HR, 13-06-2006, nr. 01260/05
ECLI:NL:HR:2006:AV7162
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13-06-2006
- Zaaknummer
01260/05
- LJN
AV7162
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2006:AV7162, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑06‑2006
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2006:AV7162
ECLI:NL:HR:2006:AV7162, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑06‑2006; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2006:AV7162
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑09‑2005
- Wetingang
art. 326 Wetboek van Strafvordering
- Vindplaatsen
NbSr 2006/258
Conclusie 13‑06‑2006
Inhoudsindicatie
Verweren niet opgenomen in pv terechtzitting noch in arrest; nietigheid onderzoek en uitspraak. Nu uit de inhoud van het pv van de terechtzitting blijkt dat namens verdachte verweren zijn gevoerd, maar deze ten onrechte niet in het pv van de terechtzitting of het arrest zijn opgenomen, valt in cassatie niet na te gaan welke verweren zijn gevoerd. Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het nietigheid van het onderzoek en de uitspraak meebrengt.
Nr. 01260/05
Mr. Vellinga
Zitting: 21 maart 2006
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Verdachte is door het Gerechtshof te Amsterdam wegens medeplichtigheid aan medeplegen van opzettelijk een betaalpas bedoeld voor het verrichten van betalingen langs geautomatiseerde weg, valselijk opmaken, met het oogmerk zichzelf of een ander te bevoordelen, meermalen gepleegd, veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van honderd uren, subsidiair vijftig dagen hechtenis.
2. Namens verdachte heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel behelst de klacht dat het Hof heeft verzuimd de namens de verdachte gevoerde verweren te vermelden in het proces-verbaal van de terechtzitting dan wel in het arrest en dat het Hof niet met redenen omkleed heeft beslist op de namens de verdachte gevoerde verweren.
4. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 6 januari 2005 houdt, voorzover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"De raadsman voert het woord tot verdediging. Hij voert daarbij verweren als weergegeven in het arrest."
5. De bestreden uitspraak houdt evenwel niets in omtrent door de raadsman van de verdachte gevoerde verweren.
6. Bij de beoordeling van het middel moet het volgende worden vooropgesteld. Indien de raadsman van de verdachte meent dat een verweer van zodanige aard is dat daaromtrent bepaaldelijk een met redenen omklede beslissing moet worden gegeven, zal hij, om te bevorderen dat die beslissing niet achterwege blijft of, indien die beslissing toch niet is gegeven, opdat kan worden vastgesteld dat zulks ten onrechte is nagelaten, ervoor moeten waken dat het verweer schriftelijk vast komt te liggen. Hij kan zich daarvan verzekeren door hetzij een pleitnota over te leggen waarin dat verweer is vervat hetzij overeenkomstig art. 326, vierde lid, Sv te verzoeken dat van bedoeld verweer aantekening zal worden gedaan in het proces-verbaal van de terechtzitting. Indien noch het een noch het ander is geschied, levert de enkele omstandigheid dat het gevoerde verweer niet of niet volledig in het proces-verbaal van de terechtzitting dan wel het arrest is vermeld en dientengevolge niet of niet volledig in cassatie ten toets kan komen, geen schending van enige rechtsregel op.(1)
7. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 6 januari 2005 houdt niet in dat door de raadsman van de verdachte een pleitnota is overgelegd(2) en evenmin dat met betrekking tot gevoerde verweren een verzoek is gedaan als bedoeld in art. 326, vierde lid, Sv in verbinding met art. 326, derde lid, Sv. In zoverre is in cassatie dus niet komen vast te staan dat in hoger beroep verweren zijn gevoerd, laat staan welke de inhoud van die verweren zou zijn.
