HR, 27-06-2006, nr. 01494/05
ECLI:NL:HR:2006:AX6409
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
27-06-2006
- Zaaknummer
01494/05
- LJN
AX6409
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2006:AX6409, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑06‑2006
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2006:AX6409
ECLI:NL:HR:2006:AX6409, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 27‑06‑2006; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2006:AX6409
Conclusie 27‑06‑2006
Inhoudsindicatie
Aantekening vonnis Ktr. Ex art. 395a.4 (oud) Sv jo. art. 395.2.c (oud) Sv dient een vonnis van de Ktr, indien binnen 3 maanden na de uitspraak een gewoon rechtsmiddel wordt aangewend, te worden aangetekend in het pv van de terechtzitting op een wijze als door de MvJ te bepalen. Bij de gedingstukken bevindt zich enkel een pv van de terechtzitting van de Ktr van 24-6-04. Volgens dat pv heeft de Ktr uitspraak gedaan “conform aangehechte kopie van de aantekening mondeling vonnis”, die zich bij de stukken bevindt. De Ktr had niet mogen volstaan met een aantekening ex in art. 395a (oud) Sv, het zgn. stempelvonnis. Bedoeld verzuim brengt mee dat, nu niet kan worden vastgesteld of de in art. 80.2 RO bedoelde vormen zijn nageleefd, het bestreden vonnis niet in stand kan blijven en terugwijzing moet volgen.
Nr. 01494/05
Mr. Vellinga
Zitting: 30 mei 2006
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1. Verdachte is door de Kantonrechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage wegens overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 19 lid 1 van de Algemene Politieverordening voor 's-Gravenhage 1982" veroordeeld tot een geldboete van € 35,=, subsidiair 1 dag hechtenis.
2. Namens verdachte heeft mr. M. van Solingen, advocaat te 's-Gravenhage, één middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel bevat de klacht dat het vonnis van de Kantonrechter niet is aangetekend op de wijze als door de Minister van Justitie bepaald.
4. Ingevolge het bepaalde in art. 359 lid 2 onder c Sv wordt het vonnis van de Kantonrechter in het proces-verbaal van de terechtzitting aangetekend op de wijze door de Minister van Justitie te bepalen indien binnen drie maanden een gewoon rechtsmiddel tegen een op tegenspraak gewezen vonnis is aangewend. In dit geval is beroep in cassatie ingesteld op 1 juli 2004, terwijl het bestreden vonnis is gewezen op 24 juni 2004. Overeenkomstig het voorschrift van art. 395a lid 1 Sv is van de behandeling ter terechtzitting proces-verbaal opgemaakt. Blijkens dat proces-verbaal heeft de Kantonrechter uitspraak gedaan "conform aangehechte kopie van de aantekening mondeling vonnis". In het dossier bevindt zich deze aantekening mondeling vonnis. Daaruit blijkt van het feit dat het vonnis op tegenspraak is gewezen, van de kwalifcatie van het strafbare feit, de pleegdatum en de opgelegde straf.(1)
5. De wijze waarop het vonnis in het proces-verbaal van de zitting moet worden aangetekend is bepaald in de Ministeriële regeling van 2 oktober 1996.(2) Het tweede lid van die regeling schrijft voor dat het mondeling vonnis als bedoeld in art. 395 lid 2 Sv - kort gezegd en voor zover hier van belang - de volgende gegevens moet bevatten:
a. de inhoud van de tenlastelegging;
b. de bewijsmiddelen;
c. de bewezenverklaring;
d. de kwalificatie;
e. de toegepaste wettelijke voorschriften;
f. de beslissing omtrent de strafbaarheid van de verdachte en het feit;
g. (...)
6. Uit het bovenstaande volgt dat het vonnis niet op de voorgeschreven wijze is aangetekend in het proces-verbaal van de terechtzitting. Hierdoor kan niet worden vastgesteld of de in art. 80 lid 2 RO bedoelde vormen zijn nageleefd. Dit dient te leiden tot vernietiging van de bestreden uitspraak.(3)
7. Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak vernietigt en de zaak terugwijst naar de Rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Zie art. 395a lid 2 onder 1° - 3° Sv. Navraag bij de griffie van het Kantongerecht heeft overigens uitgewezen dat alle beschikbare gedingstukken aan de Hoge Raad zijn toegezonden.
