NJ 2002, 354
Bewaring ten behoeve van rechthebbende. Verdachte is geen rechthebbende van na ripdeal bij hem aangetroffen geld.
HR 19-03-2002, ECLI:NL:HR:2002:AD8961
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
19 maart 2002
- Magistraten
Bleichrodt, Koster, Van Buchem-Spapens
- Zaaknummer
00339/01
- Conclusie
A-G Jörg
- LJN
AD8961
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2002:AD8961, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑03‑2002
ECLI:NL:HR:2002:AD8961, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑03‑2002
- Wetingang
Sv art. 353
Essentie
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende. 's Hofs oordeel dat de verdachte niet de rechthebbende is van de bij hem inbeslaggenomen ƒ 10 425 is niet onbegrijpelijk, nu het geld bij verdachte is aangetroffen kort na een door hem gepleegde ripdeal. In het licht van verdachtes ongestaafde bewering in hoger beroep over de herkomst van het geld (verkoop van een ketting aan een Afrikaan), behoefde dat oordeel geen nadere motivering.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 22 december 2000, nummer 23/003072–00, in de strafzaak tegen T. J. A. D., ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.