NJ 2006, 234
Dwang; boos opzet; feitelijkheid.
HR 13-09-2005, ECLI:NL:HR:2005:AT5834
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13 september 2005
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, G.J.M. Corstens, A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu
- Zaaknummer
02950/04M
- Conclusie
A-G Jörg
- LJN
AT5834
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2005:AT5834, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑09‑2005
ECLI:NL:HR:2005:AT5834, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑09‑2005
- Wetingang
Sr art. 284
Essentie
Het door een feitelijkheid wederrechtelijk dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden (art. 284 lid 1 onder 1° Sr). Het in het bestanddeel dwingen besloten liggende opzetvereiste heeft ook betrekking op de wederrechtelijkheid van de gedraging. Dat hiervan sprake was volgt uit de bewijsmiddelen. De gedragingen van de verdachte en zijn mededader leverden voor het slachtoffer een zodanige psychische druk op dat hij zich gedwongen voelde te voldoen aan hetgeen van hem werd verlangd.
Samenvatting
Verdachte heeft gebruik gemaakt van zijn positie van meerdere tegenover het slachtoffer als ondergeschikte, het slachtoffer naar een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.