Rechtbankfase, verweerschrift, Productie 6.
HR, 15-12-2023, nr. 22/04094
ECLI:NL:HR:2023:1753
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15-12-2023
- Zaaknummer
22/04094
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑12‑2023
ECLI:NL:HR:2023:1753, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑12‑2023; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHARL:2022:8235
- Vindplaatsen
NDFR Nieuws 2023/1797
NTFR 2023/2233 met annotatie van mr. S. El Oiskhiri
V-N 2023/58.19 met annotatie van Redactie
NLF 2024/0020 met annotatie van Veerle Drok
FED 2024/20 met annotatie van G. GROENEWEGEN
Belastingblad 2024/69 met annotatie van J.C. Scherff
BNB 2024/72 met annotatie van A.W. Schep
Beroepschrift 15‑12‑2023
onderwerp
Beroepschrift in cassatie
Edelhoogachtbaar college,
Hierbij stellen wij beroep in cassatie in tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 september 2022, met kenmerk 21/00943. Een afschrift van deze uitspraak is in het webportaal toegevoegd.
Het betreft de procedure tussen Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht (hierna: BghU) en [X] BV (hierna: [X]) over de aanslag zuiveringsheffing 2018.
A. Inleiding
1.
Aan [X] is een (definitieve) aanslag zuiveringsheffing 2018 opgelegd.
2.
[X] is een zogenoemd ‘meetbedrijf’ waarbij de vervuilingswaarde wordt vastgesteld door middel van meting, bemonstering en analyse waarvoor Bijlage I bij de Verordening zuiveringsheffing Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2017 (hierna: de Verordening) voorschriften bevat. Bijlage I verwijst naar diverse normbladen (NEN-normen).
3.
In geschil is of deze normbladen voldoen aan de kenbaarheidseisen.
4.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het Hof) is van oordeel dat voor wat betreft de normbladen en daarmee de heffingsmaatstaf niet is voldaan aan de kenbaarheidseisen.
B. Klachten
5.
Dit cassatieberoep richt zich tegen het oordeel van Hof dat de normbladen niet voldoen aan de kenbaarheidseisen.
6.
Het Hof overweegt dat op grond van art. 73 lid 3 Waterschapswet de Verordening dient te bepalen dat een bij die Verordening behorende bijlage wordt bekend gemaakt door terinzagelegging (rov. 4.5). Het Hof baseert dit oordeel op de uitleg dat met het begrip ‘algemeen verbindende voorschriften’ in art. 73 lid 1 Waterschapswet in dit verband is bedoeld de belastingverordening genoemd in art. 111 Waterschapswet (rov. 4.4).
7.
Verder overweegt het Hof dat de uitleg dat het Besluit wijziging belastingverordeningen 2017 (hierna: het Besluit) als het algemeen verbindend voorschrift als bedoeld in art. 73 lid 1 Waterschapswet moet worden aangemerkt, te zeer afbreuk zou doen aan de strekking van de artt. 73 en art 111 Waterschapswet. Dit omdat de belastingplichtige de heffingsmaatstaf van de Verordening slechts kan achterhalen als hij het Besluit weet te achterhalen, terwijl de Verordening niet verwijst naar het Besluit of anderszins de vindplaats van de heffingsmaatstaf vermeldt. Bovendien ziet het Besluit op het belastingjaar 2017, terwijl het gaat om het belastingjaar 2018 (rov. 4.4).
8.
9.
Deze klachten werken we hierna uit.
C. Uitwerking
Feiten
10.
Het algemeen bestuur van Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden heeft in de openbare vergadering van 14 december 2016 in het Besluit wijziging belastingverordeningen 2017 onder andere de Verordening zuiveringsheffing Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2017 vastgesteld. Dit is een (verzamel)besluit waarbij diverse belastingverordeningen zijn vastgesteld.
11.
In art. 5 van het Besluit staat dat de normbladen, behorende bij de Verordening verontreinigingsheffing Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2010 en de Verordening zuiveringsheffing Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2017, worden bekendgemaakt door terinzagelegging op het waterschapskantoor en het kantoor van de BghU.
12.
Het Besluit is op 21 december 2016 bekendgemaakt in het (elektronisch uitgegeven) Waterschapsblad 2016 nr. 10209.1. Sindsdien liggen op de genoemde plaatsen de bedoelde normbladen ter inzage.
13.
Voor het belastingjaar 2018 heeft het algemeen bestuur van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden in de openbare vergadering op 13 december 2017 besloten de Verordening zuiveringsheffing Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2017 als volgt te wijzigen: ‘Artikel 20 komt te luiden: Het tarief bedraagt € 65,80 per vervuilingseenheid.’
