NJ 1968, 29
HR, 21-06-1966
HR 21-06-1966, ECLI:NL:PHR:1966:AB5500, m.nt. Ch.J. Enschedé
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
21 juni 1966
- Magistraten
Feber, Kazemier, Loeff, Eijssen, Moons
- Zaaknummer
[1966-06-21/NJ_51481]
- Noot
Ch.J. Enschedé
- LJN
AB5500
- JCDI
JCDI:ADS65534:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1966:AB5500, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 21‑06‑1966
ECLI:NL:PHR:1966:AB5500, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑06‑1966
- Wetingang
Sv art. 338; Sv art. 339; Sv art. 340; Sv art. 341; Sv art. 342; Sv art. 343; Sv art. 344; Sv art. 306
Essentie
Bevestigingen onder ede door tolken van de juistheid en volledigheid van een schriftelijke vertaling niet beschouwd als verklaringen, die als bewijsmiddel zijn gebruikt of waarvan voor het bewijs is gebruik gemaakt.
Samenvatting
In hetgeen in het bestreden arrest met betrekking tot de als bewijsmiddel gebezigde ‘schriftelijke vertaling’ is overwogen volgt — voorzover ten deze van belang — slechts, dat het Hof, meergemelde ‘schriftelijke vertaling’ als bewijsmiddel bezigend, zulks heeft gedaan mede in verband met hetgeen, als inhoudende een bevestiging van de juistheid en volledigheid dier vertaling, onderscheidenlijk t. t.r.z. in eerste aanleg door de in 's Hofs overweging ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.