JOL 2004, 192
Strafprocesrecht.
HR 30-03-2004, ECLI:NL:PHR:2004:AO5026
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
30 maart 2004
- Magistraten
Mrs. C.J.G. Bleichrodt, B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu
- Zaaknummer
01667/03
- Conclusie
A-G Machielse
- LJN
AO5026
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2004:AO5026, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 30‑03‑2004
ECLI:NL:PHR:2004:AO5026, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑03‑2004
Essentie
Het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan kan ingevolge art. 341 lid 4 Sv niet uitsluitend worden aangenomen op de opgaven van de verdachte.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 14 februari 2003, nummer 20/000861–02, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Indonesië) op [geboortedatum] 1951, te [woonplaats].
Hoge Raad:
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep — met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch van 3 januari 2002 — de verdachte vrijgesproken van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.