NJ 2005, 109
Redelijke termijn in geval van geschorste voorlopige hechtenis.
HR 30-11-2004, ECLI:NL:HR:2004:AR3731
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
30 november 2004
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, J.L.M. Urlings, W.A.M. van Schendel
- Zaaknummer
00847/04
- Conclusie
A-G Vellinga
- LJN
AR3731
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2004:AR3731, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑11‑2004
ECLI:NL:HR:2004:AR3731, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 30‑11‑2004
- Wetingang
Essentie
De regel dat de zaak in de appèlfase in beginsel binnen 16 maanden behoort te zijn afgedaan indien de verdachte in voorlopige hechtenis verkeert (HR 3 oktober 2000, NJ 2000, 721, rov. 3.16), is niet van toepassing indien de voorlopige hechtenis is geschorst.
Voorgaande uitspraak
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 26 november 2003, nummer 23/001609-02, in de strafzaak tegen A.A.P., adv. mr. G. Spong te Amsterdam.
Hof:
De uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep de verdachte vrijgesproken van het hem bij inleidende dagvaarding ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.