Einde inhoudsopgave
Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten
Artikel 2a Eenmalige afwijkende beoordeling op grond van artikel 8:10b van de Wajong
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
08-10-2014, Stb. 2014, 359 (uitgifte: 16-10-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-10-2014, Stb. 2014, 359 (uitgifte: 16-10-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Mate van arbeidsongeschiktheid
1.
In afwijking van artikel 2, eerste lid, kan bij de vaststelling, bedoeld in artikel 8:10b van de Wajong, of een jonggehandicapte met een recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van hoofdstuk 3 van de Wajong met een mate van arbeidsongeschiktheid van 80% of meer, geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, worden afgezien van verzekeringsgeneeskundig en arbeidsdeskundig onderzoek, indien deze vaststelling op basis van reeds beschikbare gegevens mogelijk is.
2.
Van verzekeringsgeneeskundig en arbeidsdeskundig onderzoek wordt in ieder geval afgezien, indien:
- a.
de jonggehandicapte op of na 1 januari 2008:
- 1°
arbeid in een dienstbetrekking verrichtte;
- 2°
inkomen als zelfstandige verwierf;
- 3°
deelnam aan activiteiten of werkzaamheden gericht op zijn inschakeling in arbeid;
- 4°
een verhoogde arbeidsongeschiktheidsuitkering ontving op grond van artikel 3:9 van de Wajong; of
- 5°
blijkens een indicatiebeschikking of herindicatiebeschikking tot de doelgroep behoorde van de Wet sociale werkvoorziening, of blijkens een op of na 1 januari 2008 genomen beschikking van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen niet tot die doelgroep behoorde;
- b.
de jonggehandicapte op of na 1 juli 2014 op eigen verzoek begeleiding van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kreeg, gericht op arbeidsparticipatie; of
- c.
de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie kunnen worden beoordeeld aan de hand van op of na 1 januari 2008 in het dossier van de jonggehandicapte opgenomen gegevens over:
- 1°
arbeid die de jonggehandicapte verrichtte, een gevolgde opleiding of een traject gericht op de inschakeling in arbeid;
- 2°
de mogelijkheden en beperkingen van de jonggehandicapte, welke door een verzekeringsarts zijn vastgesteld;
- 3°
het voornemen de jonggehandicapte op enig moment nogmaals te beoordelen;
- 4°
de aanwezigheid van een progressieve ziekte; of
- 5°
het verrichten van activiteiten in het kader van dagbesteding in de zin van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.
3.
Indien wordt afgezien van verzekeringsgeneeskundig of arbeidsdeskundig onderzoek op grond van het eerste of tweede lid wordt voorafgaand aan de vaststelling of de jonggehandicapte geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft alsnog verzekeringsgeneeskundig of arbeidsdeskundig onderzoek verricht, indien de jonggehandicapte aangeeft dat de reeds beschikbare gegevens, bedoeld in het eerste lid, onvolledig of onjuist zijn en als gevolg daarvan vaststelling zonder verzekeringsgeneeskundig of arbeidsdeskundig onderzoek niet mogelijk is.
4.
Bij ministeriële regeling kunnen ten aanzien van het eerste en tweede lid nadere regels worden gesteld met betrekking tot de beoordeling van het geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben.