HR, 16-05-2006, nr. 01730/05 A
ECLI:NL:HR:2006:AV2372
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
16-05-2006
- Zaaknummer
01730/05 A
- LJN
AV2372
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2006:AV2372, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑05‑2006
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2006:AV2372
ECLI:NL:HR:2006:AV2372, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑05‑2006; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2006:AV2372
- Vindplaatsen
Conclusie 16‑05‑2006
Inhoudsindicatie
Antilliaanse zaak. 1. Grondslagverlating. 2. Bewijs medeplegen invoer drugs. 3. Bewijs medeplegen voorhanden hebben vuurwapens. Ad 1. De in ‘s hofs vonnis opgenomen tenlastelegging stemt op bepaalde punten niet overeen met de tenlastelegging na de wijziging daarvan ter terechtzitting in eerste aanleg. Dat leidt niet tot cassatie. V.w.b. de afwijkingen (i) en (ii) valt, gelet op het verhandelde ter terechtzitting – waaruit niet kan volgen dat bij de verdediging enige onzekerheid heeft bestaan omtrent hetgeen aan verdachte werd verweten - en in aanmerking genomen hetgeen is bewezenverklaard, niet in te zien in welk in rechte te respecteren belang verdachte door die misslagen is geschaad. Ook t.a.v. misslag (iii) is niet aangevoerd in welk belang verdachte is getroffen. Aangezien hetgeen zowel in de oorspronkelijke als in de gewijzigde tenlastelegging op dit punt is gesteld niet zonder meer uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid, leest de HR de bewezenverklaring met weglating van hetgeen op dit punt in de tenlastelegging is vermeld. In die lezing worden aard en de ernst van het bewezenverklaarde in zijn geheel beschouwd niet aangetast. Ad 2. ’s Hofs oordeel dat verdachte zo bewust en nauw met zijn medeverdachten heeft samengewerkt dat er sprake is van medeplegen - in welk oordeel besloten ligt dat verdachte op de hoogte was van het lossen van de verdovende middelen en zelf een rol speelde bij het verdere vervoer van de verdovende middelen - is onjuist noch onbegrijpelijk. Ad 3. In aanmerking genomen dat niet blijkt dat verdachte tot de bemanning van het schip X (aan boord waarvan de vuurwapens tussen de nog niet geloste verdovende middelen zijn aangetroffen) behoorde en ook overigens uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat t.a.v. hem wat betreft het voorhanden hebben van vuurwapens sprake was van een zo nauwe en bewuste samenwerking met anderen dat van medeplegen kan worden gesproken, is de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
Nr. 01730/05 A
Mr Machielse
Zitting 14 februari 2006
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba heeft verdachte op 15 maart 2005 voor 1. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid onder A van de Opiumlandsverordening 1960, 2. Medeplegen van overtreding van het verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid van de Vuurwapenverordening 1930, meermalen gepleegd, 3. Overtreding van het verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid van de Vuurwapenverordening 1930, meermalen gepleegd, veroordeeld tot zeven jaar gevangenisstraf.
2. Verdachte heeft cassatie ingesteld. Mrs I. van Straalen en J. Goudswaard, beiden advocaat te 's-Gravenhage, hebben een schriftuur ingezonden houdende negen middelen van cassatie.(1)
3.1. Het eerste middel klaagt dat het Hof ten aanzien van de feiten 1 en 2 niet recht heeft gedaan op de grondslag van de tenlastelegging zoals die ter terechtzitting van het Gerecht in Eerste Aanleg op 25 augustus 2004 was gewijzigd. Het Hof heeft de oorspronkelijke tenlastelegging in zijn vonnis opgenomen en heeft deze ook als uitgangspunt genomen voor de bewezenverklaring.
De tenlastelegging van feit 1 had na de wijziging de volgende inhoud:
"1.
dat hij in of omstreeks de nacht van 19 oktober 2003 op 20 oktober 2003 op het eiland Curaçao en/of in de kustwateren van Curaçao (binnen de territoriale wateren van Curaçao en/of de Nederlandse Antillen), tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk heeft ingevoerd (daaronder mede begrepen "invoer" in de zin van artikel 1 lid 2 van de Opiumlandsverordening 1960), althans vervoerd, althans in zijn bezit en/of aanwezig heeft gehad, ongeveer 2345 kilogram, althans een hoeveelheid cocaïne, althans enige bereiding van cocaïne, en/of ongeveer 30 kilogram, althans een hoeveelheid heroïne (diacetylmorphine) en hare respectieve zouten, zijnde cocaïne en heroïne (een) middel(en) als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960 en/of in de Beschiking van de Minister van Volksgezondheid van 22 mei 1987 (P.B. 1987 no. 50) zoals gewijgigd bij de Beschiking van de Minister van Volksgezondheid van 23 juli 1990 (P.B. 1990 no. 59),
hebbende hij, verdachte, toen aldaar tezamen en in vereniging met zijn mededaders, althans alleen, opzettelijk
- die partij verdovende middelen op zee aan boord van de boot "Lisa" genomen (vanaf een ander vaartuig of andere vaartuigen, afkomstig van Venezuala of Colombia) en/of
- met die boot "Lisa" in de richting van Piscadera Baai te Curaçao gevaren en/of die boot "Lisa" aangemeerd te Piscadera Baai en/of
- (een gedeelte van) die partij verdovende middelen aan land gebracht bij Piscadera Baai en/of
- (een gedeelte van) die partij verdovende middelen (vervolgens) vervoerd naar (een) in de omgeving van Piscadera Baai gereed staande auto('s) en/of
- op de uitkijk gestaan in de omgeving van Piscadera Baai (teneinde zijn mededaders te waarschuwen in geval van onraad en/of zijn mededaders en/of die partij verdovende middelen te beveiligen) en/of
- zich gereed gehouden in de omgeving van Piscadera Baai om die partij verdovende middelen in ontvangst te nemen en/of
- een of meer auto's geparkeerd in de omgeving van Piscadera Baai teneinde daarmee die partij verdovende middelen (verder) te vervoeren en/of
- telefonisch contact gezocht met de bemanning van het uit Venezuela of Colombia afkomstige vaartuig (gofast)"
2.
dat hij in of omstreeks de nacht van 19 oktober 2003 op 20 oktober 2003 op het eiland Curaçao en/of in de kustwateren van Curaçao (binnen de territoriale wateren van Curaçao en/of de Nederlandse Antillen), tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, voorhanden heeft gehad (in een pak tussen een partij cocaïne)
- een pistool Glock 17 en
- een pistool Glock 26 en
- een pistool Taurus,
althans een of meer vuurwapens in de zin van de Vuurwapenverordening 1930;"
De onderdelen van de tenlastelegging die zijn toegevoegd heb ik cursief, vet en onderstreept aangegeven. De tekst die in de gewijzigde tenlastelegging ten aanzien van feit 1 volgt op het laatste gedachtenstreepje kwam in de plaats van de volgende woorden:
"-een of meer telefoongesprekken gevoerd met betrekking tot de invoer van die partij verdovende middelen"
3.2. Het Hof heeft inderdaad gedeeltelijk de oorspronkelijke tenlastelegging als uitgangspunt genomen. Vergelijking van de bewezenverklaring met de tekst van de oorspronkelijke, met die van de gewijzigde en die van de in het vonnis opgenomen tenlastelegging leert het volgende. De in het vonnis weergegeven tenlastelegging bevat wel de tweede en derde wijziging, maar niet de eerste en de laatste. De eerste drie wijzigingen, die op onderdelen subsidiaire mogelijkheden toevoegden, zijn buiten de bewezenverklaring gebleven, Alleen de vierde wijziging, die de complete tekst na het laatste gedachtestreepje in feit 1 verving en die dus geen subsidiaire mogelijkheid toevoegde, is onvermeld gebleven. Daar heeft het Hof bewezenverklaard de tekst zoals die oorspronkelijke luidde. Op dat onderdeel kan mijns inziens gesproken worden van een grondslagverlating. Maar dat hoeft naar mijn oordeel niet tot cassatie te leiden. Gezien tegen de achtergrond van het geheel van gedragingen die aan verdachte in de gewijzigde tenlastelegging worden verweten gaat het niet om een wezenlijk onderdeel van de tenlastelegging(2) en kan de bewezenverklaring ook worden gelezen met weglating van dit onderdeel, zonder dat de strafrechtelijke betekenis van de tenlastelegging geweld wordt aangedaan.
Het middel is dan vergeefs voorgesteld.
4.1. Het tweede middel klaagt dat het hof op ontoereikende wijze het verweer dat verdachte onrechtmatig is aangehouden omdat er te zijnen aanzien nog geen redelijk vermoeden van schuld kon bestaan, heeft verworpen. De overwegingen van het hof vinden onvoldoende steun in de gebezigde bewijsmiddelen. Omdat de aanhouding van verdachte onrechtmatig was zijn ook voorwerpen op verdachte aangetroffen onrechtmatig inbeslaggenomen. Het aantreffen van deze voorwerpen op verdachte moet daarom voor de bewijsvoering ook buiten beschouwing blijven.
