Hof Arnhem-Leeuwarden, 16-06-2015, nr. 200.140.315-01
ECLI:NL:GHARL:2015:4385
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
16-06-2015
- Zaaknummer
200.140.315-01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2015:4385, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 16‑06‑2015; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:2876, Bekrachtiging/bevestiging
ECLI:NL:GHARL:2015:348, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 20‑01‑2015; (Hoger beroep)
- Wetingang
- Vindplaatsen
AR 2015/1154
NTHR 2017, afl. 3, p. 147
AR 2015/156
JA 2015/34 met annotatie van MR. J.L. BRENS
NTHR 2015, afl. 2, p. 92
OR-Updates.nl 2015-0072
Uitspraak 16‑06‑2015
Inhoudsindicatie
Aansprakelijkheid accountant. Het hof kan de vraag of (en zo ja, hoeveel) schade is geleden door het in het tussenarrest vastgestelde onrechtmatige handelen van de accountant nog niet beantwoorden. Omdat ook niet kan worden vastgesteld dat de mogelijkheid van schade niet aannemelijk is, wordt de zaak, conform de vordering, verwezen naar de schadestaat.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.140.315/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/17/118826/HA ZA 12-80)
arrest van de eerste kamer van 16 juni 2015
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats 1],
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: [appellante],
advocaat: mr. F. van der Hoef, kantoorhoudend te Burgum,
tegen
1. [geïntimeerde],
wonende te [woonplaats 2],
hierna: [geïntimeerde],
2. Accon AVM Accountants B.V.,
gevestigd te Drachten,
hierna: Accon,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen: [geïntimeerden],
advocaat: mr. F.A.M. Knüppe, kantoorhoudend te Arnhem.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 20 januari 2015 hierbij over, met dien verstande dat de vermelding van grief XII in rechtsoverweging 3.7 op een verschrijving berust. Bedoeld is grief XI, zoals ook volgt uit rechtsoverweging 3.6 waar grief XII al is besproken (en verworpen).
1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1
[appellante] heeft een akte genomen, waarbij producties zijn overgelegd.[geïntimeerden] hebben een antwoordakte genomen.
1.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2. Verder over de grieven
2.1
In het tussenarrest heeft het hof overwogen dat [geïntimeerde] (alleen) onzorgvuldig jegens [appellante] heeft gehandeld door in het door hem opgestelde rapport niet op te nemen dat het niet bestemd was voor een waardering van de aandelen. Het hof heeft voorts overwogen dat dit nog niet betekent dat de vorderingen van [appellante] ook toewijsbaar zijn, gelet op de door[geïntimeerden] in eerste aanleg gevoerde verweren op het punt van schade en causaal verband. In dat verband heeft het hof er op gewezen dat de vordering van [appellante] tegen[bedrijf] en [X] in hoger beroep is gestrand op het vereiste van de schade.Omdat in de onderhavige procedure de onderwerpen schade en causaal verband in appel onderbelicht waren gebleven, heeft het hof partijen in de gelegenheid gesteld zich er bij akte over uit te laten. Partijen hebben van de hun geboden gelegenheid gebruik gemaakt.
2.2
Het gaat in deze fase van de procedure nog slechts om de vraag of [appellante] schade heeft geleden door het onrechtmatig handelen van [geïntimeerde]. [appellante] heeft geen vergoeding van een concreet schadebedrag gevorderd, maar schadevergoeding op te maken bij staat. Voor toewijzing van deze vordering is noodzakelijk, maar ook voldoende, dat het hof de mogelijkheid dat [appellante] schade heeft geleden door het handelen van [geïntimeerde] aannemelijk acht. Indien dat niet het geval is, dient de vordering te worden afgewezen (vgl. Hoge Raad8 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR7453). Indien genoeg is gesteld en is komen vast te staan om een bepaald geldbedrag te kunnen toewijzen, dient het hof als het partijdebat dat toelaat, ook al is schadevergoeding op te maken bij staat gevorderd, dat bepaalde geldbedrag toe te wijzen (Hoge Raad 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2930).
2.3
Op basis van de gestelde en vaststaande gegevens is het hof niet in staat een bepaald schadebedrag toe te wijzen. [appellante] heeft geen concrete bedragen genoemd en ook geen schadeberekeningen in het geding gebracht. [geïntimeerden] hebben bestreden dat sprake is van enige schade; volgens hen was de waarde van 50% van de aandelen niet hoger dan€ 158.074,-, het bedrag waarvoor de aandelen ook zijn verkocht. Bovendien hebben zij het causaal verband tussen het handelen van [geïntimeerde] en de (door [appellante] gepretendeerde) schade betwist.
2.4
Het meest vergaande verweer van [geïntimeerden] is dat [appellante] geen schadevergoeding kan vorderen wegens waardevermindering van de aandelen. Die schade kan alleen worden gevorderd door de vennootschap, aldus [geïntimeerden] Dit betoog faalt. [appellante] vordert de schade die zij heeft geleden als gevolg van het feit dat haar aandelen in[bedrijf] tegen haar wil en tegen een te laag bedrag zijn overgedragen aan [X]. De vordering van [appellante] betreft dan ook schade vanwege het verlies van haar aandelen (tegen een te lage koopsom) en geen schade vanwege een verlies van de vennootschap (waardoor de waarde van haar aandelen is verminderd).
2.5
Om te kunnen vaststellen of [appellante] schade heeft geleden door het handelen van [geïntimeerde] dient de situatie waarin zij nu verkeert (haar aandelen zijn, tegen haar wil, overgedragen voor een bedrag van € 158.074,-) te worden vergeleken met de situatie waarin zij zou hebben verkeerd in de hypothetische situatie dat [geïntimeerde] in zijn rapport zou hebben vermeld dat het niet was bedoeld voor een waardering van aandelen. Het hof stelt vast dat beide partijen (klaarblijkelijk - [appellante] maakt de vergelijking niet uitdrukkelijk) van mening verschillen over (de uitkomst van) deze vergelijking. Ofschoon het hof het op basis van de thans bekende gegevens twijfelachtig acht dat [appellante] in de hypothetische situatie een hoger bedrag voor haar aandelen zou hebben ontvangen - [X] zou, ondanks de vermelding het rapport toch hebben kunnen gebruiken voor de aandelenwaardering, zou hebben kunnen afzien van het overnemen van de aandelen tegen een hogere waarde (partijen verkeerden al jarenlang in een impasse over de waardering) en dat de aandelen meer waard waren (zeker indien een aandelenoverdracht nog veel langer op zich zou hebben laten wachten) -, betekent dat nog niet dat het hof de mogelijkheid van schade op dit punt niet aannemelijk acht. Dat geldt ook voor de door [appellante] aangevoerde schade op het punt van de extra kosten van rechtskundige bijstand. [appellante] heeft diverse procedures moeten voeren en aannemelijk is dat zij in die procedures is gehinderd door het rapport van [geïntimeerde], waarvan de status door het onzorgvuldig handelen van [geïntimeerde] onduidelijk was.
2.6
Het hof acht de vordering tot schadevergoeding op te maken bij staat dan ook toewijsbaar. Het zal ook voor recht verklaren dat [geïntimeerden] aansprakelijk zijn jegens [appellante] ([geïntimeerde] wegens zijn eigen onrechtmatig handelen en Accon op grond van het bepaalde in artikel 6:170 BW) doordat [geïntimeerde] in het door hem opgestelde rapport van3 oktober 2008 niet heeft opgenomen dat het niet bestemd was voor een waardering van de aandelen. Met deze formulering wijkt het hof wat af van het petitum van de appeldagvaarding - [appellante] meent dat [geïntimeerde] ten aanzien van het rapport op meer punten onzorgvuldig heeft gehandeld en lijkt er in haar vordering van uit te gaan dat Accon zelf onrechtmatig heeft gehandeld -, maar wijst het niet meer toe dan is gevorderd.
2.7
Uit hetgeen hiervoor en in het tussenarrest is overwogen, volgt dat de grieven VIII tot en met XI (gelet op hetgeen het hof heeft overwogen over de omvang van de zorgplichtschending: gedeeltelijk) slagen.
2.8
[geïntimeerden] hebben in eerste aanleg [X] en [bedrijf] in vrijwaring opgeroepen. De vorderingen van [geïntimeerden] in de vrijwaringsprocedure zijn afgewezen omdat de rechtbank de vorderingen van [appellante] tegen [geïntimeerden] in de hoofdzaak had afgewezen. Het hof stelt vast dat [geïntimeerden] geen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid die artikel 339 lid 5 Rv biedt om appel in te stellen tegen het vonnis in de vrijwaringszaak. In appel is de vrijwaringszaak dan ook niet meer aan de orde.
