Overeenkomst tot arbitrage
Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/9.2.2.3:9.2.2.3 Separate overeenkomst tot arbitrage
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/9.2.2.3
9.2.2.3 Separate overeenkomst tot arbitrage
Documentgegevens:
Mr. G.J. Meijer, datum 20-07-2011
- Datum
20-07-2011
- Auteur
Mr. G.J. Meijer
- JCDI
JCDI:ADS504741:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
C.J.H. BRUNNER waagt in zijn noot (sub 3) bij BR 9 februari 1979 (Verhoeven/Brouwerij Pied Boeuf c.$), NJ 1979, 501 te betwijfelen of dergelijke gebruiken of gewoonten überhaupt bestaan; anders DRION, blz. 5, die meent dat hierbij wellicht is te denken aan gebruiken met betrekking tot verzekeringsovereenkomsten met een aantal verzekeraars waarbij de verschillende verzekeraars elk een eigen percentage van de verzekering voor hun rekening zullen nemen.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De zojuist weergegeven hoofdregel voor de totstandkoming van meerpartijenovereenkomsten zal ook hebben te gelden voor de door meer dan twee partijen te sluiten arbitrageovereenkomst, terwijl de arbitrageovereenkomst geen deel uitmaakt van een (hoofd)overeenkomst.
Hierbij is bijvoorbeeld te denken aan een overeenkomst tot arbitrage die partijen sluiten met betrekking tot een onrechtmatige daad of aan de arbitrageovereenkomst die partijen afzonderlijk sluiten met betrekking tot het uit een (hoofd)overeenkomst voortvloeiend bestaand geschil (compromis).
Het is ook mogelijk dat partijen volgend op de totstandkoming van een (hoofd)overeenkomst afzonderlijk een overeenkomst tot arbitrage sluiten met betrekking tot geschillen die in de toekomst uit de (hoofd)overeenkomst voortvloeien (arbitraal beding) (zie voor het onderscheid tussen het compromis en het arbitraal beding voorts 4.3.2.2).
Aangenomen mag worden dat een partij zich alleen zal willen verbinden als alle betrokkenen hun geschillen aan arbitrage willen onderwerpen. Indien één van de partijen uiteindelijk toch niet instemt (of blijkt toch niet te hebben ingestemd), betekent dit dat geen arbitrageovereenkomst is totstandgekomen. Mij dunkt dat het zojuist (in 9.2.2.2) genoemde objectief uitzonderingscriterium niet spoedig voor toepassing in aanmerking komt. Partijen hebben mijns inziens belang erbij dat de geschillen tussen alle partijen in dezelfde zin worden beslecht om aldus tegenstrijdige beslissingen te voorkomen. Een andersluidend gebruik zie ik evenmin.1 Indien de betrokkenen blijk hebben gegeven zich ook te hebben willen binden indien niet allen instemmen, lijdt dit natuurlijk uitzondering. Alsdan gaat het om het zojuist (eveneens in 9.2.2.2) genoemde subjectief uitzonderingscriterium.
Bij dit alles zij bedacht dat bij betwisting van de totstandkoming van de arbitrageovereenkomst bewijs nodig is als bedoeld in art. 1021 Rv (zie 8.2). Als wegens gebrek aan bewijs blijkt dat één van de betrokkenen zich niet heeft willen verbinden, zal in het algemeen niet mogen worden aangenomen dat een arbitrageovereenkomst is totstandgekomen.
Bij toetreding van een derde tot een bestaande overeenkomst tot arbitrage tussen twee partijen geldt overigens anders (zie 9.2.4.2).