Het vonnis van het Hof bevat de volgende verwerping van het verweer:
"Aanhouding
De raadsman heeft betoogd dat de aanhouding van verdachte onrechtmatig was met als gevolg dat het bij en als gevolg van die aanhouding verkregen bewijs als onrechtmatig verkregen heeft te gelden. Het betreffende bewijsmateriaal dient daarom in zijn visie van het bewijs te worden uitgesloten.
Blijkens het dossier is sprake geweest van de volgende gang van zaken. Op grond van verdenking van aanlanding van verdovende middelen is in de nacht van 19 op 20 oktober 2003 het schip de "Lisa" onder observatie genomen. De politie heeft waargenomen dat bij het uitladen van de "Lisa" zeker een tiental personen betrokken was. Daarop is door het arrestatieteam van de politie opgetreden. Waargenomen is toen dat diverse personen vluchtten. Zeer kort daarop verwijderde zich een Volkswagen Jetta van de plaats van het delict. Op dat moment kon, gegeven dat vluchtgedrag, iedere auto die zich direct na het begin van het arresterend optreden van de politie van de plaats van het delict verwijderde redelijkerwijs worden aangemerkt als een auto waarmee betrokkenen bij de aanlanding van de verdovende middelen probeerden te vluchten. Aldus bestond ook tegen de inzittenden van de auto waarin verdachte zich bevond een redelijk vermoeden van schuld aan invoer van verdovende middelen. De aanhouding was op die grond rechtmatig."
De stellers van het middel voeren hiertegen aan dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan volgen dat de Volkswagen Jetta zich van de plaats van het aanlanden van de drugs verwijderde kort nadat diverse personen de vlucht hadden genomen en nadat begon was met het aanhouden van verdachten. Overigens kan een verdenking volgens de stellers van het middel ook niet worden gebaseerd op het enkele feit dat een auto wegreed omdat de Piscaderabaai een druk bezocht uitgaanscentrum zou zijn waar wel meer auto's rijden.
4.2. Bewijsmiddel 19 houdt in dat de verdachte is aangehouden terwijl hij in de personenauto zat van het merk Volkswagen, type Jetta, kleur grijs, welke auto kwam aanrijden vanaf de plaats waar de boot met de verdovende middelen was aangeland. Achter de Jetta stond een auto van het arrestatieteam. Uit bewijsmiddel 3 is af te leiden dat de politie tussen 00.50 uur en 01.00 uur ertoe is overgegaan de verdachten aan te houden en dat om 01.00 uur ook verdachte in de Volkswagen Jetta is aangehouden. Niet uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat diverse personen de vlucht namen toen de politie optrad, en evenmin is het wettig bewijsmiddel aangeduid waaruit dat gegeven zou kunnen blijken. Maar voor de deugdelijkheid van de motivering van de weerlegging van het verweer lijkt mij dat niet onoverkomelijk. Wel duidelijk is immers dat verdachte zich verwijderde van de plaats waar de boot met drugs was aangeland en dat de auto van verdachte kennelijk door een auto van het arrestatieteam werd achterna gezeten. De overwegingen van het hof geven geen blijk van een verkeerde rechtsopvatting en zijn evenmin onbegrijpelijk.(3) Zij berusten op waarderingen van feitelijke aard en zijn daarom in cassatie slechts beperkt toetsbaar. Daarbij dient in aanmerking te worden genomen dat blijkens bewijsmiddel 1 verschillende auto's en zeker een tiental personen betrokken leken te zijn bij het lossen van de lading van de boot en dat het arrestatieteam probeerde alle schijnbaar betrokkenen in te rekenen.
Het middel is tevergeefs voorgesteld.
5.1. Het derde middel klaagt over de bewezenverklaring. Het Hof heeft het medeplegen van de invoer van ongeveer 30 kilo heroïne bewezenverklaard terwijl dat niet uit de gebezigde bewijsmiddelen is af te leiden.
5.2. Bewijsmiddel 14 houdt in dat slechts 14,8 kilo heroïne is aangetroffen. Het Hof heeft dus ten onrechte een hoeveelheid van 30 kilo heroïne bewezenverklaard. Bij de enorme hoeveelheid cocaïne die in beslag is genomen is het verschil tussen 30 kilo en 14,8 kilo van mineure betekenis. De bewezenverklaring zou verbeterd gelezen kunnen worden in die zin dat in de plaats van "ongeveer 30 kilogram heroïne" wordt gelezen "een hoeveelheid heroïne". Verbeterde lezing zou de feitelijke grondslag aan het middel ontnemen, waardoor dit vruchteloos is voorgesteld.
6.1. Het vierde middel klaagt dat het bewijs van feit 1 en feit 2 ontoereikend is. Nergens blijkt van een bijdrage van verdachte die voldoende is om van medeplegen te kunnen spreken of anderszins van een voldoende betrokkenheid bij deze feiten. Het zevende middel herhaalt in wezen met betrekking tot feit 2 dezelfde klacht. Beide middelen lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
Het Hof heeft het volgende overwogen naar aanleiding van een gevoerd verweer:
"Medeplegen
De raadsman heeft het verweer gevoerd dat niet bewijsbaar is dat sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking alsmede van een gezamenlijke uitvoering van de tenlastegelegde feiten. Dat verweer vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen. In essentie samengevat tonen deze het volgende aan. Verdachte was ten tijde van de aanlanding van de verdovende middelen en vuurwapens ter plaatse (Piscadera) aanwezig. De verdovende middelen en wapens waren aangeleverd door een "go fast". Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft, met hulp van diverse anderen, de verdovende middelen en wapens van de "go fast" overgenomen aan boord van zijn schip de "Lisa". Voor het vervoer vanaf de plaats van aanlanding stond, onder andere, een Honda Odyssee gereed. De sleutel daarvan is in het bezit van verdachte aangetroffen. Bij aanhouding bevond verdachte zich in het gezelschap van medeverdachte [medeverdachte 12]. Hij bleek toen bovendien een patroonhouder met scherpe patronen alsmede nog 10 losse patronen bij zich te hebben. Deze feiten in onderling verband bezien bewijzen dat verdachte nauw samenwerkte met medeverdachte [medeverdachte 12] en overige bij de aanlanding betrokken verdachten."
6.2. De relatie tussen verdachte en de aangetroffen drugs van feit 1 en de wapens van feit 2 is inderdaad heel mager. Bewijsmiddel 19 houdt in dat verdachte in een auto zat die zich verwijderde van de plaats waar de boot met de drugs en wapens was aangeland. Voorts blijkt uit bewijsmiddel 8 dat verdachte in het bezit was van de sleutel van een Honda Odyssee die is aangetroffen nabij het water van de Piscaderabaai in de nabijheid van de vissersboot en twee andere auto's, waarin grote hoeveelheden drugs en de drie wapens van feit 2 werden aangetroffen. De Honda Odyssee was volgens het bewijsmiddel zodanig gereedgemaakt dat daarin onmiddellijk goederen konden worden geladen en vervoerd. Eerlijk gezegd vind ik dit niet zo belastend. De bewijsmiddelen houden niets in omtrent de precieze plaats waar de Honda is gevonden en wat het bijzondere is als een Honda Odyssee gereed is voor het vervoer van goederen. In geen enkel bewijsmiddel wordt de verdachte in verband gebracht met afgeluisterde telefoongesprekken of met de boot of de auto's waarin de cocaïne en de wapens zijn aangetroffen. Evenmin blijkt van enige relatie met de door het Hof als medeverdachte aangeduide [medeverdachte 1]. Bewijsmiddel 2 vermeldt telefoongesprekken die zijn afgeluisterd tussen verschillende personen, de meesten van onduidelijke identiteit, zonder dat enig verband met verdachte wordt gelegd. Een nauwe relatie is alleen aan te nemen met verdachte [medeverdachte 12], met wie verdachte samen is aangehouden en die in het bezit bleek van een kwitantie voor de aankoop van de Honda Odyssee.
Beide middelen slagen.
