 31-10-2006, nr. 02450/05
ECLI:NL:HR:2006:AY0107
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
31-10-2006
- Zaaknummer
02450/05
- LJN
AY0107
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2006:AY0107, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 31‑10‑2006
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2006:AY0107
ECLI:NL:HR:2006:AY0107, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 31‑10‑2006; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2006:AY0107
- Wetingang
- Vindplaatsen
NbSr 2006/478
Conclusie 31‑10‑2006
Inhoudsindicatie
HR herhaalt toepasselijke overwegingen uit HR NJ 2003, 544. I.c. heeft de AG bij het hof ter terechtzitting aangegeven dat het OM niet tot een transactieaanbod is overgegaan i.v.m. recidive. Het hof heeft die beslissing van het OM – naar in cassatie tot uitgangspunt moet worden genomen – aangemerkt als een verzuim. Dit verzuim behoeft echter niet te leiden tot de niet-ontvankelijkverklaring van het OM in de vervolging. In hetgeen ook in HR NJ 2003, 544 is vooropgesteld wordt immers niet uitgesloten dat daarvan ook in andere gevallen dan het aldaar genoemde geval kan worden afgezien. In aanmerking genomen dat het hof verdachte een straf heeft opgelegd overeenkomstig het toepasselijke transactieaanbod, geeft zijn oordeel dat er i.c. geen grond is het OM niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is het evenmin onbegrijpelijk.
Nr. 02450/05
Mr. Vellinga
Zitting: 27 juni 2006.
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Verdachte is door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch wegens "overtreding van het bepaalde bij artikel 2.4.8, eerste lid van de Algemene Plaatselijke Verordening Eindhoven" veroordeeld tot een geldboete van € 40,- subsidiair 1 dag hechtenis.
2. Namens verdachte heeft mr. J.C. Oudijk, advocaat te Venlo, één middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte het Openbaar Ministerie ontvankelijk heeft verklaard in de vervolging nu het in strijd met de toepasselijke richtlijn geen transactievoorstel aan verdachte heeft gedaan, maar in plaats daarvan in beide feitelijke instanties twee dagen hechtenis heeft gevorderd, hetgeen in strijd is met het vertrouwens- en gelijkheidsbeginsel, althans dat het Hof een daartoe gevoerd verweer onbegrijpelijk gemotiveerd heeft verworpen.
4. Aan verdachte is bij inleidende dagvaarding tenlastegelegd dat hij op of omstreeks 12 juli 2003 in de gemeente Eindhoven op de weg die deel uitmaakt van een door de burgemeester en wethouders aangewezen gebied, de Rechtestraat, alcoholhoudende drank heeft genuttigd en/of (een) aangebroken fles(sen), blikje(s) en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich heeft gehad.
5. Het proces-verbaal ter terechtzitting in hoger beroep van 6 april 2005 houdt onder meer het volgende in:
"De tot verdediging gemachtigde raadsman verklaart - zakelijk weergegeven -:
Gezien het arrest van de hoge raad - bekend onder NJ2003-65 - heeft het openbaar ministerie gefaald het heeft mijn cliënt geen transactievoorstel gedaan. Ik ben dan ook van mening dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaart.
De advocaat-generaal rekwireert en voert daarbij het volgende aan:
Gelet op de recidive heeft het openbaar ministerie geen transactievoorstel gedaan maar 2 dagen hechtenis gevorderd. Ik hoor u zeggen dat er geen specifieke recidive is op het betreffende punt waarvoor verdachte hier terechtstaat."(1)
6. Het Hof heeft blijkens zijn mondeling arrest het volgende overwogen:
"Ontvankelijkheid.
Door de raadsman is betoogd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk moet worden verklaard waar het openbaar ministerie aan verdachte geen transactievoorstel heeft gedaan.
Nu door het openbaar ministerie zonder nadere redengeving aan verdachte geen transactieaanbod is gedaan, is het hof, met de raadsman, van oordeel dat er sprake is van een onherstelbaar verzuim. Dit verzuim kan naar het oordeel van het hof voldoende worden gecompenseerd door aan verdachte een geldboete op te leggen die overeenkomt met het gebruikelijke transactieaanbod. Het beroep op de niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie wordt derhalve verworpen."
