De goede procesorde
Einde inhoudsopgave
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/7.3.7:7.3.7 Goede procesorde in enge en ruime zin
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/7.3.7
7.3.7 Goede procesorde in enge en ruime zin
Documentgegevens:
Mr. V.C.A. Lindijer, datum 08-11-2006
- Datum
08-11-2006
- Auteur
Mr. V.C.A. Lindijer
- JCDI
JCDI:ADS375014:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Vgl. - over de enge en ruime betekenis van de goede procesorde in het bestuursprocesrecht - Widdershoven e.a. 2001, p. 139-141.
HR 1 juli 1993, NJ 1993, 671.
HR 11 december 1998, NJ 1999, 341.
HR 25 juni 1993, NJ 1993, 630.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
431. Men kan zich afvragen of de eisen van een goede procesorde enkel zien op de procesorde binnen een instantie, dan wel op de procesorde of de rechtspleging die het resultaat is van een procedure in meerdere instanties. Hangt men de eerste, 'enge' opvatting aan, dan is de processuele gang van zaken in eerste aanleg niet van betekenis voor hetgeen met een beroep op de eisen van een goede procesorde in hoger beroep van partijen mag worden verlangd. In laatstgenoemde, 'ruime' opvatting, is dat anders.1
In de onderzochte rechtspraak blijken de eisen van een goede procesorde betrekking te kunnen hebben op de orde in het proces in ruime, 'instantie-overschrijdende' zin.
Zo blijkt uit een aantal uitspraken van de Hoge Raad dat hetgeen een goede procesorde in hoger beroep of in cassatie eist, mede kan worden bepaald door hetgeen in eerdere instanties is geschied. In het arrest Pinckaers/Pinckaers2 oordeelde de Hoge Raad bijvoorbeeld dat het beroep van een partij op de eigen niet-ontvankelijkheid in hoger beroep, gezien de proceshouding van die partij in eerste aanleg en - zelfs - haar gedrag daaraan voorafgaand, in strijd kwam met de eisen van een goede procesorde. In het arrest NDC/OOC3 sloot hij niet uit dat onder bijzondere omstandigheden kan worden gevergd dat de partij die in hoger beroep voor het eerst een stelling poneert die zij ook in eerste aanleg had kunnen aanvoeren, een voldoende rechtvaardiging geeft voor haar verzuim dat te doen, op straffe van terzijdestelling van die stelling wegens strijd met een goede procesorde. In het arrest ABP/Sun Alliance4 oordeelde de Hoge Raad dat het hof, gezien het lange tijdsverloop tussen het schadeveroorzakende feit en de inleidende dagvaarding alsmede het achterwege blijven in eerste aanleg van een bewijsaanbod, kon menen dat het uit een oogpunt van een goede procesorde op de weg van ABP had gelegen om niet te volstaan met het door haar in hoger beroep gedane algemene bewijsaanbod. Interessant is dat in dit arrest, evenals in het zojuist genoemde arrest Pinckaers/Pinckaers, ook het handelen of nalaten van partijen voorafgaand aan het aanhangig maken van de zaak van invloed blijkt te zijn op hetgeen een goede procesorde inhoudt.