7.1. Het vijfde middel heeft betrekking op de verwerping door het Hof van het verweer inzake het opzet met betrekking tot feit 2. Het vonnis houdt het volgende in:
"Voorwaardelijk opzet feit 2
Voor wat betreft het opzet met betrekking tot feit 2 geldt het volgende. Het Hof acht niet bewezen dat bij verdachte opzet aanwezig was in de zin van onvoorwaardelijk opzet nu de wapens in kwestie niet zichtbaar waren tussen de lading en niet blijkt dat verdachte wist dat deze aanwezig waren. Wel is sprake van voorwaardelijk opzet. In het algemeen geldt dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - hier: het voorhanden hebben van een drietal pistolen - aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden. Het is een feit van algemene bekendheid dat de grootschalige handel in verdovende middelen gepaard gaat met de handel in wapens. Meer in het bijzonder geldt dat algemeen bekend is hier te lande dat met zogenaamde "go fasts" vanuit Venezuela en Colombia naast verdovende middelen tevens wapens worden overgevaren. Bij aanlanding van verdovende middelen, die via dergelijke "go fasts" zijn aangevoerd, bestaat daarom een naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk te achten kans dat zich tussen de verdovende middelen ook vuurwapens bevinden, zeker wanner het gaat om een zeer grote hoeveelheid zoals in casu. Het bestaan van die kans is aan te merken als een feit van algemene bekendheid op Curaçao. Op die grond geldt dat wetenschap daarvan bij verdachte aanwezig was. Uit niets blijkt voorts dat verdachte meende of mocht menen dat zich in weerwil van gemeld feit van algemene bekendheid geen wapens tussen de drugslading zouden bevinden. Zijn feitelijk handelen - aanwezigheid en hulp bij de ontscheping van een grote hoeveelheid verdovende middelen - duidt, tegen de achtergrond van gemeld feit van algemene bekendheid, onmiskenbaar op het op de koop toe nemen van de kans dat zich wapens tussen die verdovende middelen zouden bevinden. Het Hof acht voorwaardelijk opzet daarom bewezen."
7.2. In mijn bespreking van de middel zal ik ervan uitgaan dat de verdachte, zoals het Hof heeft aangenomen, betrokken is geweest bij de ontscheping van een grote hoeveelheid verdovende middelen. De vraag is dan volgens de stellers van het middel of het oordeel van het Hof dat het een feit van algemene bekendheid is dat de grootschalige handel in verdovende middelen gepaard gaat met de handel in wapens stand kan houden.
7.3. Anders dan de stellers van het middel tot uitgangspunt kiezen is het niet nodig voor een feit om van algemene bekendheid te zijn dat iedereen moet worden geacht dit te weten. Feiten van algemene bekendheid kunnen ook gegevens zijn die voor iedereen te achterhalen zijn.(4) Of een bepaald feit op Curaçao een feit van algemene bekendheid is staat ter beoordeling van de feitenrechter die op de hoogte is van de plaatselijke omstandigheden en in zijn oordeel ook algemene ervaringsregels en eigen ondervinding van veel voorkomende gebeurtenissen kan betrekken.(5) Dat oordeel is overwegend van feitelijke aard en kan in cassatie nauwelijks worden getoetst.
Het middel faalt.
8.1. Het zesde middel klaagt over een tegenstrijdigheid in de bewijsvoering. Bewijsmiddel 5 houdt in als verklaring van verdachte dat hij ter plekke zag dat zich een man bij hen voegde die hij herkende als [medeverdachte 12]. Zelf zou hij de man nooit hebben gesproken maar via zijn zus zou hij hebben geweten dat die man [medeverdachte 12] heette. Bewijsmiddel 4, 6 en 7 zouden daarentegen duiden op een nauwere relatie tussen verdachte en [medeverdachte 12]. Afgezien van deze tegenstrijdigheid zou het vonnis van het Hof ook onvoldoende met redenen zijn omkleed omdat bewijsmiddel 5 niet redengevend geacht kan worden.
8.2. Inderdaad is ook mijn oordeel dat bewijsmiddel 5 niet redengevend is. Onduidelijk is waar verdachte het over heeft. Kennelijk gaat het om een ontmoeting met een zekere [medeverdachte 12], en men kan vermoeden dat verdachte verklaart over [medeverdachte 12], in wiens gezelschap verdachte is aangehouden, en dat verdachte het heeft over de gebeurtenissen die aan zijn aanhouding vooraf gingen, maar helder is het niet.
Weglating van dit niet-redengevende bewijsmiddel tast overigens de bewijsmotivering niet aan, zodat de bewijsvoering gelezen kan worden zonder dat bewijsmiddel, waardoor de feitelijke grondslag aan dit middel ook komt te ontvallen.
9.1. Het achtste middel klaagt dat het hof voor het bewijs van feit 3 een verklaring heeft gebezigd die berust op een gissing. Het betreft bewijsmiddel 19, dat de volgende inhoud heeft:
"Een proces-verbaal (p.v. nummer 241020031200.OIG) opgemaakt en op 24 oktober 2003 getekend en gesloten door A. Alberts, buitengewoon agent van het Korps Politie Nederlandse Antillen, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant -zakelijk weergegeven-:
Een man genaamd [verdachte] werd aangehouden terwijl hij in een personenauto zat van het merk Volkswagen, type Jetta, kleur grijs, voorzien van kenteken [A 00-0]. De auto kwam aanrijden vanaf de plaats waar boot met verdovende middelen was aangeland. Deze auto werd aangehouden tussen [A] en de kruising met de [a-straat]. Achter deze auto stond na de aanhouding een auto van het arrestatieteam van het Korps Politie Curaçao geparkeerd. Naast deze auto van het KPC werd op de rijbaan direct zichtbaar een pistool van het merk Pietro Beretta, zwart van kleur aangetroffen. Het pistool lag ongeveer een meter uit de berm aan de rechterzijde van de rijbaan. In dit pistool zat een zwarte houder met 15 patronen en 1 huls. Bij de aanhouding bleek dat [verdachte] in zijn kleding een soortgelijke houder, zwart van kleur had met dezelfde opschriften als de houder die in het vuurwapen werd aangetroffen. Ook de 16 patronen die in deze houder zaten waren soortgelijk aan de patronen die werden aangetroffen in de houder in het pistool. Gezien bovenstaande is het aannemelijk dat het wapen door de arrestant [verdachte] bij de nadering van het arrestatieteam uit de Volkswagen Jetta is geworpen."
9.2. De laatste volzin van het bewijsmiddel bevat inderdaad een conclusie. Maar het Hof deelt kennelijk deze conclusie en heeft deze tot de zijne gemaakt, hetgeen niet verwondert gelet op de kenmerken van de houder en patronen die in het bezit van verdachte zijn aangetroffen.(6)
Het middel faalt.
10.1. Het negende middel klaagt dat het Hof heeft verzuimd in te gaan op het verweer dat het OM niet ontvankelijk diende te worden verklaard omdat de PG met betrekking tot de bestemming van de verdovende middelen in de strafzaak tegen verdachte anders heeft verklaard dan in een verwante uitleveringszaak. In de strafzaak tegen verdachte heeft de PG aangevoerd dat de partij cocaïne bestemd was voor [medeverdachte 12], terwijl uit de uitleveringszaak zou blijken dat de cocaïne bestemd is voor de organisatie van [betrokkene 1], waarmee [medeverdachte 12] niet in verband te brengen is. Op dit verweer heeft het Hof niet gerespondeerd.
10.2. Inderdaad blijkt uit de voorgedragen pleitnotities in hoger beroep dat de advocaat van verdachte een beroep heeft gedaan ontvankelijkheid van het OM gelet op de tegenstrijdigheden in de mededelingen over de bestemming van de cocaïne die zijn gedaan enerzijds in de uitleveringszaak, anderzijds de strafzaak tegen verdachte.
10.3. Het Hof had inderdaad op dit verweer moeten ingaan, maar dit verzuim hoeft op zichzelf geen gevolgen te hebben omdat het verweer slechts verworpen had kunnen worden. Niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging komt slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking. Daarvoor is alleen plaats ingeval het vormverzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan.(7) Op geen enkele wijze heeft de advocaat in feitelijke aanleg kunnen duidelijk maken waarom verdachtes recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak zou zijn geschonden door de onderling schijnbaar onverenigbare uitlatingen(8) van het OM over de bestemming van de drugs.
Het middel faalt.
11. Het vierde en zevende middel zijn naar mijn mening terecht voorgesteld, hetgeen tot vernietiging van het bestreden vonnis moet leiden voor zover het betreft de beslissingen over de feiten 1 en 2 en de strafoplegging. De overige middelen falen of zijn tevergeefs voorgesteld. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging aanleiding behoort te geven.
12. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden vonnis zoals hiervoor aangegeven en tot verwijzing van de strafzaak naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba teneinde opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
1 Deze zaak hangt samen met de zaken nrs. 01727/05 A ([medeverdachte 12]) en 01731/05 A ([medeverdachte 1], waarin ik heden eveneens concludeer.
2 Vgl. HR NJ 2000, 511.
3 Vgl. HR NJ 2000, 127.
4 HR NJ 1988, 686; HR NJ 1989, 903; HR NJ 1998, 881; HR 26 juni 2001, LJN ZD2873.
5 HR NJ 1961, 32.
6 HR 25 mei 2003, NJB 2003, blz. 388, nr. 165; HR NJ 1999, 247; HR 9 september 2003, LJN AG2077.
7 HR NJ 2004, 376.
8 Dat de drugs voor de organisatie van [betrokkene 1] bestemd waren sluit immers niet uit dat [medeverdachte 12] van die organisatie deel kan uitmaken. Dat [medeverdachte 12] in de uitleveringszaak niet voorkomt staat daar niet aan in de weg.