Alsmede:
Opgelegde straf en vermelding van de bijzondere redenen die de straf hebben bepaald.
(...)
Voorts is bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete rekening gehouden met de omstandigheid dat zonder nadere redengeving aan verdachte door het openbaar ministerie geen transactievoorstel is gedaan. Dit verzuim wordt voldoende gecompenseerd doordat het hof aan verdachte een geldboete zal opleggen dat overeenkomt met het transactieaanbod."
7. In de toelichting op het middel wordt verwezen naar het arrest HR 8 oktober 2002, NJ 2003, 65, waarin de Hoge Raad overwoog:
"3.7. Voor zover de aan het middel ten grondslag liggende opvatting inhoudt dat het openbaar ministerie, in het - (...) - geval dat het in strijd met de richtlijn geen transactie heeft aangeboden, doch heeft gedagvaard, steeds niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de strafvervolging, is die opvatting eveneens onjuist. Zodanig verzuim een transactie aan te bieden leidt niet in alle gevallen tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging. Bijzondere omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat dit gevolg achterwege blijft. In dit verband verdient opmerking dat het geschonden belang van de verdachte om niet in strijd met een richtlijn te worden gedagvaard in voorkomende gevallen voldoende kan worden gecompenseerd doordat ter terechtzitting, wanneer van zodanige strijd met een richtlijn sprake is, door het openbaar ministerie een straf wordt gevorderd die feitelijk in overeenstemming is met het transactieaanbod dat aan de verdachte overeenkomstig de richtlijn zou moeten zijn gedaan en de rechter bij zijn beslissing omtrent de strafoplegging ervan doet blijken vorenbedoeld verzuim in zijn beoordeling te hebben betrokken."(2)
8. De toelichting op het middel bevat de klacht dat, hoewel het Hof in de onderhavige zaak in zijn arrest er blijk van heeft gegeven het verzuim bij zijn beslissing te hebben meegewogen, het Openbaar Ministerie niet een straf heeft gevorderd die feitelijk in overeenstemming is met het transactieaanbod dat aan de verdachte zou hebben moeten zijn gedaan.
9. Alvorens het middel te bespreken schets ik kort het wettelijk kader dat te dezen van toepassing is.
10. Art. 2.4.8. van de Algemene Plaatselijke Verordening Eindhoven (hierna: Pl.V. Eindhoven) luidde op 12 juli 2003, voor zover hier van belang, als volgt:
"Hinderlijk drankgebruik.
1. Het is verboden op de weg, die deel uit maakt van een door burgemeester en wethouders aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke of drinkgerei van welke aard dan ook met alcoholhoudende drank bij zich te hebben."
Voorts luidde art. 6.1 van genoemde Verordening:
"Strafbepaling.
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1.4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak."
11. De in deze zaak toepasselijke Aanwijzing Tarieven en feitomschrijving voor misdrijven, overtredingen en gedragingen als bedoeld in de wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften van 29 juni 1999, in werking getreden op 15 juli 1999 en geldig tot en met 31 december 2003, houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
"Deze richtlijn voor strafvordering bevat het transactie- en strafvorderingsbeleid van het OM inzake misdrijven, overtredingen en gedragingen als bedoeld in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wet Mulder) waarvoor feitomschrijvingen zijn vastgesteld. Deze richtlijn omvat:
(...)
3. De bijlage van het Transactiebesluit 1994.
(...)
Tarieven
Algemeen
De tarieven voor de politietransactie liggen vast. Het staat de politie derhalve niet vrij een ander transactievoorstel te doen. Het OM kan binnen de door de wet gestelde grenzen van de bedragen van de OM-transactie en/of eis ter zitting afwijken. Dat kan zowel naar beneden als naar boven, al naar gelang de omstandigheden daartoe aanleiding geven. Dit zal vooral het geval kunnen zijn bij overtredingen van de plaatselijke verordeningen (Pl.V). Het op grond van de plaatselijke omstandigheden te voeren beleid bij de toepassing van de richtlijn kan onderwerp van gesprek zijn in het driehoeksoverleg van het lokale bestuur en de politie. De rechter is noch aan de eis van de officier van justitie, noch aan deze richtlijn gebonden.