14.
Dit wijzigingsbesluit is op 21 december 2017 bekendgemaakt in het (elektronisch uitgegeven) Waterschapsblad 2017 nr. 11765.2. De Verordening is verder niet gewijzigd. Deze tariefswijziging heeft geen gevolgen voor de terinzagelegging van de normbladen.
Uitspraak hoge raad 7 juni 2019
15.
Uw Raad heeft in zijn uitspraak van 7 juni 2019 geoordeeld:3.
‘2.4.1.
De artikelen 73 en 111 Waterschapswet stellen eisen aan de kenbaarheid van de maatstaven waarnaar zuiveringsheffing wordt geheven. Zij strekken onder meer ertoe dat de belastingverordening alle essentialia bevat waaruit de belastingschuldige de omvang van zijn belastingschuld kan afleiden (vgl. Kamerstukken II 1989/90, 21 591, nr. 3, blz. 63).
2.4.2.
In de verordening is met betrekking tot de heffingsmaatstaf bepaald dat die maatstaf is het aantal vervuilingseenheden. De verordening bevat voorschriften voor meting, bemonstering en analyse om het aantal vervuilingseenheden vast te stellen. Dit geschiedt in overeenstemming met NEN-normen waarnaar in de verordening wordt verwezen. Deze NEN-normen zijn daarom essentieel voor het vaststellen van de heffingsmaatstaf, zodat ten aanzien van die NEN-normen aan de kenbaarheidseis van de artikelen 73 en 111 van de Waterschapswet moet zijn voldaan.
2.4.3.
De in 2.4.1 genoemde artikelen uit de Waterschapswet zijn vergelijkbaar met de artikelen 139 en 217 van de Gemeentewet en moeten op dezelfde wijze worden uitgelegd.
2.4.4.
In het arrest van 19 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1669, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat indien in een belastingverordening wordt verwezen naar een normblad NEN, aan de kenbaarheidseisen van de artikelen 139 en 217 van de Gemeentewet, mede naar hun strekking, is voldaan indien de gemeente die normen bekendmaakt door terinzagelegging op de wijze die in artikel 139, lid 3, van de Gemeentewet is voorzien voor bijlagen, en desgevraagd papieren afschriften van die normen verstrekt tegen betaling van bedragen die niet hoger zijn dan de tarieven die de gemeente hanteert voor het verstrekken van papieren afschriften van besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden.’
16.
Uw Raad oordeelt dat indien in een belastingverordening wordt verwezen naar een normblad NEN, aan de kenbaarheidseisen van de artt. 73 en 111 Waterschapswet, mede naar hun strekking, is voldaan indien het waterschap die normen bekendmaakt door terinzagelegging op de wijze die in art. 73 lid 3 Waterschapswet is voorzien voor bijlagen.
Normbladen voldoen aan kenbaarheidseisen
17.
De besluiten van het algemeen bestuur tot vaststelling en wijziging van de verordening zuiveringsheffing Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2017 zijn bekendgemaakt in het Waterschapsblad.4. Daarmee is gehandeld overeenkomstig art. 73 lid 1 Waterschapswet.
18.
In art. 5 van het Besluit5. staat dat de normbladen, behorende bij de Verordening, worden bekendgemaakt door terinzagelegging op het waterschapskantoor en het kantoor van de BghU. Het Besluit is bekendgemaakt in het Waterschapsblad nr. 10209, 21 december 2016.6. De normbladen lagen vanaf dat moment ook feitelijk ter inzage. Daarmee is gehandeld overeenkomstig art. 73 lid 3 Waterschapswet.
19.
Het oordeel van het Hof dat op grond van art. 73 lid 3 Waterschapswet in samenhang met art. 111 Waterschapswet het de Verordening zelf is die dient te bepalen dat een bij die Verordening behorende bijlage wordt bekend gemaakt door terinzagelegging, is onjuist. Het Hof baseert dit oordeel op de uitleg dat met het begrip ‘algemeen verbindende voorschriften’ in art. 73 lid 1 Waterschapswet in dit verband is bedoeld de belastingverordening genoemd in art. 111 Waterschapswet. Die uitleg is onjuist.
20.
- ‘1.
Besluiten van het waterschapsbestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden, verbinden niet dan wanneer zij zijn bekendgemaakt in het waterschapsblad.
(…)
- 3.
In afwijking van het eerste lid kan een besluit als bedoeld in dat lid bepalen dat een bij het besluit behorende bijlage wordt bekendgemaakt door terinzagelegging.’
21.