Uitspraak 16‑05‑2006
Inhoudsindicatie
Antilliaanse zaak. 1. Grondslagverlating. 2. Bewijs medeplegen invoer drugs. 3. Bewijs medeplegen voorhanden hebben vuurwapens. Ad 1. De in ‘s hofs vonnis opgenomen tenlastelegging stemt op bepaalde punten niet overeen met de tenlastelegging na de wijziging daarvan ter terechtzitting in eerste aanleg. Dat leidt niet tot cassatie. V.w.b. de afwijkingen (i) en (ii) valt, gelet op het verhandelde ter terechtzitting – waaruit niet kan volgen dat bij de verdediging enige onzekerheid heeft bestaan omtrent hetgeen aan verdachte werd verweten - en in aanmerking genomen hetgeen is bewezenverklaard, niet in te zien in welk in rechte te respecteren belang verdachte door die misslagen is geschaad. Ook t.a.v. misslag (iii) is niet aangevoerd in welk belang verdachte is getroffen. Aangezien hetgeen zowel in de oorspronkelijke als in de gewijzigde tenlastelegging op dit punt is gesteld niet zonder meer uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid, leest de HR de bewezenverklaring met weglating van hetgeen op dit punt in de tenlastelegging is vermeld. In die lezing worden aard en de ernst van het bewezenverklaarde in zijn geheel beschouwd niet aangetast. Ad 2. ’s Hofs oordeel dat verdachte zo bewust en nauw met zijn medeverdachten heeft samengewerkt dat er sprake is van medeplegen - in welk oordeel besloten ligt dat verdachte op de hoogte was van het lossen van de verdovende middelen en zelf een rol speelde bij het verdere vervoer van de verdovende middelen - is onjuist noch onbegrijpelijk. Ad 3. In aanmerking genomen dat niet blijkt dat verdachte tot de bemanning van het schip X (aan boord waarvan de vuurwapens tussen de nog niet geloste verdovende middelen zijn aangetroffen) behoorde en ook overigens uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat t.a.v. hem wat betreft het voorhanden hebben van vuurwapens sprake was van een zo nauwe en bewuste samenwerking met anderen dat van medeplegen kan worden gesproken, is de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
16 mei 2006
Strafkamer
nr. 01730/05 A
EC/JH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 15 maart 2005, nummer HAR-187/2004, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in het Huis van Bewaring op Curaçao.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 10 september 2004 - de verdachte ter zake van 1. "medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid onder A van de Opiumlandsverordening 1960" en 2. "medeplegen van overtreding van het verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid van de Vuurwapenverordening 1930, meermalen gepleegd, en 3. "overtreding van het verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid van de Vuurwapenverordening 1930, meermalen gepleegd" veroordeeld tot zeven jaar gevangenisstraf met onttrekking aan het verkeer zoals in het vonnis omschreven.
2. Geding in cassatie
2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. I. van Straalen en J. Goudswaard, beiden advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot verwijzing van de strafzaak naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba teneinde opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van mr. I. van Straalen voornoemd op de conclusie van de Advocaat-Generaal.
3. Bewezenverklaring en bewijsvoering
3.1. Ten laste van de verdachte heeft het Hof bewezen verklaard dat:
"1. hij in de nacht van 19 oktober 2003 op 20 oktober 2003 op het eiland Curaçao tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft ingevoerd ongeveer 2345 kilogram cocaïne en ongeveer 30 kilogram heroïne (diacetylmorphine), zijnde cocaïne en heroïne middelen als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960 hebbende hij, verdachte, toen aldaar tezamen en in vereniging met zijn mededaders, opzettelijk
- die partij verdovende middelen op zee aan boord van de boot "Lisa" genomen (vanaf een ander vaartuig of andere vaartuigen, afkomstig van Venezuela of Colombia) en
- met die boot "Lisa" in de richting van Piscadera Baai te Curaçao gevaren en
- die boot "Lisa" aangemeerd te Piscadera Baai en
- (een gedeelte van) die partij verdovende middelen aan land gebracht bij Piscadera Baai en
- (een gedeelte van) die partij verdovende middelen (vervolgens) vervoerd naar (een) in de omgeving van Piscadera Baai gereed staande auto('s) en
- op de uitkijk gestaan in de omgeving van Piscadera Baai (teneinde mededaders te waarschuwen in geval van onraad en/of mededaders en/of die partij verdovende middelen te beveiligen) en
- zich gereed gehouden in de omgeving van Piscadera Baai om die partij verdovende middelen in ontvangst te nemen en
- een of meer auto's geparkeerd in de omgeving van Piscadera Baai teneinde daarmee die partij verdovende middelen (verder) te vervoeren en
- een of meer telefoongesprekken gevoerd met betrekking tot de invoer van die partij verdovende middelen;
2. hij in de nacht van 19 oktober 2003 op 20 oktober 2003 op het eiland Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen, voorhanden heeft gehad (in een pak tussen een partij cocaïne)
- een pistool Glock 17 en
- een pistool Glock 26 en
- een pistool Taurus, vuurwapens in de zin van de Vuurwapenverordening 1930;
3. hij in de nacht van 19 oktober 2003 op 20 oktober 2003 op het eiland Curaçao voorhanden heeft gehad een pistool (Beretta), een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930 en 39 scherpe patronen, munitie in de zin van de Vuurwapenverordening 1930."
3.2. De bewezenverklaring berust op de volgende bewijsmiddelen:
1. Een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar W.A.W. Mossink, voorzover inhoudende als relaas van verbalisant:
"Door mij bekende politieambtenaren-observanten, eveneens aangesteld als buitengewoon agent van politie van de Nederlandse Antillen, onder mijn leiding werkzaam ten behoeve van de afdeling Recherchetechniek & Observatie van bovengenoemd rechercheteam, werden met toestemming van de officier van Justitie mr. G.H.Rip, op 19 oktober 2003 observatiewerkzaamheden verricht ten behoeve van het rechercheonderzoek met de projectnaam P011. Blijkens hetgeen deze observanten mij van hun bevindingen rapporteerden, is daarbij het volgende waargenomen.
19 oktober 2003, 19.30 uur:
Op verzoek van de projectleiding worden de observatie-werkzaamheden aangevangen nabij de omgeving van Piscadera te Curaçao.
19 oktober 2003, 19.40 uur:
Tegen het 2e restaurant gelegen aan het water, staat een donkergekleurde VAN model voertuig leeg geparkeerd.
19 oktober 2003, 20.40 uur:
2 personen gaan bij de ingang van Piscadera zitten. (wij krijgen door dat via de tap wordt gezegd dat er gecontroleerd moet worden).
19 oktober 2003, 23.00 uur:
Er komen 2 voertuigen via de [a-straat] richting restaurant [A] rijden. Een zwartgekleurde personenauto vermoedelijk Chevrolet Cavalier. Daarachter rijdt een grijze personenauto. (wij krijgen door dat via de tap wordt gezegd dat de posten ingenomen moeten worden).
19 oktober 2003, 23.25 uur:
Een wit gekleurde Toyota Corona rijdt in de richting van [A]. De Corona rijdt verder door naar achteren naar de boten. De Corona rijdt langs het 1e restaurant en vervolgt zijn weg verder door naar het 2e restaurant. Te zien is dat de Corona stil staat ter hoogte van de ligplaats van de "Lisa" en rijdt dan langzaam verder door.
19 oktober 2003, 23.45 uur:
Een witte pick-up met strepen op de zijkant komt aanrijden. In de kofferbak liggen allerlei spullen. Deze Pick-Up stopt ter hoogte van de ligplaats van de "Lisa". De Corona rijdt richting het 1e restaurant en blijft elders op het parkeerterrein buiten beeld staan.
19 oktober 2003, 22.58 uur:
(wij krijgen door dat er een gesprek via de Tap binnen komt waarbij vermoed wordt dat [medeverdachte 1] zich op een boot bevindt)
19 oktober 2003, 00.00uur:
Waargenomen wordt dat een boot gelegen ter hoogte van de ligplaats van de "Lisa" weg vaart. De boot is hoofdzakelijk wit met oranje biezen langszij. Aan boord bevinden zich tenminste 4 personen. De boot draagt de naam "Lisa". De boot vaart in westelijke richting.
20 oktober 2003, 00.15 uur
Na enige tijd deze koers te hebben gevaren naderen vanuit zuidelijke richting een tweetal andere vaartuigen. De drie vaartuigen varen enige minuten om elkaar heen.
20 oktober 2003, 00.20 uur
Deze boten komen achtereenvolgens "langs zij" van elkander te liggen.
20 oktober 2003, 0032 uur
Op ongeveer 200 meter voor de ingang van de Piscaderabaai ontsteekt het vaartuig zijn navigatieverlichting, en vaart vervolgens de Piscaderabaai binnen. Dit vaartuig is de eerder genoemde "Lisa". Te zien is dat op het dek goederen lagen die er niet lagen toen de "Lisa" de monding uitvoer.
