JOL 2002, 147
Ontneming voordeel uit andere feiten op grond van art. 36e lid 3 Sr ook mogelijk indien veroordeelde geen voordeel heeft verkregen uit feit waarvoor hij is veroordeeld. Materieel strafrecht.
HR 26-02-2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5368
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
26 februari 2002
- Magistraten
C.J.G. Bleichrodt, A.M.J. van Buchem-Spapens, A.J.A. van Dorst, E.J. Numann, W.A.M. van Schendel
- Zaaknummer
03359/00P
- Conclusie
A-G Jörg
- LJN
AD5368
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2002:AD5368, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑02‑2002
ECLI:NL:HR:2002:AD5368, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑02‑2002
Essentie
Ontneming voordeel uit andere feiten op grond van art. 36e lid 3 Sr ook mogelijk indien veroordeelde geen voordeel heeft verkregen uit feit waarvoor hij is veroordeeld. Materieel strafrecht.
Samenvatting
Voorgaande uitspraak
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 10 mei 2000, nummer 23–001931–99, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
(betrokkene), zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoge Raad:
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep — met vernietiging van een beslissing van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.