2 Regeling aantekening mondeling vonnis door politierechter, economische politierechter, de kantonrechter en de enkelvoudige kamer voor de behandeling van strafzaken in hoger beroep (2 oktober 1996, Stcrt. 1996, 197).
3 Vgl. HR 3 januari 2006, 01040/05 (overeenkomstig het middel geconcentreerd op het ontbreken van de weerlegging van verweren), HR 22 feburari 2000, nr. 111.936, HR 1 februari 1985, NJ 1986, 4040, HR 20 maart 1984, NJ 1984, 550, HR 27 maart 1979, NJ 1979, 386.
Uitspraak 27‑06‑2006
Inhoudsindicatie
Aantekening vonnis Ktr. Ex art. 395a.4 (oud) Sv jo. art. 395.2.c (oud) Sv dient een vonnis van de Ktr, indien binnen 3 maanden na de uitspraak een gewoon rechtsmiddel wordt aangewend, te worden aangetekend in het pv van de terechtzitting op een wijze als door de MvJ te bepalen. Bij de gedingstukken bevindt zich enkel een pv van de terechtzitting van de Ktr van 24-6-04. Volgens dat pv heeft de Ktr uitspraak gedaan “conform aangehechte kopie van de aantekening mondeling vonnis”, die zich bij de stukken bevindt. De Ktr had niet mogen volstaan met een aantekening ex in art. 395a (oud) Sv, het zgn. stempelvonnis. Bedoeld verzuim brengt mee dat, nu niet kan worden vastgesteld of de in art. 80.2 RO bedoelde vormen zijn nageleefd, het bestreden vonnis niet in stand kan blijven en terugwijzing moet volgen.
27 juni 2006
Strafkamer
nr. 01494/05
EC/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van de Rechtbank te 's-Gravenhage, sector Kanton, locatie 's-Gravenhage, van 24 juni 2004, nummer 09/152363-04, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
De Kantonrechter heeft de verdachte ter zake van "overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 19 lid 1 van de Algemene Politieverordening voor 's-Gravenhage 1982" veroordeeld tot een geldboete van € 35,-, subsidiair één dag hechtenis.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M. van Solingen, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen en de zaak zal terugwijzen naar de Rechtbank te 's-Gravenhage, sector kanton, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel klaagt dat het vonnis van de Kantonrechter niet is aangetekend op de wijze als in de wet voorzien.
3.2. De bestreden uitspraak is aangetekend op de wijze als voorzien in art. 395a, eerste lid, (oud) Sv.
3.3. Volgens art. 395a, vierde lid,(oud) Sv in verbinding met art. 395, tweede lid aanhef en onder c, (oud) Sv dient een vonnis van de Kantonrechter, indien binnen drie maanden na de uitspraak van dit vonnis een gewoon rechtsmiddel wordt aangewend, te worden aangetekend in het proces-verbaal van de terechtzitting op een wijze als door de Minister van Justitie te bepalen. Bij de stukken van het geding bevindt zich enkel een proces-verbaal van de terechtzitting van de Kantonrechter van 24 juni 2004.
Volgens dat proces-verbaal heeft de Kantonrechter uitspraak gedaan "conform aangehechte kopie van de aantekening mondeling vonnis". Bij de stukken van het geding bevindt zich de aantekening mondeling vonnis.
3.4. De Kantonrechter had, in aanmerking genomen hetgeen hiervoor is overwogen, niet mogen volstaan met een aantekening als bedoeld in art. 395a (oud) Sv, het zogenaamde stempelvonnis. Bedoeld verzuim brengt mee dat, nu niet kan worden vastgesteld of de in art. 80, tweede lid, RO bedoelde vormen zijn nageleefd, het bestreden vonnis niet in stand kan blijven en terugwijzing moet volgen.
3.5. Het middel is derhalve terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Wijst de zaak terug naar de Rechtbank te 's-Gravenhage, sector Kanton, opdat de zaak op de bestaande dagvaarding opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 27 juni 2006.
Mr. Van Dorst is buiten staat dit arrest te ondertekenen.