20 oktober 2003, 0035 uur
De witte Corona rijdt terug in de richting van de hoofdweg en parkeert nabij een container. De Corona parkeert zodanig dat de ingang naar [A] kennelijk in de gaten gehouden kan worden.
20 oktober 2003, 00.43 uur
Op het moment dat de "Lisa" aanlegt wordt waargenomen dat er op de wal, ter hoogte van deze aanlegplaats in ieder geval 2 voertuigen staan. Een bestelbusje wit van kleur en een licht grijze personenauto. Te zien is dat er een voertuig achteruit wordt gereden naar de boot toe. Er lopen diverse mensen in de nabijheid van deze voertuigen, die kennelijk op de boot staan te wachten.
20 oktober 2003, 00.45 uur
Op het moment dat de "Lisa" aangemeerd is beginnen deze personen, alsmede de opvarenden van de boot, pakketten uit de "Lisa" te pakken en te zien is dat deze in de genoemde voertuigen worden geladen. Op dat moment worden zeker een tiental personen waargenomen ter hoogte van de "Lisa".
20 oktober 2003, 00.46 uur
(Opmerking: Op verzoek wordt het Arrestatieteam ter aanhouding ter plaatse geroepen.)"
2. Een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar A. Dijkshoorn, voorzover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Tijdens het onderzoek Speedy, projectnummer 11, van het RST is onderzoek gedaan naar de verdachte [medeverdachte 1], geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1964, wonende [b-straat 1] te [woonplaats]. Tijdens dit onderzoek werden, met machtigingen van de rechters-commissaris, mr. P. Wagenmakers en mr. C.H. Hato-Willems, onder andere de telefoonnummers [0000], [0001], [0002] en [0003] afgeluisterd en opgenomen. Uit onderzoek is gebleken dat versluierd of in codetaal wordt gesproken over de benaming van onder andere verdovende middelen en marine- en kustwachtschepen. Een samenvatting van de gesprekken en telefonische contacten geeft aan dat zich op 19 oktober 2003 het volgende heeft afgespeeld:
zondag 19 oktober 2003.
Omstreeks 16.59 uur belt [medeverdachte 2] met [medeverdachte 1] en zegt dat hij contact heeft gehad met [medeverdachte 3] te Venezuela en dat [medeverdachte 3] de coördinaten wilde weten waar zij elkaar zullen ontmoeten. Omstreeks 17.30 uur belt [medeverdachte 1] met [medeverdachte 4]. [Medeverdachte 1] wil op de hoogte worden gebracht van de bewegingen van de Marine en/of de Kustwacht. Omstreeks 18.54 uur belt [medeverdachte 1] met [medeverdachte 5] en zegt dat zij naar Piscadera moeten.
Omstreeks 19.09 uur belt [medeverdachte 2] met [medeverdachte 1] en zij praten over de te verwachten Go Fast. [Medeverdachte 2] heeft de afnemers gereed staan. [Medeverdachte 2] vraagt omstreeks 19.20 uur aan [medeverdachte 1] om na te vragen hoeveel pakketten verdovende middelen er gebracht gaan worden. Nadat [medeverdachte 2] is gebeld door de verzender van de verdovende middelen belt hij omstreeks 19.38 uur met [medeverdachte 1] en zegt hem dat de Go Fast 2 uren later wordt verwacht. Omstreeks 19.42 uur zegt [medeverdachte 4] tegen [medeverdachte 1] dat de vaartuigen van de Marine en/of de Kustwacht aangemeerd liggen. Omstreeks 20.05 uur zegt [medeverdachte 2], nadat hij weer is gebeld door de verzender, tegen [medeverdachte 1] dat [medeverdachte 1] de verzender moet bellen op een telefoonnummer te Venezuela. Tijdens een daaropvolgend gesprek tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] is te horen dat [medeverdachte 1] ook telefonisch contact heeft met een Spaanssprekende man. Omstreeks 20.20 uur belt [medeverdachte 6] met [medeverdachte 1] over de vaartuigen van de Marine en/of Kustwacht en over de betalingen van de te verwachten partij verdovende middelen. Uit verdere gesprekken die avond blijkt dat [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] ook naar Piscadera komen. Ook vinden er telefonische contacten plaats tussen [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8]; [medeverdachte 9] en [medeverdachte 10]; [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9]; [medeverdachte 6] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] met [medeverdachte 11]. Omstreeks 23.20 probeert een Go Fast telefonisch contact te leggen. Kennelijk bevindt deze zich voor de kust van Curaçao. Deze Go Fast belt ook met nummers te Venezuela. De Go Fast belt vervolgens naar verschillende mobiele telefoonaansluitingen te Curaçao.
maandag 20 oktober 2003.
Tussen 00.31 uur en 01.15 uur vinden er geen telefonische contacten plaats vanaf de Go Fast. (In deze tijd vond er omstreeks 01.00 uur een interventie door de politic plaats op de Piscaderabaai alwaar een grote hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) in beslag werd genomen en verschillende personen werden aangehouden.
Vanaf 01.15 uur heeft de Go-Fast telefonisch contact met nummers te Venezuela en Curaçao. Omstreeks 01.31 uur, 01.32 uur, 01.33 uur en 01.36 uur belt de Go Fast met [medeverdachte 12] ([...]) Er vinden geen gesprekken plaats."
3. Een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren S.L. Haselhoef en M.D. Stokkel, voorzover inhoudende als relaas van eerstgenoemde verbalisant:
"Omstreeks 00.50 uur vernam ik Haselhoef van een ingerichte observatiepost dat de desbetreffende vissersboot binnengevaren was en dat men begonnen was verdovende middelen uit de boot te laden. Hierbij kreeg ik van het Commandocentrum de opdracht om tot aanhouding over te gaan. Wij, verbalisanten zagen een grijsgelakt voertuig van het merk Volkswagen, type Jetta gekentekend [A 00-0] op de naamloze verharde weg die leidt naar de ingang van [B] ter hoogte van de werknemersingang. Genoemd voertuig werd staande gehouden en de verdachten werden gesommeerd uit het voertuig te stappen. Omstreeks 01.00 uur hebben wij onder andere aangehouden de mannen genaamd:
[verdachte] en [medeverdachte 12] als verdacht van overtreding van de Opiumlandsverordening 1960."
4. Een proces-verbaal van politie, opgemaakt door opsporingsambtenaar A. Alberts, voorzover inhoudende als relaas van verbalisant:
"Op 20 oktober 2003 werden bij een aantal aangehouden verdachten en in een aantal in beslag genomen voertuigen, een groot aantal mobiele telefoons in beslag genomen. De gegevens van de telefoons werden onderling vergeleken en gekeken werd of de nummers van de telefoons voorkwamen in één der andere in beslag genomen telefoons. Uit de matrix blijkt het volgende:
In de telefoon van [verdachte] staat (onder andere) het telefoonnummer van [medeverdachte 12] ([0004]). In de 2e telefoon van [medeverdachte 12] ([0004]) staat (onder andere) het nummer van [verdachte]. Uit bovenstaande gegevens kan de volgende gevolgtrekking worden gemaakt:
[verdachte] is een bekende van: [medeverdachte 12] en [medeverdachte 13]."
5. Een proces-verbaal van politie, voorzover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Ter plaatse aangekomen zag ik dat zich een man bij ons voegde die ik herkende als [medeverdachte 12]. Zelf heb ik die man nimmer gesproken maar via mijn zuster weet ik dat hij [medeverdachte 12] heet."
6. Een proces verbaal van politie, voorzover inhoudende:
"a. als verklaring van getuige [getuige 1]:
Ik ben sinds juli 2003 woonachtig in een appartement op het adres [c-straat 1]. Boven mij woonde een Colombiaanse familie. Die bestond onder andere uit de volgende personen: [verdachte], toen ik daar kwam wonen woonde [verdachte] er al (persoon 5) en een dikke Colombiaanse man van ongeveer 35 jaar. Ongeveer 1.75 m lang en had een bierbuik. Geen baard of snor. Haar heel kort gemillimeterd of kaal (persoon 3).
b. als relaas van verbalisanten:
Op 13 november toonden wij aan de getuige een fotomap met foto's van 20 verdachten. Zij verklaarde de volgende personen op de foto te herkennen:
V11/foto 11, als de man omschreven als persoon 3 [medeverdachte 12] en V14/foto 14 als de jongen genaamd [verdachte] en omschreven als persoon 5 = [verdachte]."
7. Een proces verbaal van politie, voorzover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 12]:
"Het klopt dat ik op het adres [c-straat 1] (= [2]) woon."