2.9
De slotsom is dat het hof het vonnis in het incident zal bekrachtigen en het eindvonnis tussen partijen van de rechtbank zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van [appellante] (geclausuleerd) zal toewijzen. [geïntimeerden] zijn zowel in eerste aanleg als in hoger beroep grotendeels in het ongelijk gesteld. Het hof zal hen dan ook in de proceskosten van het geding in beide instanties (geliquideerd salaris van de advocaat in eerste aanleg 3 punten en in hoger beroep 2 punten, in beide instanties tarief II).
3. De beslissingHet gerechtshof:bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 4 juli 2012 in het incident;vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van16 oktober 2013 en in zoverre opnieuw rechtdoende:verklaart voor recht dat [geïntimeerden] aansprakelijk zijn jegens [appellante] doordat [geïntimeerde] in het door hem opgestelde rapport van 3 oktober 2008 niet heeft opgenomen dat het rapport niet bestemd was voor een waardering van de aandelen;veroordeelt [geïntimeerden] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om aan [appellante] te betalen de schade die zij dientengevolge heeft geleden en nog zal lijden, welke schade dient te worden opgemaakt bij staat en te worden vereffend volgens de wet;veroordeelt [geïntimeerden] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten van het geding in beide instanties en begroot deze kosten, voor zover tot op heden aan de zijde van [appellante] gevallen, op:- € 352,64 (€ 90,64 aan dagvaardingskosten + € 262,- aan griffierecht) aan verschotten en op € 1.356,- voor geliquideerd salaris van de advocaat voor de procedure in eerste aanleg;- € 385,52 aan verschotten en op € 1.788,- voor geliquideerd salaris van de advocaat voor de procedure in hoger beroep;verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. H. de Hek, mr. M.E.L. Fikkers en mr. D.H. de Witte en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 16 juni 2015.
Uitspraak 20‑01‑2015
Inhoudsindicatie
“Beroepsaansprakelijkheid accountant. Op verzoek van bestuurder vennootschap door accountant opgesteld rapport betreffende “onderzoek van toekomstgerichte financiële informatie” wordt gebruikt voor waardering van de aandelen van appellant in de vennootschap. Aandelen worden tegen haar wil overgedragen aan andere aandeelhouders. Appellant spreekt accountant aan. Accountant, die er rekening mee diende te houden dat het rapport ten behoeve van de aandelenwaardering zou worden gebruikt, heeft volgens het hof zijn zorgplicht geschonden door in het rapport niet op te nemen dat het niet bestemd was voor een waardering van de aandelen.”
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.140.315/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/17/118826/HA ZA 12-80)
arrest van de eerste kamer van 20 januari 2015
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats 1],
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: [appellant],
advocaat: mr. F. van der Hoef, kantoorhoudend te Burgum,
tegen
1. [geïntimeerde],
wonende te [woonplaats 2],
hierna: [geïntimeerde],
2. Accon AVM Accountants B.V.,
gevestigd te Drachten,
hierna: Accon,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen: [geïntimeerden],
advocaat: mr. F.A.M. Knüppe, kantoorhoudend te Arnhem.
1. Het geding in eerste aanleg
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis in het incident van 4 juli 2012 van de rechtbank Leeuwarden en van het vonnis van 16 oktober 2013 van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden.
2. Het geding in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 9 januari 2014, met grieven en producties,
- de memorie van antwoord, met producties,
- een akte houdende uitlating producties van [appellant];
- een antwoordakte uitlating producties van [geïntimeerden]
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2.3
De vordering van [appellant] luidt:
"te vernietigen de vonnissen op 4 juli 2012 en 16 oktober 2013 onder nummer C/17/118826 / HA ZA 12-80 door de Rechtbank Noord-Nederland, afdeling privaatrecht, locatie Leeuwarden tussen partijen gewezen, en, opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I. te verklaren voor recht dat gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld door financiële rapportage op te stellen welke op 3 oktober 2008 is toegezonden aan [bedrijf]met als doel het bestuur van deze vennootschap een waardering te verschaffen waarvoor de aandelen van eiseres konden worden overgedragen;
II. gedaagden des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd te veroordelen tot betaling van de schade welke eiseres ten gevolge van dit onrechtmatig handelen heeft geleden, lijdt en nog zal lijden welke schade nader dient te worden opgemaakt bij staat en te worden vereffend volgens de wet.
III. Gedaagden, des dat de één betalende de andere zal zijn bevrijd, te veroordelen in de proceskosten van beide instanties."
3. De beoordeling van het geschilvaststaande feiten
3.1
De rechtbank heeft in rechtsoverweging 3 (3.1 tot en met 3.23) van het eindvonnis de feiten vastgesteld. Tegen de door de rechtbank vastgestelde feiten zijn geen grieven gericht en ook overigens is niet van bezwaren gebleken. [geïntimeerden] hebben weliswaar een uitgebreid feitenoverzicht gegeven en verwezen naar hetgeen zij in eerste aanleg over de feiten hebben opgemerkt, maar daaruit heeft het hof niet kunnen afleiden dat zij van oordeel zijn dat de rechtbank ten onrechte bepaalde feiten heeft vastgesteld. Bij de vaststelling van de feiten zal het hof dan ook uitgaan van de door de rechtbank vastgestelde feiten, nu deze niet (kenbaar) ter discussie staan. Met de grieven I tot en met VII komt [appellant] in zoverre op tegen de vaststelling van de feiten door de rechtbank dat zij meent dat de feitenvaststelling onvolledig is geweest. Volgens [appellant] heeft de rechtbank ten onrechte een aantal, in de grieven gespecificeerde, feiten onbesproken gelaten. [appellant] miskent met deze grieven dat er geen rechtsregel is die de rechter verplicht alle door de ene partij gestelde en door de andere partij erkende of niet weersproken feiten als vaststaand in de uitspraak te vermelden. Het staat de rechter vrij uit de tussen partijen vaststaande feiten die selectie te maken welke hem voor de beoordeling van het geschil relevant voorkomt. De grieven falen in zoverre. Het hof zal bij de feitenvaststelling wel rekening houden met hetgeen door [appellant] in de grieven en door [geïntimeerden] over de feiten is opgemerkt, en de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover dat voor de beoordeling van het geschil relevant is aanvullen. Bij de bespreking van de overige grieven zal het hof ook rekening houden met hetgeen [appellant] in de (toelichting op de) grieven I tot en met VII heeft aangevoerd.
3.2
Met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen, kan van de volgende feiten worden uitgegaan.
3.2.1
[de man van appellante], wijlen de echtgenoot van [appellant] met wie zij in gemeenschap van goederen was gehuwd, hield 50% van de aandelen in[bedrijf] Deze vennootschap werd bestuurd door [bestuurder], die 37,5% van de aandelen hield. De overige 12,5% van de aandelen werden gehouden door[aandeelhouder].[bedrijf] was enig aandeelhouder en bestuurder van [X] Beheer B.V., welke vennootschap op haar beurt de aandelen van [X] B.V. hield. Bestuurder van [X] B.V., een leverancier van relatiegeschenken, was de heer [Q]
3.2.2
[geïntimeerde], die verbonden is aan Accon, was accountant van de[bedrijf]-groep.
3.2.3
De statuten van[bedrijf] luiden - voor zover van belang - als volgt:
"Artikel 8.
1. Indien een houder van aandelen een of meer van deze aandelen wenst te vervreemden, onverschillig krachtens welke titel, is hij verplicht deze aandelen eerst te koop aan te bieden aan de overige aandeelhouders, andere dan de vennootschap. Iedere vrijelijke overdracht als bedoeld in artikel 195 lid 1 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek is uitgesloten. Echter overdrachten zowel onder de levenden als krachtens erfrecht aan de bloedverwanten in de rechte lijn kunnen vrijelijk geschieden.
(…)
2. Een aandeelhouder, die één of meer aandelen als in het vorige lid bedoeld wil vervreemden, moet hiervan aan het bestuur kennis geven, welke kennisgeving als aanbod tot verkoop geldt.
3. Het bestuur moet binnen een week na de ontvangst van deze kennisgeving hiervan mededeling doen aan de overige aandeelhouders.
4. Aandeelhouders moeten binnen een maand na ontvangst van deze mededeling aan het bestuur, indien zij de aangeboden aandelen, hetzij alle, hetzij gedeeltelijk, wensen over te nemen, onder opgaaf door ieder hunner op welk aantal aangeboden aandelen zij reflecteren.
