RvdW 2019/980:Herziening. De HR wijst de aanvraag af omdat uit de stukken voortvloeit dat de voorlopige hechtenis van aanvrager geschorst is geweest in de genoemde periode en dat hij — anders dan in de aanvraag is aangevoerd — in die periode niet uit hoofde van de desbetreffende zaak in een penitentiaire inrichting verbleef.