8. Een proces-verbaal van politie, opgemaakt door opsporingsambtenaar A. Alberts, voorzover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 21 oktober 2003 werd door mij, verbalisant, een onderzoek verricht naar het gebruik van de personenauto, van het merk Honda, type Odyssee, voorzien van het kenteken [01-00 B]. Deze auto werd op 20 oktober 2003 in beslag genomen nabij bet water van de Piscaderabaai in de nabijheid van een vissersboot, een Toyota Corolla en een Toyota Hiace waarin grote hoeveelheden cocaïne werden aangetroffen. Uit onderzoek aan de inbeslaggenomen Honda Odyssee is gebleken dat deze zodanig gereed was gemaakt, dat daarin onmiddellijk goederen konden worden geladen en vervoerd. Vervolgens werd door mij, verbalisant een onderzoek gedaan in de goederen die werden aangetroffen bij de aangehouden verdachten. Bij de verdachte genaamd [verdachte] werd de sleutel van de Honda Odyssee aangetroffen. Bij de verdachte [medeverdachte 12] werd een kwitantie aangetroffen voor de aankoop van de Honda Odyssee voorzien van het chassisnummer [nummer] d.d. 19 mei 2003. Bij onderzoek bleek dit de Honda Odyssee voorzien van bet kenteken [01-00 B] te zijn."
9. Een proces-verbaal van politie, voorzover inhoudende als verklaring van [getuige 1]:
"Ik hoor u zeggen dat ik op 12 en 13 november 2003 een verklaring heb afgelegd omtrent een Honda Odyssee gekentekend [01-00 B]. De precieze datum weet ik niet meer maar dat kan kloppen. De auto die mij toen getoond werd en die mij thans getoond word lijkt veel op de auto die ik destijds bij het adres [c-straat 2] gezien heb."
10. Een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar A. Spek, voorzover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Uit onderzoeksinformatie was al bekend dat deze boot eigendom is van, danwel in gebruik is bij één van de aangehouden verdachten. Deze verdachte is genaamd:
[medeverdachte 1], geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats].
In de Piscaderabaai trof ik deze boot aan. Deze boot lag met de achterzijde afgemeerd aan een steiger. Ik zag dat er in de "Lisa" een hoeveelheid pakketten lagen. Dit betroffen pakketten van verschillende afmetingen. Twee pakketten kwamen qua vorm overeen met luidsprekerboxen. Deze pakketten waren geheel met doorzichtig plastic omwikkeld. In overleg met de projectleider werd de gehele boot "Lisa" met alle zich daarin bevindende goederen door mij in beslaggenomen."
11. Een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar A. Alberts, voorzover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Behalve de verdovende middelen werden onder andere twee GPS systemen aangetroffen. Deze GPS systemen werden voor onderzoek overgedragen aan personeel van de Koninklijke Marine. Bij dit onderzoek werden een aantal coördinaten aangetroffen. Uit deze coördinaten is gebleken dat de GPS van het type GPS 176 zich op 19 oktober 2003 nabij de kust en voor de kust in de omgeving van de Piscaderabaai heeft bevonden. De GPS van het type GPS 76 bevond zich op 19 oktober 2003 op Curaçao en voor de kust van Curaçao."
12. Een proces-verbaal van politie, voorzover inhoudende als verklaring C.L. Pepin:
"Ik weet dat [medeverdachte 1] eigenaar is van de vissersboot "Lisa". Hij heeft de boot ongeveer 4 a 5 jaar geleden gekocht. Ik slaap ongeveer 4 maanden op een boot genaamd "Lindely" die naast "Lisa" afgemeerd ligt. Ik heb 2 keer gemerkt dat "Lisa" op een vreemd tijdstip ging varen. Met een vreemd tijdstip bedoel ik een tijdstip waarop je normaal niet gaat varen. 2e keer was 19/20 oktober 2003. Ik heb [medeverdachte 1] weleens met [medeverdachte 5] zien praten. Ik zag dat [medeverdachte 1] naar de politieman toeliep. Ze stonden even te praten. Daarna liepen ze beiden naar Colombianen toe. [Medeverdachte 1] kwam alleen terug. [Medeverdachte 8] is weggegaan. Ik zag [medeverdachte 1] richting de bootjes lopen. Even later zag ik de "Lisa" uitvaren zonder verlichting."
13. Een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar A. Spek, voorzover inhoudende als
relaas van verbalisant:
"Tevens was waargenomen dat er omstreeks 00.10 uur een witte bestelbus aan kwam rijden, die parkeerde ter hoogte van de plaats waar de "Lisa" even later aanlegde. Op het moment dat de "Lisa" aanlegde werd waargenomen dat er op de wal, ter hoogte van deze aanlegplaats twee voertuigen staan. De witte bestelbus en een licht grijze personenauto. Op het moment dat de "Lisa" aanmeerde begonnen personen, alsmede de opvarenden van de boot, pakketten uit de "Lisa" te pakken en waargenomen werd dat deze pakketten in de voertuigen werden geladen. Ik zag dat er zich in de witte bestelbus en in de grijze personenauto soortgelijke pakketten als in de "Lisa" bevonden. In overleg met de projectleider werden beide voertuigen, met alle zich daarin bevindende goederen, door mij inbeslaggenomen."
14. Een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar M.B.M. Lechner, voorzover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"De verdovende middelen waren allen verpakt in 73 nylon balen. Verder werden nog 3 andere pakketten in beslag genomen, welke waren verpakt in plastic.
Weging: de 73 balen inhoudende verdovende middelen hadden een totaal gewicht van 2375 kilo. 2345,5 kilo cocaïne en 14,8 kilo amfetamine en 14,8 kilo heroïne.
Testing: Steeksproefsgewijs werden door ons een aantal testen gedaan naar de inhoud van de pakketten die waren verpakt in de 73 nylon balen. In alle gevallen reageerde de testen positief, als zijnde een verdovend middel, in veel gevallen cocaïne en in enkele gevallen amfetamine c.q. heroïne.
Onderzoek overige 3 pakketten: nadat de 3 in plastic verpakte pakketten waren geopend bleek de inhoud van deze pakketten te bestaan uit:
Pakket no. 09: speakerbox klein,
Pakket no. 10: speakerbox: groot,
Pakket no. 11: 3 koffertjes elk inhoudende een vuurwapen, respectievelijk van de merken Glock 26, Glock 17 en Taurus TRG 31520."
15. Drie ambtsedige rapporten, opgemaakt door Drs. R.R.L. Petronia, apotheker, voorzover inhoudende als relaas van drs. Petronia:
"a. TG/2388/03
Het materiaal bestond uit vierenveertig (44) plastic potjes met dopje elk inhoudende een hoeveelheid witachtig poeder.
Conclusie: Uit de verkregen resultaten moet de conclusie worden getrokken dat het materiaal het volgende bevat in de zin van de Opiumlandsverordening 1960:
115 code II-B-12 t/m II-B-51: cocaïne,
115 code II-B-24A en II-B-24B: heroïne-HCL,
115 code II-B-45A en II-B-45B: heroïne-HCL.
b. TG/2387/03
Het materiaal bestond uit acht (8) plastic potjes met dopje elk inhoudende een hoeveelheid witachtig poeder.
Conclusie: de monsters 114/II-B-I t/m II-B-8 bevatten cocaïne.
c. TG/2389/03
Het materiaal bestond uit vijfentwintig (25) plastic potjes met dopje elk inhoudende een hoeveelheid witachtig poeder.
Conclusie: de monsters 116/II-B-52 t/m II-B-76 bevatten cocaïne."
16. Een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar A. Alberts, voorzover inhoudende als relaas van verbalisant:
"Tussen de verdovende middelen werden onder andere aan boord van de vissersboot Lisa in een pakket, drie dozen ieder inhoudende een vuurwapen aangetroffen. Deze wapens werden gemerkt A.51.1, A.51.2 en A.51.3.
Wapen gemerkt A.51.1:
In een doos zat een zwart kleurig pistool met houder en pompstok. Het wapen zag er nieuw uit. Er was geen munitie bij het wapen. Op de linkerzijde van de slede stond Taurus TRG 31520. Op de rechterzijde stond PT 917C, CAL. 9mm PARA.
Wapen gemerkt A.51.2:
In een doos zat een zwart kleurig pistool met houder en pompstok. Het wapen zag er nieuw uit. Er was geen munitie bij het wapen. Op de linkerzijde van de slede stond Glock 17 AUSTRIA 9x19. Op de rechterzijde stond FMT 193.
Wapen gemerkt A.51.3:
In een doos zat een zwart kleurig pistool met houder en pompstok. Het wapen zag er nieuw uit. Er was geen munitie bij het wapen. Op de linkerzijde van de slede stond Glock 26 AUSTRIA 9x19. Op de rechterzijde stond EOD 880."
