NJB 2019/1010
Passageproces: levenslange gevangenisstraf. De Hoge Raad herhaalt enige overwegingen uit HR 23 april 2019, nr. 17/03280, ECLI:NL:HR:2019:600. In aanvulling daarop besteedt de Hoge Raad aandacht aan het volgende: - Voordeling van de verdachte, na de feiten die in deze zaak zijn bewezenverklaard maar voorafgaand aan de oplegging van de levenslange gevangenisstraf voor deze feiten, tot een tijdelijke gevangenisstraf ter zake van andere feiten: onjuist is de opvatting dat art. 63 Sr jo artt. 57 en 59 Sr meebrengen dat die eerdere strafoplegging in de weg staat aan de oplegging van een levenslange gevangenisstraf voor de in de onderhavige zaak bewezenverklaarde feiten. Daartoe is mede van belang dat het strafmaximum voor de in de onderhavige zaak bewezenverklaarde feiten een levenslange gevangenisstraf is. - Onduidelijkheid voor verdachte wat in geval van gratieverlening de consequenties zijn van de eerder aan hem opgelegde, ten tijde van de oplegging van de levenslange gevangenisstraf nog niet volledig tenuitvoergelegde, tijdelijke gevangenisstraf: deze omstandigheid maakt de oplegging van een levenslange gevangenisstraf niet onverenigbaar met art. 3 EVRM. Voor zover – in verband met de reeds lopende tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde tijdelijke gevangenisstraf – ook niet bij benadering kan worden vastgesteld op welk moment die detentie ter zake van het feit waarvoor de levenslange gevangenisstraf is opgelegd, is aangevangen, geldt dat deze herbeoordeling aldus moet worden ingericht dat in ieder geval binnen 25 jaren nadat de levenslange gevangenisstraf is opgelegd een ambtshalve beoordeling van de mogelijkheid tot gratieverlening plaatsvindt. Bij deze beoordeling van de mogelijkheid tot gratieverlening worden vervolgens alle consequenties van een mogelijk nog relevante eerder opgelegde tijdelijke gevangenisstraf betrokken in de te maken afweging en de te nemen gratiebeslissing
HR 23-04-2019, ECLI:NL:HR:2019:603
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
23 april 2019
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, V. van den Brink, M.J. Borgers, J.C.A.M. Claassens en M.T. Boerlage
- Zaaknummer
17/03459
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Strafprocesrecht / Tenuitvoerlegging
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:603, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 23‑04‑2019
ECLI:NL:PHR:2018:1387, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑12‑2018
- Wetingang
Essentie
Passageproces: levenslange gevangenisstraf. De Hoge Raad herhaalt enige overwegingen uit HR 23 april 2019, nr. 17/03280, ECLI:NL:HR:2019:600. In aanvulling daarop besteedt de Hoge Raad aandacht aan het volgende: - Voordeling van de verdachte, na de feiten die in deze zaak zijn bewezenverklaard maar voorafgaand aan de oplegging van de levenslange gevangenisstraf voor deze feiten, tot een tijdelijke gevangenisstraf ter zake van andere feiten: onjuist is de opvatting dat art. 63 Sr jo artt. 57 en 59 Sr meebrengen dat die eerdere strafoplegging in de weg staat aan de oplegging van een levenslange gevangenisstraf voor de in de onderhavige zaak ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.