Einde inhoudsopgave
Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen (VDHI nr. 122) 2014/6.2.1
6.2.1 Zuivere splitsing
mr. E.R. Roelofs, datum 01-04-2014
- Datum
01-04-2014
- Auteur
mr. E.R. Roelofs
- JCDI
JCDI:ADS435824:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
Voetnoten
Voetnoten
In dezelfde zin: Van Veen 2013-1, p. 524. Volgens Van Veen ligt het voor de hand om bij de beantwoording van de vraag of een bepaalde splitsingsvariant is toegelaten, aansluiting te zoeken bij hetzelfde uitgangspunt dat thans wordt aangenomen ten aanzien van de grensoverschrijdende fusie: een grensoverschrijdende splitsing kan alleen worden uitgevoerd indien en voor zover het recht dat op de splitsende en het recht dat op de verkrijgende vennootschap van toepassing is, deze figuur in een nationale context kennen. Deze rechtsstelsels bepalen de werkingsvoorwaarden van de splitsende en de verkrijgende vennootschap en, bij een splitsing door oprichting, de oprichting van de verkrijgende vennootschap.
De Wulf 2006, p. 9.
De meest ultieme basisvorm van splitsing is de zuivere splitsing, zoals opgenomen in artikel 2:334a lid 2 BW en in artikel 1 en 2 Zesde richtlijn. Zoals vermeld in paragraaf 2.1, heeft de Zesde richtlijn een facultatief karakter. Implementatie van de Zesde richtlijn is optioneel, echter als lidstaten de rechtshandeling splitsing toestaan, moet de nationale wetgeving in overeenstemming zijn met de Zesde richtlijn. Inmiddels kennen, anno 2013, de wetgevingen van alle lidstaten van de EU de splitsing. Dat betekent dat ten minste alle lidstaten de zuivere splitsing kennen en dat die vorm van splitsing – als meest ultieme vorm van splitsing – ook grensoverschrijdend kan worden toegepast binnen de lidstaten van de EU. Lidstaten hebben nog steeds de mogelijkheid ofwel de splitsing door overneming te regelen, dan wel de splitsing door oprichting van een nieuwe vennootschap, dan wel een combinatie van beide. Ik ga uit van het standpunt dat bij grensoverschrijdende splitsing de rechtsstelsels van alle bij de grensoverschrijdende splitsing betrokken vennootschappen de vorm van zuivere splitsing door overneming of oprichting moeten kennen. Dat uitgangspunt biedt ook de meeste rechtszekerheid en leidt bij grensoverschrijdende toepassing niet tot de introductie van een onbekende vorm van splitsing in een andere lidstaat.
Kent het recht dat van toepassing is op de splitsende rechtspersoon de splitsing door oprichting wel en het recht dat van toepassing zou moeten zijn op de nieuw op te richten rechtspersoon niet, dan is naar mijn mening moeilijk in te zien wat de basis zou moeten zijn van de oprichting van de verkrijgende, nieuw op te richten rechtspersoon.1 De vrijheid van vestiging werkt immers niet zo ver dat deze vorm van splitsing kan worden geïntroduceerd in het recht van een andere lidstaat.2