17. Een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar R.E. Dorand, voorzover inhoudende als relaas van verbalisant:
"datum: 8 oktober 2003
telefoonnummer: [0005]
getapt persoon: [medeverdachte 14]
In
Tijdstip: 14.46 uur
Tekst gesprek:
Gesprek tussen [medeverdachte 15] uit vorig gesprek (stemherkenning en [medeverdachte 4] (genoemd). Verder zegt [medeverdachte 15] dat de man hem vertelt heeft dat de man drie voor 5000 dollar wilt kopen en dat hij drieduizend zoveel heeft. Om minstens 900 voor hem te sturen, zodat hij drie kan kopen. Verder zegt [medeverdachte 15] dat hij die kant op moet gaan en dat hij dan tegen hem gaat zeggen om met de persoon voor hem te komen en dan gaat hij die persoon vragen hoeveel een kost en dan gaat hij twee kopen."
18. Een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar V. Leonora, voorzover inhoudende als relaas van verbalisant:
"datum: 15 oktober 2003
telefoonnummer: [0001]
getapt persoon: [medeverdachte 1]
Uit
Tijdstip: 14.19 uur
Tekst gesprek:
Gesprek tussen [medeverdachte 1] en een NN-man
[Medeverdachte 1]:Ik zei tegen hem dat ik naar één voor hem zal uitkijken.
NN-man:Ja een goedkope.
[Medeverdachte 1]: Ik zou zelf twee krijgen, splinternieuw. Ik zei tegen hem om te wachten totdat ik eentje voor hem kan optrommelen. Die mag hij dan houden, want ik zou twee splinternieuwe krijgen."
19. Een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar A. Alberts, voorzover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Een man genaamd [verdachte] werd aangehouden terwijl hij in een personenauto zat van het merk Volkswagen, type Jetta, kleur grijs, voorzien van kenteken [A 00-0]. De auto kwam aanrijden vanaf de plaats waar de boot met verdovende middelen was aangeland. Deze auto werd aangehouden tussen [A] en de kruising met de [a-straat]. Achter deze auto stond na de aanhouding een auto van het arrestatieteam van het Korps Politie Curaçao geparkeerd. Naast deze auto van het KPC werd op de rijbaan direct zichtbaar een pistool van het merk Pietro Beretta, zwart van kleur aangetroffen. Het pistool lag ongeveer een meter uit de berm aan de rechterzijde van de rijbaan. In dit pistool zat een zwarte houder met 15 patronen en 1 huls. Bij de aanhouding bleek dat [verdachte] in zijn kleding een soortgelijke houder, zwart van kleur had met dezelfde opschriften als de houder die in het vuurwapen werd aangetroffen. Ook de 16 patronen die in deze houder zaten waren soortgelijk aan de patronen die werden aangetroffen in de houder in het pistool. Gezien bovenstaande is het aannemelijk dat het wapen door de arrestant [verdachte] bij de nadering van het arrestatieteam uit de Volkswagen Jetta is geworpen."
4. Beoordeling van het eerste middel
4.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof ten aanzien van de feiten 1 en 2 niet recht heeft gedaan op de grondslag van de tenlastelegging zoals die ter terechtzitting in eerste aanleg van 25 augustus 2004 is gewijzigd.
4.2.1. Na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg van 25 augustus 2004, luidde deze voorzover voor de beoordeling van het middel van belang aldus:
"1. dat hij in of omstreeks de nacht van 19 oktober 2003 op 20 oktober 2003 op het eiland Curaçao en/of in de kustwateren van Curaçao (binnen de territoriale wateren van Curaçao en/of de Nederlandse Antillen), tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk heeft ingevoerd (daaronder mede begrepen "invoer" in de zin artikel 1 lid 2 van de Opiumlandsverordening 1960), althans vervoerd, althans in zijn bezit en/of aanwezig heeft gehad, ongeveer 2345 kilogram, althans een hoeveelheid cocaïne, althans enige bereiding van cocaïne en/of ongeveer 30 kilogram, althans een hoeveelheid heroïne (diacetylmorphine) en hare respectieve zouten, zijnde cocaïne en heroïne (een) middel(en) als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960 en/of in de beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 22 mei 1987 (P.B. 1987 no. 50) zoals gewijzigd bij de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 23 juli 1990 (P.B. 1990 no. 59), hebbende hij, verdachte, toen aldaar tezamen en in vereniging met zijn mededaders, althans alleen, opzettelijk
- die partij verdovende middelen op zee aan boord van de boot "Lisa" genomen (vanaf een ander vaartuig of andere vaartuigen, afkomstig van Venezuela of Colombia) en/of
- met die boot "Lisa" in de richting van Piscadera Baai te Curaçao gevaren en/of
- die boot "Lisa" aangemeerd te Piscadera Baai en/of
- (een gedeelte van) die partij verdovende middelen aan land gebracht bij Piscadera Baai en/of
- (een gedeelte van) die partij verdovende middelen (vervolgens) vervoerd naar (een) in de omgeving van Piscadera Baai gereed staande auto('s) en/of
- op de uitkijk gestaan in de omgeving van Piscadera Baai (teneinde zijn mededaders te waarschuwen in geval van onraad en/of zijn mededaders en/of die partij verdovende middelen te beveiligen) en/of
- zich gereed gehouden in de omgeving van Piscadera Baai om die partij verdovende middelen in ontvangst te nemen en/of
- een of meer auto's geparkeerd in de omgeving van Piscadera Baai teneinde daarmee die partij verdovende middelen (verder) te vervoeren en/of
- telefonisch contact gezocht met de bemanning van het uit Venezuala of Colombia afkomstige vaartuig (gofast)
2. Dat hij in of omstreeks de nacht van 19 oktober 2003 op 20 oktober 2003 op het eiland Curaçao en/of in de kustwateren van Curaçao (binnen de territoriale wateren van Curaçao en/of de Nederlandse Antillen), tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, voorhanden heeft gehad (in een pak tussen een partij cocaïne)
- een pistool Glock 17 en
- een pistool Glock 26 en
- een pistool Taurus, althans een of meer vuurwapens in de zin van de Vuurwapenverordening 1930."
4.2.2. De bestreden uitspraak houdt, voorzover hier van belang, in:
"Aan de verdachte is tenlastegelegd dat
1. hij in of omstreeks de nacht van 19 oktober 2003 op 20 oktober 2003 op het eiland Curaçao en/of de kustwateren van Curaçao binnen de territoriale wateren van Curaçao en/of de Nederlandse Antillen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft ingevoerd (daaronder mede begrepen "invoer" in de zin van artikel 1 lid 2 van de Opiumlandsverordening 1960), althans vervoerd, althans in zijn bezit en/of aanwezig heeft gehad, ongeveer 2345 kilogram, althans een hoeveelheid cocaïne, althans enige bereiding van cocaïne, en/of ongeveer 30 kilogram, althans een hoeveelheid heroïne (diacetylmorphine) en hare respectieve zouten, zijnde cocaïne en heroïne (een) middel(en) als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960 en/of in de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 22 mei 1987 (P.B. 1987 no. 50) zoals gewijzigd bij de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 23 juli 1990 (P.B. 1990 no. 59), hebbende hij, verdachte, toen aldaar tezamen en in vereniging met zijn mededaders, althans alleen, opzettelijk
- die partij verdovende middelen op zee aan boord van de boot "Lisa" genomen (vanaf een ander vaartuig of andere vaartuigen, afkomstig van Venezuela of Colombia) en/of
- met die boot "Lisa" in de richting van Piscadera Baai te Curaçao gevaren en/of
- die boot "Lisa" aangemeerd te Piscadera Baai en/of
- (een gedeelte van) die partij verdovende middelen aan land gebracht bij Piscadera Baai en/of
- (een gedeelte van) die partij verdovende middelen (vervolgens) vervoerd naar (een) in de omgeving van Piscadera Baai gereed staande auto('s) en/of
- op de uitkijk gestaan in de omgeving van Piscadera Baai (teneinde zijn mededaders te waarschuwen in geval van onraad en/of zijn mededaders en/of die partij verdovende middelen te beveiligen) en/of
- zich gereed gehouden in de omgeving van Piscadera Baai om die partij verdovende middelen in ontvangst te nemen en/of
- een of meer auto's geparkeerd in de omgeving van Piscadera Baai teneinde daarmee die partij verdovende middelen (verder) te vervoeren en/of
- een of meer telefoongesprekken gevoerd met betrekking tot de invoer van die partij verdovende middelen
2. hij in of omstreeks de nacht van 19 oktober 2003 op 20 oktober 2003 op het eiland Curaçao en/of in de kustwateren van Curaçao (binnen de territoriale wateren van Curaçao en/of de Nederlandse Antillen), tezamen en in vereniging met anderen, voorhanden heeft gehad (in een pak tussen een partij cocaïne)
- een pistool Glock 17 en
- een pistool Glock 26 en
- een pistool Taurus, althans een of meer vuurwapens in de zin van de Vuurwapenverordening 1930;"
4.3. De in het vonnis van het Hof opgenomen tenlastelegging stemt op de volgende punten niet overeen met de tekst van de tenlastelegging zoals deze luidde na de wijziging daarvan ter terechtzitting in eerste aanleg van 25 augustus 2004:
(i) in de omschrijving van feit 1 is tussen "en/of" en "de kustwateren van Curaçao" het woord "in" weggevallen,
(ii) voor wat betreft feit 1 in de derde regel en feit 2 ontbreken telkens na "tezamen en in vereniging met anderen" de woorden "althans alleen", en
(iii) met betrekking tot feit 1 achter het laatste gedachtestreepje is vermeld: "een of meer telefoongesprekken gevoerd met betrekking tot de invoer van die partij verdovende middelen", terwijl na de toegelaten wijziging deze passage luidde: "telefonisch contact gezocht met de bemanning van het uit Venezuela of Colombia afkomstige vaartuig (gofast)".