8. De vraag is of dat anders wordt doordat in het proces-verbaal van de terechtzitting voor de inhoud van de gevoerde verweren wordt verwezen naar het arrest en in het arrest geen verweren worden genoemd. Van Dorst wijst erop dat de wijze waarop in de onderhavige zaak het proces-verbaal van de terechtzitting is opgemaakt, het gevaar in zich bergt dat onvoldoende recht wordt gedaan aan het standpunt van de verdediging(3), bijvoorbeeld doordat de rechter het gevoerde betoog ten onrechte niet heeft herkend als een rechtens relevant verweer of doordat hij het anders heeft opgevat dan bedoeld was. In cassatie valt dan niet meer te herstellen dat de verdachte ten onrechte geen of een onbevredigend antwoord heeft gekregen.(4)
9. In HR 22 november 2005, LJN AU1993 overwoog de Hoge Raad als volgt:
"3.4. Anders dan ten aanzien van verweren is in jurisprudentie van de Hoge Raad wel beslist dat voor wat betreft de inhoud van de ter terechtzitting afgelegde verklaringen van de verdachte - evenals die van getuigen en deskundigen - niet beslissend is het proces-verbaal van die terechtzitting, doch hetgeen de rechter in diens vonnis of arrest omtrent de inhoud en strekking van die verklaringen vaststelt. Die rechtspraak berustte op de gedachte dat de rechter, die de betrokkene zelf heeft gehoord, niet anders op voor hem afgelegde verklaringen recht kan doen dan zoals hij die heeft gehoord en begrepen. In die gedachtegang was de rechter verantwoordelijk voor de juiste vaststelling van de voor hem afgelegde verklaringen en was hij niet gebonden aan de weergave daarvan in het door de voorzitter en de griffier vastgestelde proces-verbaal. Daarbij speelde een rol dat in het verleden het merendeel van de zaken door een meervoudige kamer werd berecht, zodat bij die vaststelling drie rechters waren betrokken.
3.5. De Hoge Raad ziet aanleiding om thans anders te oordelen in aanmerking genomen dat bedoelde benadering leidt tot:
a) een verschil in behandeling, zoals hiervoor onder 3.2 overwogen, van de verklaring die (onder meer) de verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd en die welke hij elders heeft afgelegd;
b) het hiervoor onder 3.3 omschreven verschil tussen verweren en verklaringen.
Voor die verschillen bestaat onvoldoende grond, gelet op de belangrijke functie die het proces-verbaal van de terechtzitting heeft voor wat betreft de weergave van hetgeen ter terechtzitting is voorgevallen of aangevoerd."
10. Gezien het gevaar dat aan de in het onderhavige geval gevolgde werkwijze bij het opmaken van het proces-verbaal van de terechtzitting is verbonden alsmede gezien het belang dat de Hoge Raad thans in cassatie hecht aan de inhoud van het proces-verbaal van de terechtzitting en wel in die zin dat in zijn algemeenheid thans de inhoud van het proces-verbaal van de terechtzitting voor wat betreft hetgeen aldaar is voorgevallen of aangevoerd gaat boven de inhoud van het vonnis of arrest, is een werkwijze als thans bij het opmaken van het proces-verbaal van de terechtzitting gevolgd niet aanvaardbaar. Bovendien moet er gezien het dus onlangs nog versterkte primaat van de inhoud van het proces-verbaal van de terechtzitting boven de inhoud van het vonnis of arrest voor wat betreft de vraag wat op de terechtzitting is voorgevallen of aangevoerd, in beginsel van worden uitgegaan dat er verweren zijn gevoerd, zij het dat deze ten onrechte niet zijn opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting terwijl deze ook niet kenbaar zijn uit het arrest.
11. Nu kennelijk verdachtes raadsman niet van de hiervoor onder nr. 6 geschetste mogelijkheden gebruik heeft gemaakt om te zorgen dat door hem gevoerde verweren in het proces-verbaal van de terechtzitting werden vermeld en ook in de toelichting op het middel niet wordt aangevoerd dat door de raadsman van de verdachte in hoger beroep verweren zijn gevoerd, komt de vraag op of de griffier in het onderhavige geval niet eenvoudigweg een verkeerde "bouwsteen" heeft gebruikt en of de vermelding dat verweren zijn gevoerd dus berust op een misslag in het proces-verbaal van de terechtzitting. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting krijg ik de indruk dat de vraag of de verdachte het feit heeft begaan een centrale rol in het onderzoek ter terechtzitting heeft gespeeld. Na het requisitoir dat strekte tot veroordeling tot straf, heeft de raadsman van de verdachte gepleit, daarna heeft de Advocaat-Generaal gerepliceerd waarna verdachtes raadsman nog weer heeft gedupliceerd. Een en ander wijst erop dat door verdachtes raadsman verweren zijn gevoerd, zij het dat deze de vraag van het bewijs zullen hebben betroffen en daarmee niet steeds zonder meer zullen zijn gevallen in de termen van art. 359, tweede lid tweede volzin, Sv. Er is dus weinig reden om aan te nemen dat de vermelding in het proces-verbaal van de terechtzitting dat verweren zijn gevoerd, op een vergissing berust, zij het dat het kennelijk verweren zijn geweest van dien aard dat deze in de ogen van het Hof geen uitdrukkelijke verwerping in het arrest vergden.
12. Hoewel de raadsman van de verdachte geen gebruik heeft gemaakt van de onder nr. 6 vermelde mogelijkheden, moet er dus vanuit worden gegaan dat er verweren zijn gevoerd die niet zijn vermeld in het proces-verbaal van de terechtzitting en die ook niet kenbaar zijn uit het arrest. Dat laatste brengt mee dat in cassatie niet kan worden nagegaan of die verweren uitdrukkelijke weerlegging behoefden. Het Hof oordeelde kennelijk van niet, maar dat kan uiteraard niet doorslaggevend zijn.
13. Het voorgaande brengt mee dat het proces-verbaal van de terechtzitting niet voldoet aan de eisen die daaraan met het oog op een deugdelijke behandeling van een zaak in cassatie moeten worden gesteld.
14. Het middel slaagt.
15. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop het bestreden arrest zou dienen te worden vernietigd.
16. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing dan wel verwijzing naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Vgl. HR 19 december 1995, NJ 1996, 249, rov. 4.3, HR 24 februari 1987, NJ 1988, 540 en HR 28 juni 1983, NJ 1984, 98.
2 Er bevindt zich ook geen pleitnota in het dossier.
3 Zie voor bezwaren verbonden aan verwijzing naar het arrest voor wat betreft de stukken waarvan ter terechtzitting de korte inhoud is medegedeeld mijn conclusie bij Hoge Raad 4 januari 2005, nr. 01298/04.
4 A.J.A. van Dorst, Cassatie in strafzaken, Kluwer 2004,vijfde druk, p 83.
Uitspraak 13‑06‑2006
Inhoudsindicatie
Verweren niet opgenomen in pv terechtzitting noch in arrest; nietigheid onderzoek en uitspraak. Nu uit de inhoud van het pv van de terechtzitting blijkt dat namens verdachte verweren zijn gevoerd, maar deze ten onrechte niet in het pv van de terechtzitting of het arrest zijn opgenomen, valt in cassatie niet na te gaan welke verweren zijn gevoerd. Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het nietigheid van het onderzoek en de uitspraak meebrengt.
13 juni 2006
Strafkamer
nr. 01260/05
EC/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 20 januari 2005, nummer 23/000899-03, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam van 19 augustus 2002 - de verdachte vrijgesproken van het hem bij inleidende dagvaarding primair tenlastegelegde en hem voorts ter zake van subsidiair "medeplichtigheid aan medeplegen van opzettelijk een betaalpas bedoeld voor het verrichten van betalingen langs geautomatiseerde weg, valselijk opmaken, met het oogmerk zichzelf of een ander te bevoordelen, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van honderd uren, subsidiair vijftig dagen hechtenis.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing dan wel verwijzing naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel bevat de klacht dat het Hof heeft verzuimd de namens de verdachte gevoerde verweren te vermelden in het proces-verbaal van de terechtzitting of in het arrest en voorts dat het niet heeft gereageerd op namens de verdachte gevoerde verweren.
