V-N Vandaag 2013/2633
Art. 5 Uitv. besl. BRV is volgens A-G verbindend
HR (A-G) 25-10-2013, ECLI:NL:PHR:2013:1152
- Instantie
Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
- Datum
25 oktober 2013
- Zaaknummer
13/01796
- Vakgebied(en)
Belastingen van rechtsverkeer (V)
- Brondocumenten
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑03‑2014
ECLI:NL:HR:2014:686, Uitspraak, Hoge Raad, 28‑03‑2014
ECLI:NL:PHR:2013:1152, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑10‑2013
- Wetingang
Essentie
A-G Wattel concludeert dat ter voorkoming van oneigenlijk gebruik van de inbrengvrijstelling nadere voorwaarden aan de inbrengvrijstelling zouden worden gesteld. Het crediteringsmaximum van 10% heeft volgens de A-G wel degelijk een wettelijke basis.
Samenvatting
A en B drijven een onderneming in firmaverband. Medio 2007 brengen zij hun onderneming “ruisend” in belanghebbende, X bv, in. Tot het ondernemingsvermogen behoren twee onroerende zaken. De overinbreng bedraagt € 828.719. Na het bedingen van lijfrenten resteert een bedrag van € 641.601, waarvoor A en B worden gecrediteerd als schuldeiser. Met betrekking tot deze creditering zou een nadere regeling worden getroffen, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.