Andere op genoemde terechtzitting toegelaten wijzigingen zijn wel verwerkt, terwijl ten aanzien van feit 1 bij de nadere feitelijke omschrijving van de verweten handelingen wel "althans alleen" is opgenomen.
4.4. Uit het voorgaande volgt dat de klachten van het middel gegrond zijn. Dat behoeft evenwel niet tot cassatie te leiden. Voor wat betreft de hiervoor onder 4.3 sub (i) en (ii) genoemde afwijkingen valt, gelet op het verhandelde ter terechtzitting - waaruit niet kan volgen dat bij de verdediging enige onzekerheid heeft bestaan omtrent hetgeen aan de verdachte werd verweten - en in aanmerking genomen hetgeen is bewezenverklaard, niet in te zien (en wordt in het middel ook niet gesteld) in welk in rechte te respecteren belang de verdachte door bedoelde misslagen is geschaad. Ook ten aanzien van de hiervoor onder 4.3 sub (iii) bedoelde misslag is niet aangevoerd in welk belang de verdachte daardoor zou zijn getroffen. Aangezien hetgeen zowel in de oorspronkelijke als in de gewijzigde tenlastelegging op dit punt is gesteld niet zonder meer uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid, leest de Hoge Raad de bewezenverklaring van feit 1 met weglating van hetgeen achter het laatste gedachtenstreepje is vermeld. Nu in die lezing de aard en de ernst van het bewezenverklaarde in zijn geheel beschouwd niet worden aangetast, behoeft 's Hofs kennelijke vergissing ook in dit opzicht niet tot cassatie te leiden.
4.5. Het middel is dus tevergeefs voorgesteld.
5. Beoordeling van het derde middel
5.1. Het middel behelst de klacht dat de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde feit ontoereikend is gemotiveerd nu uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat de verdachte met zijn mededaders ongeveer 30 kilogram heroïne zou hebben ingevoerd.
5.2. Uit het hiervoor onder 3.1.2 vermelde proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar M.B.M. Lechner (bewijsmiddel 14), volgt dat een aantal van de in beslag genomen balen heroïne bevatte, hetgeen na weging een hoeveelheid van in totaal 14,8 kilogram bleek te zijn. De gebezigde bewijsmiddelen houden echter voor het overige niets in waaruit kan worden afgeleid dat de ingevoerde hoeveelheid in totaal ongeveer 30 kilogram heroïne heeft bedragen. Aangenomen moet worden dat ten gevolge van een kennelijke vergissing in de bewezenverklaring de woorden "ongeveer 30 kilogram" zijn opgenomen. De Hoge Raad leest de bewezenverklaring met herstel van deze misslag in die zin dat is bewezenverklaard "een hoeveelheid heroïne".
5.3. Door deze verbeterde lezing komt aan het middel de feitelijke grondslag te ontvallen.
6. Beoordeling van het vierde en het zevende middel
6.1. Het vierde middel klaagt dat de bewezenverklaring van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten ontoereikend is gemotiveerd nu uit de gebezigde bewijsmiddelen het medeplegen niet kan worden afgeleid. Het zevende middel klaagt dat het Hof ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, het tezamen en in vereniging voorhanden hebben van vuurwapens heeft bewezen verklaard. De middelen lenen zich voor een gezamenlijke bespreking met betrekking tot achtereenvolgens het medeplegen van het invoeren van cocaïne en heroïne (feit 1) en het medeplegen van het voorhanden hebben van vuurwapens (feit 2).
6.2. De bestreden uitspraak houdt, voorzover voor de beoordeling van de middelen van belang, onder "Bewijsoverwegingen" het volgende in:
"Medeplegen
De raadsman heeft het verweer gevoerd dat niet bewijsbaar is dat sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking alsmede van een gezamenlijke uitvoering van de tenlastegelegde feiten. Dat verweer vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen. In essentie samengevat tonen deze het volgende aan. Verdachte was ten tijde van de aanlanding van de verdovende middelen en vuurwapens ter plaatse (Piscadera) aanwezig. De verdovende middelen en wapens waren aangeleverd door een "go fast". Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft, met hulp van diverse anderen, de verdovende middelen en wapens van de "go fast"overgenomen aan boord van zijn schip de "Lisa". Voor het vervoer vanaf de plaats van aanlanding stond, onder andere, een Honda Odyssee gereed. De sleutel daarvan is in het bezit van verdachte aangetroffen. Bij aanhouding bevond verdachte zich in het gezelschap van medeverdachte [medeverdachte 12]. Hij bleek toen bovendien een patroonhouder met scherpe patronen alsmede nog 10 losse patronen bij zich te hebben. Deze feiten in onderling verband bezien bewijzen dat verdachte nauw samenwerkte met medeverdachte [medeverdachte 12] en overige bij de aanlanding betrokken verdachten."
6.3.1. Gelet op de gebezigde bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverweging, heeft het Hof, voorzover voor de beoordeling van het vierde middel van belang, vastgesteld dat:
- de verdachte, voorzien van een vuurwapen, na middernacht ten tijde van de aanlanding van de goederen samen met anderen in de nabijheid is geweest van de plaats waar het schip "Lisa" met de verdovende middelen en wapens aan boord, was aangemeerd;
- op die plaats verschillende personen aanwezig waren alsmede een aantal auto's, in twee waarvan een hoeveelheid van de van de "Lisa" geloste verdovende middelen werd geladen;
- toen de arrestatie-eenheid van de politie ingreep, de verdachte samen met [medeverdachte 12] is aangehouden in een auto die kwam aanrijden vanaf de plaats waar het schip "Lisa" was aangeland;
- de verdachte in het bezit was van de autosleutels van de Honda Odyssee, welk voertuig eveneens in de nabijheid van het schip "Lisa" was opgesteld en gereed stond voor het inladen en vervoeren van goederen;
- deze Honda Odyssee naast twee voertuigen stond waarin reeds uit de "Lisa" afkomstige pakketten waren ingeladen;
- deze pakketten verdovende middelen (cocaïne en heroïne) bevatten;
- met de telefoon van genoemde [medeverdachte 12] na de arrestatie vanaf de "go fast" - het vaartuig waarmee de verdovende middelen en de wapens vanuit Venezuela of Colombia zijn aangevoerd (waarna deze op zee zijn overgeladen in de "Lisa") - telefonisch contact is gezocht.
6.3.2. Gelet op het voorgaande en op hetgeen het Hof voorts heeft vastgesteld omtrent de relatie tussen de verdachte en [medeverdachte 12], geeft het oordeel van het Hof dat de verdachte zo bewust en nauw met zijn medeverdachten heeft samengewerkt dat er sprake is van medeplegen van het onder 1 bewezenverklaarde feit - in welk oordeel besloten ligt dat de verdachte op de hoogte was van het lossen van de verdovende middelen en zelf een rol speelde bij het verdere vervoer van de verdovende middelen - geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting terwijl het evenmin onbegrijpelijk is. De bewezenverklaring van feit 1 kan derhalve uit de gebezigde bewijsmiddelen worden afgeleid. In zoverre is de bewezenverklaring toereikend gemotiveerd.
6.3.3. Het vierde middel is dus tevergeefs voorgesteld.
6.4.1. Uit bewijsmiddel 16 kan worden afgeleid dat de in de bewezenverklaring onder 2 bedoelde vuurwapens door de politie aan boord van de "Lisa" tussen de nog niet geloste verdovende middelen zijn aangetroffen. In aanmerking genomen dat niet blijkt dat de verdachte tot de bemanning van de "Lisa" behoorde en ook overigens uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat ten aanzien van hem voor wat betreft het voorhanden hebben van die vuurwapens sprake was van een zo nauwe en bewuste samenwerking met anderen dat van medeplegen kan worden gesproken, is de bewezenverklaring van feit 2 niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
6.4.2. Het zevende middel is dus terecht voorgesteld.
7. Beoordeling van het tweede, het zesde, het achtste en het negende middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden, Dat behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtontwikkeling.
8. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt het vorenoverwogene mee dat het vijfde middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
9. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak, doch uitsluitend voor wat betreft de beslissingen ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging;
Verwijst de zaak naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;Verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 16 mei 2006.