(…)
8. a. De prijs waartegen aandelen worden overgedragen, wordt in onderling overleg bepaald door de aanbieder en de gegadigde(n). Indien zij binnen een maand na ontvangst van de kennisgeving van de naam of namen van de gegadigde(n) niet tot overeenstemming komen wordt de prijs bepaald door één onafhankelijke deskundige, aan te wijzen door de aanbieder, één onafhankelijke deskundige aan te wijzen door de gegadigde(n), alsmede één onafhankelijke deskundige te benoemen door de twee aangewezenen.
Mocht een der partijen in gebreke blijven de deskundige aan te wijzen binnen een maand na de ontvangst van de in dit lid genoemde kennisgeving dan heeft de meest gerede partij het recht de benoeming van de ontbrekende deskundige te verzoeken aan de kantonrechter van het rechtsgebied waarbinnen de vennootschap statutair is gevestigd. Bestaat ook tussen de aldus benoemde deskundigen geen overeenstemming over de prijs dan stellen drie onafhankelijke deskundigen, te benoemen door bedoelde kantonrechter, op verzoek van de meest gerede partij de koers vast.
(…)
Artikel 9.
1. Aandelen van een aandeelhouder die overlijdt, onder curatele wordt gesteld, in staat van faillissement wordt verklaard of surséance van betaling verkrijgt en aandelen behorende tot enige gemeenschap welke ontbonden wordt moeten te koop worden aangeboden door de tot vervreemding bevoegde persoon of personen binnen een maand nadat het bedoelde rechtsfeit zich heeft voorgedaan. (…)
2. Op deze aanbieding en de verdere uitvoering daarvan zijn van toepassing, de desbetreffende bepalingen van artikel 8, met dien verstande dat intrekking van het aanbod in al de gevallen bedoeld in het onderhavige artikel niet mogelijk is. Indien niet alle ingevolge lid 1 en lid 5 van dit artikel aangeboden aandelen worden overgenomen, is de aanbieder gerechtigd alle aandelen te houden.
(…)
6. De verplichting tot aanbieding geldt niet bij overgang van aandelen door boedelmenging tengevolge van huwelijk in enige gemeenschap van goederen en bij overgang van aandelen op of toescheiding van aandelen aan de bloedverwanten in de rechte lijn van de aandeelhouder.
(…)
8. Degenen die tot aanbieding van een of meer aandelen zijn gehouden, dienen binnen twee maanden na het ontstaan van die verplichting -in het geval van overlijden van aandeelhouder na verloop van zes maanden- van hun aanbieding aan het bestuur kennis te geven. Bij gebreke daarvan zal het bestuur de tot aanbieding verplichte personen op de bepaling van de vorige zin bij aangetekende brief wijzen. Blijven zij dan in gebreke de aanbieding binnen vijftien dagen alsnog te doen, dan zal de vennootschap de aandelen namens de betreffende aandeelhouder(s) te koop aanbieden en indien van het aanbod volledig gebruik wordt gemaakt, de aandelen aan de koper(s), tegen gelijktijdige betaling van de koopprijs in eigendom overdragen; de vennootschap zal alsdan daartoe onherroepelijk zijn gemachtigd. Het bestuur zal, ingeval van overdracht van aandelen met toepassing van het in het vorige lid bepaalde, de opbrengst na aftrek van alle terzake optredende kosten uitkeren aan hem of hen, namens wie de aanbieding is geschied.
(…)
Artikel 30
In alle gevallen waarin de statuten of de wet niet voorzien, alsmede in elk geschil over de uitleg van de bepalingen deze statuten beslist de algemene vergadering van aandeelhouders (…)"
3.2.4
Vanaf 2001 zijn de aandelen in[bedrijf] door [de man van appellante] aangeboden aan de overige aandeelhouders, waarbij de vervreemding telkens geen doorgang kon vinden, aangezien er geen overeenstemming kon worden bereikt over de waardering van de aandelen. Ook is, vergeefs, getracht de aandelen te verkopen aan een derde.
3.2.5
Op 12 oktober 2007 hebben de aandeelhouders van[bedrijf] een procedure-overeenkomst inzake de verkoop van aandelen in[bedrijf] gesloten. Ingevolge deze overeenkomst diende de waarde van de aandelen in[bedrijf] te worden vastgesteld door drie onafhankelijke door de rechtbank te benoemen deskundigen. In de procedureovereenkomst is het volgende bepaald:
"De waarde van alle aandelen[bedrijf] dient te worden vastgesteld, omdat 100% van de aandelen van de genoemde onderneming is aangeboden. Bij de verkoop worden zoveel als mogelijk door het externe bureau jegens de potentiële kopers de volgende additionele voorwaarden bedongen:
- de achtergestelde lening van € 284.000,- (waarvan 50% ten behoeve van [de man van appellante]) zal worden voldaan onder verrekening van de RC-vordering op de aandeelhouders (€ 110.000,-) waarvan ongeveer € 55.000,- ten laste van [de man van appellante] volgens balans van 31 december 2006);
- de bestaande pensioenvoorziening (€ 403.000,-) wordt afgestort naar een verzekeringsmaatschappij, doch bij voorkeur naar een pensioenvennootschap, eigendom van de aandeelhouders;
- partijen spannen zich in voor het ontslag van alle (oude) aandeelhouders uit de hoofdelijkheid jegens de bank.
Gelet op de lopende ontwikkeling van de onderneming en de vragen van haar belangrijkste afnemer, is het voor de commissaris en de directie van essentieel belang dat wordt besloten onderstaande procedure uit te voeren en niet afgeweken wordt van hieronder vermelde procedure en/of personen.
De te volgen procedure
Vanwege het spoedeisende karakter en ter voorkoming van elke vorm van belangenverstrengeling zal de commissaris, [naam commissaris], zich wenden tot de Rechtbank Leeuwarden met het verzoek drie onafhankelijke deskundigen aan te wijzen. Deze zullen op hun beurt de waarde van de aandelen[bedrijf] bepalen. Daarbij geldt de uitgangspositie dat de onderneming[bedrijf] en haar onderliggende bedrijven te laten voortbestaan en de werkgelegenheid zo veel mogelijk te handhaven.
De door de deskundigen vastgestelde waarde per aandeel is bindend en er geldt tevens een aanbiedingsplicht van de aandelen voor de aandeelhouders.
Om familieleden onderling geen voordeel te laten genieten van het tijdstip van aanbieding van hun aandelen, wordt elke aandeelhouder verplicht al zijn of haar aandelen te leveren tegen de vastgestelde prijs, zoals hierna is bepaald.
(…)
Ieder bod op de aandelen zal worden voorgelegd aan de drie deskundigen. Deze deskundigen beoordelen of er redenen zijn dat het bod (eventueel) afwijkend is (vanwege feiten en omstandigheden van de markt na de peildatum van de waardering van de aandelen door de drie deskundigen) van de eerdere waardering van de aandelen. Dit advies is bindend voor de aandeelhouders."
Aan de rechtbank Leeuwarden is vervolgens verzocht om drie deskundigen te benoemen teneinde de waardevaststelling te verrichten. Op 30 november 2007 zijn [deskundige],[deskundig 2] en [deskundig 3] tot deskundigen benoemd.
3.2.6
[de man van appellante] is op 10 januari 2008 overleden.
3.2.7
Eind 2007 heeft de Rabobank, een belangrijke afnemer van de relatiegeschenken van [X] B.V. laten weten dat zij haar afname van geschenken met ingang van 2008 zou gaan inperken.
3.2.8
Bij brief van 19 juni 2008 hebben de deskundigen aan de raadslieden van de aandeelhouders van[bedrijf] onder meer het volgende bericht:
"(…)Alvorens de deskundigen aanvangen met de volgende fase van de procedure van de waardevaststelling willen zij het volgende onder uw aandacht brengen.
Uit de analyse van de ontvangen informatie en recente ontwikkelingen is ons gebleken dat er een aantal bijzondere omstandigheden een belangrijke rol spelen bij de waardevaststelling. Deze omstandigheden leiden voor de deskundige tot de conclusie dat er thans geen sprake is van één waarde voor de aandelen[bedrijf]
(…)
Het dreigende verlies van omzet dient te leiden tot acties van de leiding van de onderneming, aangezien een verlies van brutomarge de continuïteit van de onderneming mogelijk direct in gevaar brengt. Hiertoe zijn verschillende scenario's denkbaar, waarbij tevens rekening dient te worden gehouden met de bestaande liquiditeit en de benodigde liquiditeit om uitvoering te geven aan het scenario. Het is aan de leiding van de onderneming om deze scenario's uit te werken en door te rekenen. Op grond hiervan kunnen wij tot een waardevaststelling komen, waarbij dient te worden opgemerkt dat naast de directie ook de aandeelhouders in dienen te stemmen met de ontwikkelde scenario's en de onderbouwing daarvan.
Er zal dan ook een waardevaststelling per scenario plaats moeten vinden.
(…)
Het vervolg van de waardevaststelling zien de deskundigen dan ook, gegeven de ontvangen informatie en recente ontwikkelingen, als zeer tijdrovend en dus kostbaar. De procedure-overeenkomst heeft in hoofdlijn twee functies:
1. Verkoop van de aandelen[bedrijf]
2. Waardering van deze aandelen teneinde alle aandeelhouders te verplichten al zijn of haar aandelen te leveren tegen de vastgestelde prijs.
Ad 1.
Op grond van de ontvangen informatie is het volgens de deskundigen denkbaar dat:
a. de aandelen van[bedrijf] niet zullen worden verkocht;
b. een koper van de onderneming uitsluitend geïnteresseerd is in een activiteitentransactie. In de vennootschap[bedrijf] zijn, naast het pand [adres] te Leeuwarden, opgenomen de pensioenverplichtingen en de mogelijke verplichting aan de commissaris. In zijn algemeenheid heeft de koper geen enkel belang bij het overnemen van pensioenverplichtingen en in het bijzonder niet bij het afstorten daarvan. De pensioengerechtigden hebben er geen belang bij dat 'hun' pensioengelden worden gebruikt door de koper ter financiering van de onderneming.
(…)
De deskundigen achten de kans zeer wel denkbaar dat de koper een transactie wenst waarin de procedureovereenkomst niet voorziet.
Ad 2.
Zoals hiervoor gesteld kunnen de deskundigen, gegeven de ontvangen informatie en recente ontwikkelingen, niet komen tot één waarde en bestaat er dus per definitie niet een vastgestelde waarde.
De deskundigen zijn dan ook van mening dat het voortzetten van de waardevaststelling, afgezien van de daaraan verbonden kosten, wellicht niet meer tot het doel leidt waarin de procedureovereenkomst moest voorzien. (…)"
3.2.9
Blijkens een schriftelijke samenvatting van een gesprek tussen de aandeelhouders, directie en commissaris van[bedrijf] op 30 juni 2008, waarbij mr. [R] namens [appellant] aanwezig was, is het volgende ter sprake gekomen:
"Alle partijen zijn het er over eens (…) dat er snel een herstructurering moet worden ingezet, anders komt de continuering in gevaar. De omzet Rabobank Nederland is dusdanig onzeker dat ingrijpen moet geschieden.
(…)
Nu een waardebepaling niet mogelijk is en niet aannemelijk is dat [X] b.v., coming concern kan worden verkocht, wordt voorgesteld om de lijn van de heer [R] te volgen en de passiva en activa van [X] b.v. te bepalen. Met het bepalen van deze waarde blijkt ook welk eigen vermogen overblijft of dient te worden aangezuiverd.
Alle onderwerpen zijn hiermee besproken en de volgende acties worden vastgelegd:
1. Op korte termijn wordt een gesprek geregeld tussen de heer [R], de heer [S] of zijn vervanger en de heer[deskundige]. Alle partijen hebben genoeg kennis van zaken dat de aanwezigheid van commissaris of directie niet nodig is.
2. In dit gesprek wordt alsnog aangedrongen op een waardebepaling.
3. Daarnaast krijgt de heer[deskundige] de opdracht, als hij de waarde niet wil bepalen, om een activa passiva berekening te maken.
4. Mevrouw [bestuurder] neemt stappen om de panden te verkopen en liquiditeit aan te zuiveren.
5. De heer[Q] wordt gevraagd om een herstructureringsplan te schrijven, ervan uitgaande dat de Rabobank Nederland omzet wegvalt."
3.2.10
[bestuurder], in haar hoedanigheid van bestuurder van[bedrijf], heeft bij aangetekende brief van 4 augustus 2008 aan [appellant] gewezen op de statutaire verplichting van erfgenamen om in geval van overlijden van een aandeelhouder de aandelen te koop aan te bieden aan de overige aandeelhouders.
3.2.11
Bij brief van 25 augustus 2008 heeft mr. [R] namens [appellant] medegedeeld dat zij niet voornemens is de aandelen aan te bieden.
3.2.12
Bij e-mailbericht van 21 augustus 2008 aan [geïntimeerde] heeft [controller], controller bij [X] B.V., namens [X] B.V., [X] Beheer B.V. en[bedrijf] de volgende opdracht gegeven:
"In het kader van de waardebepaling en ontwikkelingen m.b.t. de aandeelhouders hebben wij een herstructureringsplan opgesteld met een worstcase scenario, het wegvallen van twee miljoen omzet Rabobank.
Wij hebben dit doorgerekend naar een eindbalans voor 2008 van de drie BV's. De uitgangspunten zijn:
1. Opbouw herstructureringsvoorzieningen € 701.000,--.
2. Aflossing lening Rabobank door [X].
3. Aflossing interne lening door [X] aan [X] en [bedrijf] aan [X] .
4. Vrijval pensioen [de man van appellante] € 200.000,--.
5. Verkoop panden met een boekwinst van ruim € 900.000,--.
Een en ander leidt tot een negatief vermogen van [X] en [X] Beheer BV. Wij willen met deze stukken aangeven dat de [bedrijf] [X] (hof:[bedrijf]) het eigen vermogen van de dochteronderneming aan dient te zuiveren. Ik heb voor alle [X]'s een V&W en balans opgesteld maar weet niet wat ik met de VPB en belastinglatentie aanmoet.
Ik zou graag van jou op zeer korte termijn horen of en wat ik hier aan moet geven. Ik zal deze dan aanpassen. Op de definitieve versie zouden wij graag een stempel van jullie ontvangen met een korte verklaring dat deze stukken te goede trouw zijn opgesteld en een reële mogelijkheid weergeven."
3.2.13
In een e-mailbericht van 1 september 2008 heeft [geïntimeerde] onder meer het volgende aan [controller] geschreven:
"Ik heb de gegevens die ik van jullie heb ontvangen beoordeeld en bij deze ook van commentaar voorzien. In eerste instantie maar even via de mail in plaats van een officiële brief. Een definitieve rapportage zoals gevraagd zal wel in een brief komen. Dat zal overigens geen accountantsverklaring worden want dat mag niet bij toekomstgerichte info, maar een mededeling in de [trant] van 'wij hebben op basis van de ons aangeleverde gegevens geen onregelmatigheden in de gepresenteerde gegevens geconstateerd' o.i.d.(…)
Tot zover. Mochten er vragen dan wel opmerkingen zijn hoor ik het graag. Als we de bijgewerkte cijfers kunnen krijgen dan zal ik zorgdragen voor een bruikbare rapportage van onze kant."
3.2.14
In de maand september 2008 heeft geregeld overleg per e-mail plaatsgevonden tussen [geïntimeerde] en [controller] over de door [controller] opgestelde berekeningen en prognoses.
3.2.15
Bij brief van 26 september 2008 aan directeur [Q] met als aanduiding "strikt vertrouwelijk" en als onderwerp "Uitkoop erven [Y]" heeft[belastingadviseur] (belastingadviseur bij Accon AVM Belastingadviseurs B.V.) onder meer het volgende geschreven:
"Na het overlijden van de heer [Y] is het de bedoeling om de huidige aandeelhouder van zijn 50% deelname uit te kopen. Het is de bedoeling dat mevrouw [aandeelhouder] en de heer [aandeelhouder] aandeelhouder van[bedrijf] blijven. Er wordt gedacht aan inkoop van aandelen om dit te bewerkstelligen. In deze brief beschrijven wij de fiscale consequenties van de uitkoop."
3.2.16
In een brief van 3 oktober 2008 aan[bedrijf] heeft [geïntimeerde] het volgende geschreven:
"Opdracht en verantwoordelijkheden
Wij hebben de hierna bijgevoegde projectie van [bedrijf], [X] Beheer BV en [X] BV te Leeuwarden per 31 augustus 2008, alsmede de prognose voor 2009 met betrekking tot [X] BV onderzocht. De projectie, met inbegrip van de veronderstellingen waarop deze is gebaseerd (opgenomen onder de geprojecteerde balansen en resultaatrekeningen), is opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de vennootschappen. Het is onze verantwoordelijkheid een onderzoeksrapport inzake de projectie te verstrekken.
Werkzaamheden
Wij hebben ons onderzoek verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder Standaard 3400 'Onderzoek van toekomstgerichte financiële informatie'. De in dit kader uitgevoerde werkzaamheden bestonden in hoofdzaak uit het inwinnen van inlichtingen bij functionarissen van de entiteit, het uitvoeren van cijferanalyses met betrekking tot de financiële gegevens en het vaststellen dat de veronderstellingen op de juiste wijze zijn verwerkt.
Ons onderzoek betreffende de gegevens waarop de veronderstellingen zijn gebaseerd, kan als gevolg van de aard van dit onderzoek, slechts resulteren in het geven van een conclusie die een beperkte mate van zekerheid geeft. Ons onderzoek betreffende de opstelling en de toelichting van de projectie resulteert in een oordeel dat een redelijke mate van zekerheid geeft.
Conclusie en oordeel
Op grond van ons onderzoek van de gegevens waarop de veronderstellingen zijn gebaseerd is ons niets gebleken op grond waarvan wij zouden moeten concluderen dat de veronderstellingen geen redelijke basis vormen voor de projectie, aannemende dat de genoemde omstandigheden en acties worden gerealiseerd.
Naar ons oordeel is de projectie op een juiste wijze op basis van de veronderstellingen opgesteld en toegelicht in overeenstemming met BW2 Titel 9, waarbij tevens de van toepassing zijnde grondslagen voor waardering en resultaatbepaling zoals gehanteerd in de jaarrekeningen in aanmerking zijn genomen.
Overige aspecten
1 Realiseerbaarheid toekomstige uitkomsten
Zelfs als de gebeurtenissen waarvan in de bovenvermelde hypotheses is uitgegaan zich daadwerkelijk voordoen, zullen de werkelijke uitkomsten waarschijnlijk toch afwijken van de projectie, omdat andere veronderstelde gebeurtenissen zich veelal niet op gelijke wijze zullen voordoen als hier is aangenomen.
2 Beperking in het gebruik (en verspreidingskring)
De projectie en ons onderzoeksrapport daarbij zijn uitsluitend bedoeld voor een specifieke gebruikersgroep en kunnen derhalve niet zonder voorafgaande toestemming onzerzijds voor andere doeleinden worden gebruikt."
Uit de zich als bijlage bij het onderzoeksrapport bevindende balans per 31 augustus 2008 van[bedrijf] blijkt dat het eigen vermogen per die datum € 316.148,-- bedraagt. In de toelichting op de balans en winst- en verliesrekening (pagina 6 van het rapport) staat onder meer het volgende:"Uitgangspunten
Bij het opstellen van de balans is de interne balans per 31 augustus 2008 als basis gebruikt. Daarin zijn de herstructurering, het verwachte resultaat en een aantal overige aanpassingen die aan de herstructurering zijn gerelateerd verwerkt. Deze aanpassingen zijn hieronder vermeld.
verkoop van de panden voor € 1.700.000. Dit resulteert in een boekwinst van € 572.450;
de pensioenverplichting is verlaagd met € 200.000,- in verband met de vrijval van de pensioenverplichting welke bestond jegens [de man van appellante]. De stand per 30-8 betreft het saldo van de t.b.v. één aandeelhouder gevormde voorziening per 31-12-2007. Er heeft geen hernieuwde actuariele berekening plaatsgevonden.
aflossing hypotheek bij verkoop panden;
aflossing van de lening aan [X] Beheer ad € 337.459;
het verlies van [X] Beheer BV ad € 521.915 leidt tot een negatieve waardering van de deelneming;
het eigen vermogen neemt toe als gevolg van boekwinst bij de verkoop panden;
ter financiering van werkkapitaal wordt aan [X] BV een lening verstrekt van € 500.000;
de diverse opbrengsten, aflossingen en stortingen zijn verwerkt in de liquide middelen.
Rekening-courant aandeelhouders [aandeelhouder] 53.337[bestuurder] 4.623Erven [de man van appellante] 71.061 129.021" Op iedere bladzijde van (de toelichting op) de balans en de winst- en verliesrekening is vermeld dat geen accountantscontrole is toegepast.
3.2.17
Bij brief van 3 oktober 2008 heeft [bestuurder] als bestuurder van[bedrijf] de door [appellant] gehouden aandelen namens haar te koop aangeboden aan de andere aandeelhouders, [bestuurder] en[aandeelhouder]. Op basis van het hiervoor genoemde onderzoeksrapport van 3 oktober 2008 is de waarde van de aandelen in[bedrijf] berekend op € 316.148,--. De waarde van de door [appellant] gehouden aandelen (50%) bedraagt op basis van die berekening € 158.074,--.
3.2.18
In reactie hierop heeft [bestuurder] bij brief van 6 oktober 2008 laten weten de namens [appellant] door de vennootschap te koop aangeboden aandelen te accepteren tegen een bedrag van € 158.074,--.
3.2.19
Bij bestuursbesluit van 7 oktober 2008 heeft [bestuurder], in haar hoedanigheid van bestuurder van[bedrijf], besloten om namens de vennootschap aan [bestuurder] een bedrag van € 158.074,- aan te bieden voor de inkoop van eigen aandelen, die voorheen werden gehouden door [appellant] en daarna waren gekocht door[bestuurder].
3.2.20
Bij e-mailbericht van 9 oktober 2008 om 17.06 uur heeft notaris[notaris], werkzaam bij [advocatenkantoor] te Leeuwarden, onder andere het volgende geschreven aan mr. [R]:
"De directie van bovengenoemde vennootschap heeft mij verzocht de levering van de 24 aandelen in het kapitaal van de vennootschap, welke thans in bezit zijn van uw cliënte (…) op korte termijn te effectueren. (…)De koopprijs (=waarde van het pakket aandelen) is op correcte wijze vastgesteld door AcconAVM.Aangezien mevrouw [appellant] partij is bij de akte, in welke akte zij krachtens onherroepelijke bij statuten verleende machtiging wordt vertegenwoordigd, rust op mij de plicht haar te informeren. Ik doe dat via u (…)."
3.2.21
In een e-mailbericht van 10 oktober 2008 aan notaris [notaris] heeft mr. Hulshof, advocaat van [bestuurder], geschreven dat [appellant] in het kader van een eindafrekening nog€ 86.968,- zou moeten ontvangen. In de berekening van mr. Hulshof is rekening gehouden met een bedrag van € 2.750,- in verband met kosten van Accon.
3.2.22
Mr. [R] heeft per e-mailbericht van 10 oktober 2008 om 12.33 uur notaris [notaris] bericht dat [appellant] zich verzet tegen de voorgenomen aktepassering.
3.2.23
[appellant] heeft nog op 10 oktober 2008 een kort geding tegen [bestuurder] en[bedrijf] geëntameerd, strekkende tot - kort gezegd - een verbod om een leveringshandeling te verrichten met betrekking tot de aandelen van [appellant] in[bedrijf], waarbij gedagvaard is tegen de zitting van de voorzieningenrechter van diezelfde dag te 16:00 uur.
3.2.24
Op 10 oktober 2008 zijn om 15.00 uur de 24 aandelen van [appellant] ten overstaan van [notaris] notarieel geleverd aan [bestuurder] voor een bedrag van € 158.074,-. Bij deze aandelentransactie is[bedrijf] in de persoon van bestuurder [bestuurder] ingevolge de statuten als onherroepelijk gemachtigde van [appellant] opgetreden.Aansluitend is de akte gepasseerd betreffende de inkoop door[bedrijf] van de 24 aandelen, die kort daarvoor aan [bestuurder] waren geleverd.
3.2.25
Bij vonnis van 10 oktober 2008 heeft de voorzieningenrechter het door [appellant] gevorderde verbod bij gebrek aan belang afgewezen vanwege het feit dat de notariële akte van levering reeds was gepasseerd.
3.2.26
Bij factuur van 22 oktober 2008 heeft Accon een bedrag van € 2.750,- ex BTW in rekening gebracht aan [X] B.V. Dit bedrag betreft werkzaamheden van Accon AVM Accountants ( € 2.250,-) en Accon AVM Belastingadviseurs (€ 500,-). De accountancywerkzaamheden zijn gespecificeerd als " advisering/begeleiding bedrijfsovername ten behoeve van [bedrijf]., conform afspraak met de heer [controller]." De belastingsadvieswerkzaamheden zijn omschreven als "opstellen/verzenden memo inzake Erven [de man van appellante]. Conform afspraak de heer [controller]."
3.2.27
[X] B.V. is op 10 september 2009 door de rechtbank Leeuwarden in staat van faillissement verklaard.
3.2.28
[appellant] heeft [bestuurder],[aandeelhouder] en[bedrijf] gedagvaard voor de (toenmalige) rechtbank Leeuwarden ter zake van de onderhavige aandelenoverdracht. Bij eindvonnis van 2 maart 2011 heeft de rechtbank onder meer voor recht verklaard dat [bestuurder],[aandeelhouder] en[bedrijf] jegens [appellant] onrechtmatig hebben gehandeld ter zake van de notariële levering van de 50% aandelen van [appellant] in[bedrijf] aan [bestuurder], en zijn zij veroordeeld om aan [appellant] de schade te vergoeden die zij door deze onrechtmatige daad heeft geleden, deze schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
3.2.29
Tegen genoemd vonnis van de rechtbank Leeuwarden is beroep ingesteld bij dit hof. Naar het hof ambtshalve bekend is, heeft het hof bij arrest van 13 mei 2014 het vonnis van de rechtbank Leeuwarden vernietigd en de vorderingen van [appellant] alsnog afgewezen. Het hof heeft - kort gezegd - overwogen dat de mogelijkheid dat de door [appellant] gestelde schade is geleden niet aannemelijk is.
3.2.30
[geïntimeerde] is inmiddels niet meer voor Accon werkzaam.procedure in eerste aanleg
3.3
[appellant] heeft [geïntimeerden] gedagvaard en gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat [geïntimeerden] onrechtmatig hebben gehandeld door de financiële rapportage op te stellen die op 3 oktober 2008 aan[bedrijf] is gezonden met als doel het bestuur van de vennootschap een waardering te verschaffen waarvoor de aandelen konden worden overgedragen. Zij heeft tevens schadevergoeding op te maken bij staat gevorderd.
3.4
[geïntimeerden] hebben gevorderd dat het hun wordt toegestaan [bestuurder] en[bedrijf] in vrijwaring op te roepen. Bij vonnis van 4 juli 2012 heeft de rechtbank de incidentele vordering toegewezen. In de hoofdzaak hebben [geïntimeerden] vervolgens verweer gevoerd. Zij hebben allereerst betoogd dat indien [appellant] al schade heeft geleden deze schade door [bestuurder] en[bedrijf] is vergoed. Ook hebben zij betwist dat [appellant] schade heeft geleden. [geïntimeerden] hebben bestreden dat zij onzorgvuldig hebben gehandeld, aangevoerd dat niet is voldaan aan het relativiteitsvereiste en betwist dat sprake is van causaal verband tussen het hun verweten handelen en de door [appellant] gestelde schade.
3.5
De rechtbank heeft de vorderingen van [appellant] in het eindvonnis van 16 oktober 2013 afgewezen. Volgens de rechtbank heeft [appellant] geen feiten en omstandigheden gesteld die het oordeel kunnen dragen dat [geïntimeerde] bij het opstellen van het onderzoeksrapport een bijzondere zorgplicht jegens [appellant] had. [geïntimeerde] hoefde zich er geen rekenschap van te geven dat het rapport zou worden gebruikt om tot een waardering van de aandelen van [appellant] te komen en hoefde er niet op te rekenen dat de overname op het rapport zou worden gebaseerd. Op hem rustte dan ook niet de verplichting om in het kader van het opstellen van het rapport [appellant] te horen over de waardering van de onroerende zaken dan wel om haar naderhand over de opdracht en/of de gebruikersgroep inlichtingen te verschaffen. bespreking van de (overige) grieven
3.6
Met grief XII komt [appellant] op tegen het incidentele vonnis. Voor zover het hof de - weinig toegankelijke - grief begrijpt, betoogt [appellant] dat de feitelijke grondslag van de vordering tot vrijwaring onjuist is. Zij ziet er daarbij aan voorbij dat het al dan niet bestaan van de gestelde feitelijke grondslag een zaak is tussen [geïntimeerden] en de in vrijwaring op te roepen partijen. Het hof stelt vast dat [appellant] (terecht) niet aanvoert dat in de door [geïntimeerden] aan het vrijwaringsincident ten grondslag gelegde feiten niet een verplichting tot vrijwaring besloten ligt en evenmin dat sprake was van een onredelijke vertraging. De grief faalt aldus.
3.7
De grieven VIII tot en met XII hangen met elkaar samen en komen op tegen het oordeel van de rechtbank dat [geïntimeerden] geen bijzondere zorgplicht jegens [appellant] hebben geschonden. Het hof zal de grieven tezamen behandelen.
3.8
In de kern verwijt [appellant] [geïntimeerden] dat [geïntimeerde] heeft meegewerkt aan de door haar gewraakte aandelentransactie op 10 oktober 2008, waarbij haar aandelen zijn geleverd aan [bestuurder] en vervolgens zijn ingekocht door[bedrijf] Door het onderzoeksrapport van 3 oktober 2008 op te stellen (zonder [appellant] daarbij te betrekken) heeft [geïntimeerde] een bijzondere zorgplicht jegens [appellant] geschonden. [geïntimeerde] diende er rekening mee te houden dat de uitkomsten van zijn rapport ook voor de positie van [appellant], als houder van de aandelen die zouden worden verkocht, van belang waren. Door dat na te laten heeft [geïntimeerde] onzorgvuldig jegens [appellant] gehandeld en zijn hij en - naar het hof de stellingen van [appellant] verstaat - Accon als werkgever van [geïntimeerde] aansprakelijk voor de daardoor geleden schade. [geïntimeerde] heeft er door zijn handelwijze aan meegewerkt dat [appellant] buiten spel werd gezet door [bestuurder] en de andere betrokkenen, aldus [appellant].
3.9
[geïntimeerden] hebben dit betoog van [appellant] weersproken. Volgens hen heeft een accountant in beginsel geen zorgplicht ten opzichte van derden als het gaat om andere dan wettelijke werkzaamheden. Er is geen reden om in dit geval van dit uitgangspunt af te wijken, aldus [geïntimeerden] Zij voeren daartoe aan dat [geïntimeerde] slechts de opdracht heeft gekregen een oordeel te geven over een aantal scenario's voor het concern, opgesteld door de toenmalige bestuurder [Q] en de toenmalige commissaris[naam commissaris]. [geïntimeerde] heeft niet de opdracht gekregen de aandelen te waarderen en hij heeft de aandelen ook niet gewaardeerd. Hij wist niet, en kon ook niet weten, dat zijn rapport door de andere aandeelhouders zou worden gebruikt bij de waardering van de aandelen van [appellant]. Bij deze waardering, en de verwerving van de aandelen, is hij niet betrokken geweest. [geïntimeerde] heeft ook geen toestemming gegeven voor een dergelijk gebruik van zijn rapport, aldus [geïntimeerden], die er tevens op wijzen dat het fiscaal advies van september 2008 (van de aan een andere Accon-vennootschap verbonden fiscalist [Z]) los staat van de aan [geïntimeerde] verstrekte opdracht.
3.10
Het hof volgt [geïntimeerden] niet in hun betoog dat een accountant buiten situaties van wettelijke controles in beginsel geen zorgplicht heeft ten opzichte van derden, waarmee [geïntimeerden] - naar het hof begrijpt - anderen dan de opdrachtgever bedoelt. Of en in hoeverre een accountant een zorgplicht jegens derden heeft, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Indien een accountant, zoals hier, een rapport opstelt is bij het antwoord op de vraag of hij een zorgplicht heeft jegens derden van groot belang of, en in hoeverre, de accountant er rekening mee dient te houden dat derden zullen kennis nemen van dit rapport en hun gedrag mede zullen laten bepalen door de inhoud van dat rapport. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat aan een rapport van een accountant, ook als het niet in het kader van een wettelijke taak is opgesteld, in het maatschappelijk verkeer belang wordt gehecht. Indien de accountant er rekening mee dient te houden dat derden zullen kennis nemen van zijn rapport en daar hun gedrag (mede) door zullen laten bepalen en hij geen zorgplicht jegens deze derden wenst te aanvaarden, ligt het op zijn weg om waarborgen te treffen teneinde te voorkomen dat die derden ten onrechte (dan wel een onjuiste) betekenis toekennen aan een door hem opgesteld rapport. De accountant kan deze waarborgen bijvoorbeeld treffen door in het rapport duidelijk te vermelden voor wie het rapport (alleen) is bestemd, dat het niet aan anderen (derden) beschikbaar mag worden gesteld en dat die derden geen betekenis kunnen toekennen aan het rapport, alsmede door nauwkeurig te vermelden wat precies het doel van het rapport is en dat het niet voor andere doeleinden kan en mag worden gebruikt. In dit verband overweegt het hof dat deze waarborgen ook worden vermeld in (paragraaf 27van) de standaard (Standaard 3400) waar in het desbetreffende onderzoeksrapport van [geïntimeerde] naar wordt verwezen. Indien de accountant deze waarborgen heeft getroffen, rust op hem in beginsel geen zorgplicht jegens derden die desondanks gebruik maken van het door hem vervaardigde rapport en kan hem in beginsel ook niet worden verweten dat het rapport door degene voor wie het is bestemd voor een ander doel wordt gebruikt. In beginsel, omdat indien de accountant ondanks de door hem getroffen maatregelen weet, of behoort te weten, dat het rapport toch door derden zal worden gebruikt, of door de beoogde gebruiker(s) zal worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het is bestemd, hij daar maatregelen tegen dient te treffen, bijvoorbeeld door de derde te waarschuwen, of bij de beoogde gebruiker(s) dient te protesteren tegen het oneigenlijk gebruik dat van het rapport wordt of dreigt te worden gemaakt.
