Einde inhoudsopgave
Artikel 6 EVRM en de civiele procedure (BPP nr. 10) 2008/5.4.1
5.4.1 De ingewikkeldheid van de zaak
Mr. P. Smits, datum 06-03-2008
- Datum
06-03-2008
- Auteur
Mr. P. Smits
- JCDI
JCDI:ADS300113:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zie o.m. EHRM 13 juli 1983, Zimmermann en Steiner, serie A, vol 66, § 24 e.v.
Aldus Jansen/Wenders (2006), p. 1100, onder verwijzing naar EHRM 15 juni 2006, Bakiyevets, 22892/03. Het betrof daar een faillissementsprocedure van zekere complexiteit.
EHRM 26 oktober 1988, Martens Moreira, serie A, vol 143, § 48. Voorts opinie ECRM opgenomen in EHRM 19 februari 1991, Brigandi, serie A, vol 194-b, p. 36, § 48 e.v.
Internationaler Kommentar zur EMRIC(MiehslerNogler), aant. 319 op art. 6 EVRM. Afwijzend is in dit verband bijvoorbeeld EHRM 6 oktober 2005, Lukenda, 23032/02.
EHRM 19 februari 1991, Zanghl, serie A, vol 194-c. Jansen (2000), p. 134, noemt enkele andere voorbeelden.
Internationaler Kommentar zur EMRIC(MiehslerNogler), aant. 320 op art. 6 EVRM.
Zie EHRM 8 december 1983, Pretto, serie A, vol 71, § 32. Onder verwijzing naar EHRM 24 april 1998, Mavronichis, 28054/59, Reports 1998-11, § 22 en 39, voegt Jansen (2000), p. 133, hier aan toe dat indien, omgekeerd, een rechter heeft te maken met 'settled case-law' over het geschil in kwestie, de verklaring voor de lengte niet in de complexiteit kan liggen. Is daarvan geen sprake, dan geldt in het algemeen: wachten op gegevens of de afloop van een andere procedure kan, mits niet abnormaal en onverklaarbaar lang, als afzonderlijke factor worden aangeduid die een langere tijd voordat uitspraak wordt gedaan, acceptabel maakt.
Zie voor een geval waar processuele complicaties onvoldoende rechtvaardiging opleverden voor vertraging van de procedure EHRM 26 oktober 1988, Martins Moreira, serie A, vol 143, § 47-48 en EHRM 28 juni 1990, Obermeier, serie A, vol 179, § 72. Als voorbeeld kan ook gelden EHRM 23 september 1998, I.A./Frankrijk, RJ 8r D 1998-V11,* 121, waarin het Hof tot de slotsom komt dat art. 6 EVRM niet geschonden is vanwege het verre van zuivere processuele gedrag van partijen.
De ingewikkeldheid van een zaak kan gelegen zijn in de complexiteit van de feiten en de ingewikkeldheid van de juridische problematiek1 - of die ingewikkeldheid nu van aanvang af reeds bestaat of zich eerst in de loop van een procedure voordoet. De ingewikkeldheid van de zaak is in het algemeen op zichzelf niet een rechtvaardiging voor de totale lange duur van een procedure.2
Bij de feiten kan het gaan om (de bepaling van) de omvang van de feiten of om de aard daarvan, ofwel om een combinatie van deze beide elementen. Met name de moeilijkheden die worden ondervonden bij het vergaren van het nodige (bewijs)materiaal kunnen een vertraging in de procedure rechtvaardigen.3 Men denke hierbij onder meer aan de moeilijkheden van bewijsvergaring in het buitenland of aan gecompliceerde deskundigenrapporten.4 Een eenvoudige procedure in eerste instantie en in hoger beroep waarin de vordering tot amotie van een bouwwerk aan de orde is (omdat dit bouwwerk het uitzicht van de getroffene op de zee verhindert), welke procedure niettemin bijna negen jaar duurt, kan niet door de beugel.5
Wat de juridische problematiek betreft denke men niet slechts aan de inhoudelijke beoordeling van het geval die bemoeilijkt kan worden door recente of op stapel staande wetswijzigingen welke een afwachten van een definitieve regeling door het betreffende gerecht kunnen rechtvaardigen,6 ook het afwachten van een uitspraak van de hoogste rechter door een lagere instantie met het oog op een eenvormige wetsuitleg en eenheid van rechtspraak kan geoorloofd zijn.7
De moeilijkheidsgraad van de in het geding zijnde rechtsvragen is als zodanig eveneens een factor die vertragend kan werken, doch de rechtspraak van de Europese instanties is op dit punt uit de aard der zaak casuïstisch van karakter, zodat daarover in zijn algemeenheid niets te zeggen is. Hooguit kan men constateren dat Hof en Commissie een zaak niet gauw dusdanig moeilijk vinden dat daardoor een vertraging in de procedure gerechtvaardigd is.
Juridische complicaties kunnen daarnaast nog optreden vanwege processuele verwikkelingen: het aanwezig zijn van meerdere procespartijen (bijvoorbeeld door voeging of tussenkomst), het verwijzen van een zaak naar een andere gerechtelijke instantie vanwege bevoegdheidsperikelen, het opwerpen van exceptieve verweren door partijen, het instellen van reconventionele vorderingen, het instellen van tussentijds appel (en eventueel cassatie) - waardoor de procedure in eerste aanleg jarenlang stil komt te liggen - of ook het door elkaar heen lopen van verschillende met elkaar verband houdende procedures en dergelijke, kunnen de voortvarende afwikkeling van procedures aanmerkelijk afremmen. Ook hier hangt de uitkomst van de redelijke-termijntoets weer af van de individuele beoordeling van het geval. Criterium dat in deze gevallen mijns inziens heeft te gelden is of de processuele verwikkelingen nu werkelijk voortvloeien uit de juridische complexiteit van de zaak of dat deze een gevolg zijn van de bewust of onbewust op vertraging van het geding gerichte houding van procespartijen.8