Vgl. HR NJ 2000, 377 (Eerste Kamer); Vgl. voorts HR NJ 1978, 405 en 1978, 35 in uitleveringszaken.
HR, 30-10-2001, nr. 01138/01U
ECLI:NL:HR:2001:AD4299
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
30-10-2001
- Zaaknummer
01138/01U
- Conclusie
Mr. Machielse
- LJN
AD4299
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2001:AD4299, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑10‑2001
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2001:AD4299
ECLI:NL:HR:2001:AD4299, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 30‑10‑2001; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2001:AD4299
- Wetingang
art. 31 Uitleveringswet
- Vindplaatsen
Conclusie 30‑10‑2001
Mr. Machielse
Partij(en)
Nr. 01138/01 U
Mr. Machielse
Zitting: 18 september 2001
(bij vervroeging)
Conclusie inzake:
[De opgeëiste persoon]
1.
Bij haar uitspraak van 22 mei 2001 heeft de arrondissementsrechtbank te Haarlem de uitlevering van [betrokkene A] aan de Bondsrepubliek Duitsland toelaatbaar verklaard. Bij haar herstel proces-verbaal van 17 juli 2001 ter verbetering van een kennelijke vergissing in het dictum van haar uitspraak van 22 mei 2001 heeft de rechtbank bepaald dat haar uitspraak, voorzover inhoudende de toelaatbaarverklaring door de rechtbank van de uitlevering van de hiervoor genoemde genoemde persoon aan de Bondsrepubliek Duitsland, verbeterd dient te worden gelezen in dier voege dat de rechtbank de uitlevering van [de opgeëiste persoon] aan de Bondsrepubliek Duitsland toelaatbaar verklaart.
2.
Namens de opgeëiste persoon heeft mr. A.M. Ficq-Kengen, advocaat te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld. Na toezending mijnerzijds van een kopie van het onder 1 genoemde herstel proces-verbaal heeft mr. Ficq-Kengen mij desgevraagd bij haar schrijven van 19 juli 2001 medegedeeld dat middel van cassatie in te willen trekken. Derhalve resteert thans niet meer een te bespreken middel van cassatie.
3.
Ambtshalve verdient het volgende opmerking. De rechtbank heeft bij haar onder 1 genoemde herstel proces-verbaal het dictum in haar onder 1 weergegeven uitspraak willen wijzigen. Het komt mij echter voor dat een uitspraak waarin abusievelijk onjuiste informatie staat vermeld niet bij een herstel proces-verbaal gewijzigd kan worden. Nu de rechtbank van oordeel is dat sprake is van een kennelijke vergissing in haar dictum, welk oordeel ik onderschrijf nu uit de resterende inhoud van de bestreden uitspraak volstrekt helder is op wie zij betrekking heeft, kan de Hoge Raad één en ander na partiële vernietiging van de bestreden uitspraak zelf herstellen.1.
4.
Nu ik ambtshalve geen andere gronden tot cassatie heb aangetroffen dan de evengenoemde, concludeer ik tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend voorzover daarin de uitlevering van [betrokkene A] aan de Bondsrepubliek Duitsland toelaatbaar is verklaard, met verwerping van het beroep voor het overige, en dat de Hoge Raad, opnieuw rechtdoende, verstaat dat de gevraagde uitlevering van [de opgeëiste persoon] aan de Bondsrepubliek Duitsland toelaatbaar is.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 30‑10‑2001
Uitspraak 30‑10‑2001
Inhoudsindicatie
-
Partij(en)
30 oktober 2001
Strafkamer
nr. 01138/01 U
KD/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Haarlem van 22 mei 2001, nummer 15/700009-01, op een verzoek van Bondsrepubliek Duitsland tot uitlevering van:
[de opgeëiste persoon], geboren te [geboorteplaats] (Columbia) op [geboortedatum] 1952, ten tijde van de bestreden uitspraak gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Breda.
1. De bestreden uitspraak
De Rechtbank heeft de gevraagde uitlevering van [de opgeëiste persoon] aan Duitsland toelaatbaar verklaard ter strafvervolging van [de opgeëiste persoon] ter zake van de in de bestreden uitspraak omschreven feiten.
2. Geding in cassatie
2.1.
Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon. Namens deze hebben mr. G.P. Hamer en mr. A.M. Ficq-Kengen, advocaten te Amsterdam, bij schriftuur één middel van cassatie voorgesteld.
2.2.
Bij brief van 19 juli 2001 heeft mr. Ficq-Kengen bericht het ingediende middel in te trekken.
2.3.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend voorzover daarin de uitlevering van [betrokkene A] aan de Bondsrepubliek Duitsland toelaatbaar is verklaard, met verwerping van het beroep voor het overige, en dat de Hoge Raad, opnieuw rechtdoende, verstaat dat de gevraagde uitlevering van [de opgeëiste persoon] aan de Bondsrepubliek Duitsland toelaatbaar is.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Namens de opgeëiste persoon is door haar raadslieden een schriftuur houdende een middel van cassatie ingediend. Dit middel is nadien door die raadslieden namens haar ingetrokken. De opgeëiste persoon heeft weliswaar in overeenstemming met art. 31, vierde lid, Uitleveringswet vóór de dienende dag bij de Hoge Raad door haar raadslieden een schriftuur houdende middelen van cassatie doen indienen. Dit brengt evenwel mee dat, indien als gevolg van de intrekking van een of meer middelen geen middel van cassatie meer resteert, de opgeëiste persoon in het beroep niet kan worden ontvangen.
4. Slotsom
Uit het vorenstaande volgt dat de opgeeëiste persoon in haar beroep niet-ontvankelijk in het beroep.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de opgeëiste persoon niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend-griffier M.I. Veldt-Foglia, en uitgesproken op 30 oktober 2001.