3.11
Uit de hiervoor vastgestelde feiten (vgl. rechtsoverweging 3.2.9) volgt dat de aandeelhouders op 30 juni 2008 aan de heer [Q] de opdracht hebben gegeven een herstructureringsplan te schrijven, uitgaande van het wegvallen van de omzet van de Rabobank. Op de bijeenkomst van 30 juni 2008 was de advocaat van [appellant] aanwezig. [Q] heeft een herstructureringsplan geschreven en [geïntimeerde] heeft vervolgens de opdracht gekregen (vgl. het in rechtsoverweging 3.2.12 aangehaalde e-mailbericht van [Q] aan [geïntimeerde]) om dat plan te beoordelen. In dat e-mailbericht van [Q] aan [geïntimeerde] van 21 augustus 2008 is vermeld dat [Q] "(I)n het kader van de waardebepaling en ontwikkelingen m.b.t. de aandeelhouders" een herstructureringsplan heeft opgesteld. [geïntimeerde] diende dat herstructureringsplan, dat naar hij wist in het kader van de waardebepaling en in verband met de ontwikkelingen tussen de aandeelhouders was opgesteld, te beoordelen. Naar het oordeel van het hof diende [geïntimeerde] er dan ook rekening mee te houden dat zijn rapport enigerlei rol zou kunnen gaan spelen bij de waardebepaling van de aandelen, nu hij niet heeft aangegeven op welke andere waardebepaling de geciteerde passage volgens hem zag. Het hof stelt vast dat [geïntimeerde] geen waarborgen heeft getroffen om te voorkomen dat zijn rapport zou worden gebruikt ten behoeve van die waardebepaling. Hij heeft niet vermeld dat zijn rapport geen rol zou mogen spelen bij een eventuele aandelenwaardering. Evenmin heeft hij de gebruikersgroep zo omschreven dat de aandeelhouders daar buiten zouden vallen. [appellant] heeft er terecht op gewezen dat in het rapport is vermeld dat het uitsluitend is bestemd voor "een specifieke gebruikersgroep", maar dat die specifieke gebruikersgroep in het rapport verder niet wordt gedefinieerd. Met deze omschrijving worden de aandeelhouders dan ook niet uitgesloten, terwijl het feit dat de opdracht aan [geïntimeerde] voortvloeit uit een door de aandeelhouders aan [Q] gegeven opdracht er op wijst dat het rapport (uiteindelijk ook) voor de aandeelhouders is bestemd.
3.12
De slotsom is dat indien [appellant] al als een derde kan worden beschouwd - zij lijkt te horen tot degenen voor wie het rapport (mede) is bestemd -, op [geïntimeerde] ook een zorgplicht jegens haar rustte. Voor zover de grieven zich richten tegen het oordeel van de rechtbank dat op [geïntimeerde] geen zorgplicht jegens [appellant] rustte, zijn deze terecht voorgesteld. Dat betekent nog niet dat het bestreden vonnis vernietigd dient te worden en de vorderingen van [appellant] alsnog toewijsbaar zijn. Dat is alleen het geval indien [geïntimeerde] de op hem jegens [appellant] rustende zorgplicht heeft geschonden en [appellant] daardoor schade heeft geleden. Of dat het geval is, zal hierna blijken.
3.13
Bij het antwoord op de vraag of [geïntimeerde] zijn zorgplicht jegens [appellant] heeft geschonden gaat het erom wat van hem als redelijk handelende en redelijk bekwame accountant moest worden gevergd in het kader van een zorgvuldige uitoefening van zijn taak met het oog op de belangen van [appellant]. Het komt daarbij aan op een beoordeling van alle omstandigheden van het geval. Van belang is onder meer of [geïntimeerde] heeft gehandeld in overeenstemming met de normen en standaarden die in zijn beroepsgroep algemeen worden aanvaard en of door zijn werkzaamheden een beeld is gecreëerd dat misleidend is. Voorts is van belang de mate waarin het gevaar van schade door aantasting van de in het geding zijnde vermogensbelangen van [appellant] voor [geïntimeerde] redelijkerwijs voorzienbaar was en, mede in verband daarmee, of hij die (controle)maatregelen heeft genomen en die waarschuwingen heeft gegeven die in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze van hem konden worden gevergd ter voorkoming van dit gevaar. Het hof overweegt daartoe het volgende.
3.14
[geïntimeerde] heeft bij de uitvoering van de opdracht Standaard 3400 inzake "onderzoek van toekomstgerichte financiële informatie" van toepassing geacht. Volgens [appellant] is Standaard 3400 niet van toepassing. Zij heeft die stelling echter niet onderbouwd. Zo heeft zij de inhoud van het rapport niet getoetst aan de omschrijving in (paragraaf 3 van) de desbetreffende Standaard van het begrip "toekomstgerichte financiële informatie" en heeft zij evenmin aangegeven waarin de door [geïntimeerde] blijkens het rapport verrichte werkzaamheden verschillen van de werkzaamheden die op grond van deze standaard gewoonlijk worden verricht. Het hof gaat dan ook voorbij aan deze stelling van [appellant].
3.15
Het rapport van [geïntimeerde] geeft een in negatieve bewoordingen ("is ons niets gebleken op grond waarvan wij zouden moeten concluderen dat de veronderstellingen geen redelijke basis vormen voor de projectie") vervat oordeel over de door het bestuur van [bedrijf] vervaardigde projectie. Uit het rapport volgt dat de projectie is gebaseerd op een aantal vooronderstellingen, dat onzeker is of die vooronderstellingen werkelijkheid zullen worden en dat zelfs indien dat het geval is de werkelijke uitkomsten waarschijnlijk zullen afwijken van de projectie. Voor zover [appellant] heeft willen betogen dat het door [geïntimeerde] in het rapport gegeven oordeel op grond van de voor hem geldende beroepsnormen, waaronder Standaard 3400, inhoudelijk onjuist is, heeft zij deze stelling onvoldoende onderbouwd. Uit het enkele feit dat [appellant] zich niet kan vinden in enkele door het bestuur van[bedrijf] bij het opstellen van de projectie gekozen vooronderstellingen volgt nog niet dat deze vooronderstellingen onjuist zijn. Er volgt al helemaal niet uit dat [geïntimeerde] ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat hem niet is gebleken dat deze vooronderstelling geen redelijke basis vormen voor de projectie, zeker niet wanneer in aanmerking wordt genomen dat [geïntimeerde] in het rapport heeft aangegeven dat onzeker is of de vooronderstellingen werkelijkheid zullen worden. Het hof laat dan nog daar dat partijen van mening verschillen of de door [appellant] benoemde vooronderstellingen - het vrijvallen van de pensioenrechten van wijlen [de man van appellante] en de waarde van het onroerend goed - wel juist zijn. Het vrijvallen van de pensioenrechten leidde overigens tot een hoger eigen vermogen van[bedrijf] Indien daar, zoals [appellant] stelt, geen rekening mee mocht worden gehouden, valt zonder nadere toelichting - die ontbreekt -, overigens niet in te zien welke schade [appellant] daardoor heeft geleden. Bij de overname van haar aandelen is immers uitgegaan van het in de projectie berekende eigen vermogen van[bedrijf]
3.16
Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat [geïntimeerde] zowel ten aanzien van de keuze om een rapport uit te brengen op basis van Standaard 3400 als ten aanzien van de inhoud van zijn rapport geen zorgplicht jegens [appellant] heeft geschonden. De vraag die resteert, is of[geïntimeerde], zoals [appellant] meent, toch een zorgplicht jegens haar heeft geschonden door [appellant] (of haar raadsman) niet bij zijn onderzoek te betrekken en/of door in zijn rapport niet uitdrukkelijk te bepalen dat het niet bedoeld was voor een aandelenwaardering en/of door niet te protesteren toen hem bleek dat het rapport ook daadwerkelijk was gebruikt bij de verwerving van de aandelen van [appellant].