Afwijking van de in de richtlijn aangegeven tariefgroepen en bedragen
(...) Indien er complicaties optreden kunnen deze bij het OM aanleiding geven tot verhoging van het transactiebedrag dan wel tot dagvaarding zonder voorafgaande mogelijkheid van transactie."
12. In de bijlage van het Transactiebesluit 1994 is onder meer het volgende opgenomen:
"Nummers F 050- F 310:
Plaatselijk geldende verordeningen (Pl.V.)
(...)
F 121a Omschrijving: op de weg (binnen een door het college aangewezen gebied) alcoholhoudende drank nuttigen.
Artikel: Pl.V.
F121b Omschrijving: op de weg (binnen een door het college aangewezen gebied), aangebroken flessen, blikjes e.d. met alcoholhoudende drank bij zich hebben.
Artikel: Pl.V."
Voorts is ter zake van deze overtredingen vermeld dat de hoogte van een transactieaanbod € 40 bedraagt.
13. In aanmerking genomen dat het Hof - naar in cassatie terecht niet wordt bestreden - een straf heeft opgelegd die overeenkomt met het transactieaanbod dat volgens het Hof aan de verdachte had moeten worden gedaan en de rechter bij de strafoplegging dus volledig rekening heeft gehouden met het door het Openbaar Ministerie volgens het Hof begane verzuim, brengt de enkele omstandigheid dat het Openbaar Ministerie niet dienovereenkomstig heeft gevorderd, niet mee dat het Openbaar Ministerie desondanks niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard in de vervolging. De verdachte is aldus immers niet in een nadeliger positie komen te verkeren dan in geval het Openbaar Ministerie wel zou hebben gevorderd overeenkomstig het verzuimde transactieaanbod. Het Hof heeft dan ook geen blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat het door het Hof aangenomen verzuim in voldoende mate is gecompenseerd door oplegging van een straf overeenkomstig het verzuimde transactieaanbod. Voorts is dat oordeel niet onbegrijpelijk en voldoende gemotiveerd.
14. Ik merk nog op dat anders dan aan het middel ten grondslag ligt de hiervoor aangehaalde overweging uit HR 8 oktober 2002, NJ 2003, 65 niet uitsluit dat ook in andere gevallen dan het door de Hoge Raad genoemde van voldoende compensatie van het verzuim een transactieaanbod te doen sprake kan zijn.
15. Het middel faalt.
16. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Bij de stukken van het geding bevindt zich niet een formulier inhoudende de vordering ter terechtzitting van het Openbaar Ministerie. Uit de opmerking van de Advocaat-generaal volgt dat hij ter terechtzitting in hoger beroep twee dagen hechtenis heeft gevorderd.
2 Zo ook HR 15-11-2005, LJN AU3126.
Uitspraak 31‑10‑2006
Inhoudsindicatie
HR herhaalt toepasselijke overwegingen uit HR NJ 2003, 544. I.c. heeft de AG bij het hof ter terechtzitting aangegeven dat het OM niet tot een transactieaanbod is overgegaan i.v.m. recidive. Het hof heeft die beslissing van het OM – naar in cassatie tot uitgangspunt moet worden genomen – aangemerkt als een verzuim. Dit verzuim behoeft echter niet te leiden tot de niet-ontvankelijkverklaring van het OM in de vervolging. In hetgeen ook in HR NJ 2003, 544 is vooropgesteld wordt immers niet uitgesloten dat daarvan ook in andere gevallen dan het aldaar genoemde geval kan worden afgezien. In aanmerking genomen dat het hof verdachte een straf heeft opgelegd overeenkomstig het toepasselijke transactieaanbod, geeft zijn oordeel dat er i.c. geen grond is het OM niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is het evenmin onbegrijpelijk.
31 oktober 2006
Strafkamer
nr. 02450/05
SG/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 6 april 2005, nummer 20/004273-04, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te 's-Hertogenbosch van 31 augustus 2004 - de verdachte ter zake van "overtreding van het bepaalde bij artikel 2.4.8, eerste lid van de Algemene Plaatselijke Verordening Eindhoven" veroordeeld tot een geldboete van veertig euro, subsidiair één dag hechtenis.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.C. Oudijk, advocaat te Venlo, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen. De conclusie is aan dit arrest gehecht.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel keert zich tegen de verwerping door het Hof van het in hoger beroep gevoerde verweer strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging op de grond dat de Officier van Justitie door de verdachte te vervolgen in strijd heeft gehandeld met de hier toepasselijke transactierichtlijn.
3.2. Aan de verdachte is bij inleidende dagvaarding ten laste gelegd dat:
"hij op of omstreeks 12 juli 2003 in de gemeente Eindhoven op de weg die deel uitmaakt van een door burgemeester en wethouders aangewezen gebied, de Rechtstraat, alcoholhoudende drank heeft genuttigd en/of (een) aangebroken fles(sen), blikje(s) en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich heeft gehad."
3.3.1. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting heeft de Advocaat-Generaal aldaar de vordering als volgt toegelicht:
"Gelet op de recidive heeft het openbaar ministerie geen transactievoorstel gedaan maar 2 dagen hechtenis gevorderd. Ik hoor u zeggen dat er geen specifieke recidive is op het betreffende punt waarvoor verdachte hier terechtstaat."
3.3.2. Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer in de bestreden uitspraak als volgt samengevat en verworpen:
"Door de raadsman is betoogd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk moet worden verklaard waar het openbaar ministerie aan verdachte geen transactievoorstel heeft gedaan.
Nu door het openbaar ministerie zonder nadere redengeving aan verdachte geen transactieaanbod is gedaan, is het hof, met de raadsman, van oordeel dat er sprake is van een onherstelbaar verzuim. Dit verzuim kan naar het oordeel van het hof voldoende worden gecompenseerd door aan verdachte een geldboete op te leggen die overeenkomt met het gebruikelijke transactieaanbod. Het beroep op de niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie wordt derhalve verworpen."
3.3.3. De strafmotivering houdt onder meer in:
"Voorts is bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete rekening gehouden met de omstandigheid dat zonder nadere redengeving aan verdachte door het openbaar ministerie geen transactievoorstel is gedaan. Dit verzuim wordt voldoende gecompenseerd doordat het hof aan verdachte een geldboete zal opleggen dat overeenkomt met het transactieaanbod."
3.4. In cassatie is onbestreden dat op het tenlastegelegde feit een transactierichtlijn van het openbaar ministerie van toepassing is - in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 11 genoemd en voor zover van belang weergegeven - en dat de hoogte van het transactieaanbod voor dit feit € 40,- beloopt.
3.5. Vooropgesteld dient te worden dat een verzuim om in strijd met de geldende richtlijnen geen transactie aan te bieden maar te dagvaarden, niet in alle gevallen tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging dient te leiden. Bijzondere omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat dit gevolg achterwege blijft. In dit verband verdient opmerking dat een schending van het belang van de verdachte om niet in strijd met een richtlijn te worden gedagvaard in voorkomende gevallen voldoende kan worden gecompenseerd doordat ter terechtzitting door het openbaar ministerie een straf wordt gevorderd die feitelijk in overeenstemming is met het transactieaanbod dat aan de verdachte overeenkomstig de richtlijn zou moeten zijn gedaan en de rechter bij zijn beslissing omtrent de strafoplegging ervan doet blijken vorenbedoeld verzuim in zijn beoordeling te hebben betrokken (vgl. HR 24 juni 2003, NJ 2003, 544, rov. 4.3).
3.6. In het onderhavige geval heeft de Advocaat-Generaal bij het Hof ter terechtzitting aangegeven dat het Openbaar Ministerie niet tot een transactieaanbod is overgegaan in verband met recidive. Het Hof heeft die beslissing van het Openbaar Ministerie - naar in cassatie tot uitgangspunt moet worden genomen - aangemerkt als een verzuim. Dit verzuim behoeft echter niet te leiden tot de niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging. In hetgeen hiervoor onder 3.5 is vooropgesteld wordt immers niet uitgesloten dat daarvan ook in andere gevallen dan het aldaar genoemde geval kan worden afgezien.
In aanmerking genomen dat het Hof de verdachte een straf heeft opgelegd overeenkomstig het toepasselijke transactieaanbod, geeft zijn oordeel dat er in dit geval geen grond is het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is het evenmin onbegrijpelijk.
3.7. Het middel faalt derhalve.
4. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier D.N.I. Gjaltema, en uitgesproken op 31 oktober 2006.