3.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 6 januari 2005 houdt onder meer het volgende in:
"De raadsman voert het woord tot verdediging. Hij voert daarbij verweren als weergegeven in het arrest."
In het bestreden arrest zijn geen door of namens de verdachte gevoerde verweren weergegeven.
3.3. Nu uit de inhoud van het proces-verbaal van de terechtzitting blijkt dat namens de verdachte verweren zijn gevoerd, maar deze niet in het proces-verbaal van de terechtzitting of het arrest zijn opgenomen, valt in cassatie niet na te gaan welke verweren zijn gevoerd. Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het nietigheid van het onderzoek en de uitspraak meebrengt.
3.4. Het middel is dus terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 13 juni 2006.
Mr. Corstens is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
Beroepschrift 15‑09‑2005
Hoge Raad der Nederlanden
Griffienummer: 01260/05
SCHRIFTUUR VAN CASSATIE
in de zaak van [verdachte], rekwirant van cassatie van een hem betreffende uitspraak van het gerechtshof te Amsterdam, uitgesproken op 20 januari 2005.
Rekwirant van cassatie dient hierbij het navolgende middel in:
Middel:
Het recht is geschonden en/of er zijn vormen verzuimd, waarvan niet-naleving met nietigheid is bedreigd of zodanige nietigheid voortvloeit uit de aard van de niet in acht genomen vormen. In het bijzonder zijn de artikelen 311, 326, 358, 359 en 415 Sv geschonden, nu het gerechtshof heeft verzuimd de namens rekwirant gevoerde verweren te vermelden in het proces-verbaal van de zitting c.q. in het arrest en voorts niet heeft gereageerd op namens rekwirant gevoerde verweren. Mitsdien lijdt het arrest aan nietigheid.
Toelichting:
1
In deze zaak is door de raadsman van rekwirant verweer gevoerd. In het procesverbaal van de zitting van 6 januari 2005 is daarover vermeld (p. 6):
‘De raadsman voert het woord tot verdediging. Hij voert daarbij verweren als weergegeven in het arrest.’
In het arrest zijn de verweren van de verdediging echter niet weergegeven. Zulks ten onrechte. Nu uit de inhoud van het proces-verbaal van de zitting blijkt dat namens rekwirant verweer is gevoerd, er van moet worden uitgegaan dat daarvan door de griffier ook aantekeningen zijn gemaakt, maar deze ten onrechte niet in de uitspraak, waarnaar voor de weergave van de verweren in het proces-verbaal van de zitting wordt verwezen, staan vermeld, kan Uw Raad niet controleren of alle op straffe van nietigheid na te leven vormen in acht zijn genomen. Er is geen reden om het op deze wijze vermelden van het feit dat er verweren zijn gevoerd anders te beoordelen dan wanneer die feiten in een pleitnota, die ten onrechte niet is aangehecht, zijn vervat.
2
Nu de Hoge Raad niet kan controleren of het gerechtshof, dat op geen enkel verweer heeft gereageerd, zulks terecht heeft gedaan, kan de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven (Vgl. ook HR 29 juni 1993, DD 93.490; zie ook HR 18 februari 1997, DD 97.179; HR 2 mei 1995, DD 95.324). Dit is zozeer in strijd met een behoorlijke procesorde dat het verzuim als zodanig nietigheid van het onderzoek en de uitspraak meebrengt (HR 1 december 1998, NJ 1999, 470).
Deze schriftuur wordt ondertekend en ingediend door Mr. [naam advocaat], advocaat te [plaats], aldaar kantoorhoudende aan de [adres] te [postcode] [plaats], die verklaart tot deze ondertekening en indiening bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd door rekwirant van cassatie.
[plaats], 15 september 2005
[naam advocaat]