3.17
Bij het antwoord op deze vraag stelt het hof voorop dat [geïntimeerde], zoals hiervoor is overwogen, er enerzijds rekening mee behoorde te houden dat zijn rapport enigerlei rol zou kunnen gaan spelen in een aandelenwaardering, gelet op de mededeling van Dreves dat het herstructureringsplan was opgesteld “in het kader van de waardebepaling en ontwikkelingen m.b.t. de aandeelhouders”. Naar het oordeel van het hof hoefde [geïntimeerde] er anderzijds geen rekening mee te houden dat de andere aandeelhouders zouden proberen de aandelen van [appellant] tegen haar wil te verwerven op de bij de weergave van de feiten onder 3.2.17 tot en met 3.2.24 beschreven wijze. Daarbij neemt het hof het volgende in aanmerking:- uit de in het geding gebrachte correspondentie tussen [geïntimeerde] en [Q]/ Dreves kan niet worden afgeleid dat [geïntimeerde] door [Q] of door een van de andere betrokkenen op de hoogte is gebracht van de stappen die werden ondernomen om de aandelen van [appellant] (tegen haar wil) te verwerven. Dat [geïntimeerde] daar anderszins van in kennis is gesteld, is niet aannemelijk geworden;- uit de overgelegde correspondentie tussen belastingadviseur [Z] en [Q] volgt niet dat [Z] wel in kennis is gesteld van de stappen die werden ondernomen om de aandelen van [appellant] (tegen haar wil) te verwerven. [Z] wist blijkens zijn advies (aangehaald in rechtsoverweging 3.2.15) wel dat het de bedoeling was om [appellant] uit te kopen, maar dat hij er ook mee bekend was dat dit zonder haar actieve medewerking zou geschieden, volgt niet uit dat advies. Dat [Z] daarvan op andere wijze op de hoogte is gesteld, is evenmin aannemelijk geworden;- het is niet aannemelijk geworden dat [geïntimeerde] op enigerlei wijze is betrokken bij (de voorbereiding van) het verwerven van de aandelen van [appellant].[geïntimeerde] hoefde dan ook niet te verwachten dat zijn rapport gebruikt zou worden bij een poging van de andere betrokkenen in[bedrijf] om [appellant] buiten spel te zetten als aandeelhouder.
3.18
Het hof volgt [appellant] niet in haar betoog dat [geïntimeerde] een zorgplicht heeft geschonden door niets te ondernemen toen hem bij zijn werkzaamheden voor de jaarrekening 2008 bleek dat de aandelen van [appellant] waren ingekocht. [appellant] heeft weliswaar betoogd dat [geïntimeerde] toen een sanctie had moeten treffen, maar welke sanctie dat had moeten zijn en welk belang zij zou hebben gehad bij een dergelijke sanctie heeft zij niet aangegeven. Dat [geïntimeerde] door het treffen van enige sanctie de door [appellant] gewraakte aandelentransactie ongedaan had kunnen maken of de gevolgen ervan voor [appellant] had kunnen verzachten, heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt.
3.19
Het hof volgt [appellant] ook niet in haar betoog dat [geïntimeerde] haar of haar raadsman ten onrechte niet heeft gehoord. [appellant] ziet er aan voorbij dat [geïntimeerde] niet de opdracht had om de aandelen te waarderen, maar om zich een oordeel te vormen over een door de directie van[bedrijf] opgestelde projectie. Zoals het hof hiervoor heeft overwogen, was op deze opdracht Standaard 3400 van toepassing. Gesteld noch gebleken is dat [geïntimeerde] op grond van deze Standaard of op grond van andere beroepsregels bij een dergelijke opdracht contact diende te zoeken met [appellant] of haar raadsman (en met de andere aandeelhouders). Dat [geïntimeerde] daartoe gehouden zou zijn, ligt ook niet voor de hand. Hij had de opdracht gekregen van [Q], de bestuurder van[bedrijf], niet van haar aandeelhouders. Die door [Q] verstrekte opdracht lag weer in het verlengde van een namens alle aandeelhouders (waaronder [appellant]) aan [Q] gegeven opdracht, te weten het schrijven van een herstructureringsplan. Indien de gebruikers van het rapport het zouden gebruiken waarvoor het was bedoeld, en niet voor een aandelenwaardering, was er geen enkele reden voor [geïntimeerde] de aandeelhouders bij de opdracht te betrekken.
3.20
Het hof is echter wel, met [appellant], van oordeel dat [geïntimeerde] in zijn zorgplicht is tekortgeschoten door niet uitdrukkelijk in het rapport te vermelden dat het niet op enigerlei wijze mocht worden gebruikt voor een aandelenwaardering. Daarbij acht het hof het volgende van belang:- [geïntimeerde] heeft niet gesteld dat het rapport ook voor een aandelenwaardering bruikbaar was. Dat ligt, gelet op de toegepaste Standaard, het in het rapport verstrekte oordeel (een in negatieve termen vervat oordeel over door de directie geformuleerde vooronderstellingen) en de door [geïntimeerde] verrichte (beperkte) werkzaamheden (het inwinnen van informatie bij de directie van[bedrijf], en niet bij de aandeelhouders, en wat cijferwerk) ook niet voor de hand. Er dient dan ook van te worden uitgegaan dat het rapport niet geschikt was voor de aandelenwaardering;- [geïntimeerde] diende, zoals overwogen, er wel rekening mee te houden dat zijn rapport zou kunnen worden gebruikt ten behoeve van de aandelenwaardering;- het rapport bevat slechts een in algemene bewoordingen vervatte gebruiksbeperking. De gebruiksbeperking komt er op neer dat het rapport (door de beoogde gebruikers) niet“voor andere doeleinden (mag) worden gebruikt”. Voor welke doeleinden het rapport is bestemd, en voor welke doeleinden derhalve niet, maakt het rapport echter op geen enkele wijze duidelijk.Waar het rapport niet geschikt was om te worden gebruikt voor een aandelenwaardering, omdat de door [geïntimeerde] verrichte werkzaamheden daartoe onvoldoende grondslag boden, maar [geïntimeerde] er wel rekening mee diende te houden dat de gebruikers het daar wel voor wilden gebruiken, had hij in het rapport juist uitdrukkelijk moeten opnemen dat het rapport niet bestemd was voor de waardering van de aandelen in[bedrijf] in plaats van een, in het licht van het hem bekende risico op oneigenlijk gebruik van het rapport, cryptische gebruiksbeperking in het rapport op te nemen.
3.21
De slotsom is dat [geïntimeerde] onzorgvuldig jegens [appellant], als een van de aandeelhouders, heeft gehandeld door in het rapport niet op te nemen dat het niet bestemd was voor een waardering van de aandelen. In zoverre slagen de grieven VIII tot en met XII.
3.22
Dat de grieven slagen, betekent nog niet dat de vorderingen van [appellant] toewijsbaar zijn. Dat is alleen het geval indien de door [geïntimeerden] in eerste aanleg en in appel gevoerde verweren niet opgaan. [geïntimeerden] hebben onder meer aangevoerd dat [appellant] geen schade heeft geleden en dat, indien al sprake is van schade, geen sprake is van causaal verband tussen de schade en het handelen van [geïntimeerde]. Het hof stelt vast dat deze verweren in de procedure tot nu toe onderbelicht zijn gebleven. In de procedure tussen [appellant] en[bedrijf] en [bestuurder] is de vordering van [appellant] bij het hof gestrand op het vereiste van de schade. Het hof zal partijen (eerst [appellant], daarna [geïntimeerden]) om die reden in de gelegenheid stellen zich bij akte uit te laten over schade en causaal verband. [appellant] kan dan ook ingaan op de vraag wat de consequenties zijn van het arrest van het hof in de zaak tegen[bedrijf] [X] c.s. voor het geschil met [geïntimeerden]
De beslissing
Het gerechtshof:alvorens nader te beslissen:
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 17 februari 2015 voor akte aan de zijde van [appellant];
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. H. de Hek, mr. M.E.L. Fikkers en mr. D.H. de Witte en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 20 januari 2015.