Volgens art. 73 lid 1 Waterschapswet gaat het om ‘besluiten van het waterschapsbestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden’. Hieronder moet volgens de wetsgeschiedenis worden verstaan:7.
‘Het (…) begrip houdt naar huidig recht in: naar buiten werkende, voor de daarbij betrokkenen verbindende regels, uitgegaan van het openbaar gezag dat de bevoegdheid daartoe aan de wet ontleent (…).’
22.
Kortom, alle besluiten van het waterschapsbestuur die naar buiten werken en daarbij betrokkenen binden, zijn aan te merken als ‘algemeen verbindende voorschriften’ als bedoeld in art. 73 lid 1 Waterschapswet. Het Besluit kwalificeert daarmee als een algemeen verbindend voorschrift als bedoeld in art. 73 lid 1 Waterschapswet. Het andersluidende oordeel van het Hof is onjuist.
23.
Volgens art. 73 lid 3 Waterschapswet kan een besluit als bedoeld in lid 1 bepalen dat een bijlage wordt bekendgemaakt door terinzagelegging. Dat is in dit geval dus het Besluit, waarin art. 5 vermeldt dat de normbladen ter inzage liggen. De artt. 73 en 111 Waterschapswet geven er qua inhoud en qua strekking, geen blijk van dat vermelding van de terinzagelegging in de Verordening zelf zou moeten plaatsvinden en niet in het Besluit zou kunnen staan.
24.
Dit nog los van het feit dat het Besluit het karakter heeft van een verzamelbesluit tot wijziging van diverse belastingverordeningen en dat art. 5 van dat Besluit daarmee de facto onderdeel vormt van die belastingverordeningen.
Geconsolideerde tekst is niet relevant voor kenbaarheidseisen
25.
Dat de tekst van art. 5 niet neerslaat in de geconsolideerde tekst van die belastingverordeningen is niet van belang, nu enkel de in het Waterschapsblad opgenomen teksten bepalend zijn voor de kenbaarheidseisen en verbindendheid en niet de geconsolideerde versie van de belastingverordeningen.
26.
Voor de verbindendheid van een verordening is alleen art. 73 Waterschapswet van belang, althans is art. 73a Waterschapswet daarbij niet van belang. Uit art. 73 lid 1 Waterschapswet blijkt immers expliciet dat besluiten van het waterschapsbestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden niet verbinden dan wanneer zij zijn bekendgemaakt in het waterschapsblad. Volgens art. 73 lid 3 Waterschapswet kan een bij het besluit behorende bijlage worden bekendgemaakt door terinzagelegging. De bekendmaking van de normbladen heeft overeenkomstig art. 73 lid 3 Waterschapswet plaatsgevonden.
27.
Art. 73a Waterschapswet bepaalt dat de teksten van besluiten van het waterschapsbestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden, in geconsolideerde vorm voor een ieder beschikbaar zijn. Art. 73a Waterschapswet is niet van belang voor de verbindendheid van de verordening. Dat blijkt immers, anders dan bij art. 73 Waterschapswet, niet uit de tekst van die bepaling.
28.
Dit wordt bevestigd in de wetsgeschiedenis die ten grondslag ligt aan art. 73a Waterschapswet. Over de geconsolideerde vorm van beschikbaar stellen in de zin van art. 73a Waterschapswet wordt in de memorie van toelichting Wet elektronische bekendmaking het volgende vermeld (onderstrepingen BghU):8.
‘De bekendmaking van regelgeving heeft de functie om het publiek te attenderen op nieuwe regelingen of op wijziging of intrekking van bestaande regelingen. Wie de regelgeving die op enig moment van toepassing is wil raadplegen, is vooral gebaat met de beschikbaarheid van regelingen in geconsolideerde vorm. Geconsolideerd wil in dit verband zeggen dat latere wijzigingsbesluiten verwerkt zijn in de oorspronkelijke tekst van het besluit. Hierdoor hoeft de gebruiker niet langer alle besluiten te lezen om hieruit de op enig moment geldende tekst te reconstrueren. Geconsolideerde teksten bieden dus een groot gebruiksgemak, al hebben ze niet het karakter van rechtsgeldige bekendmaking’9.
En verder:
‘Volgens de Grondwet treden wetten, algemene maatregelen van bestuur en andere vanwege het Rijk vastgestelde algemeen verbindende voorschriften niet in werking voordat zij zijn bekendgemaakt (zie de artikelen 88 en 89). Pas door de inwerkingtreding krijgen wetten en andere regelingen verbindende kracht. Bekendmaking is daarvoor een noodzakelijke voorwaarde. Om die reden moet de «bekendmaking» in juridisch opzicht goed worden onderscheiden van andere vormen van kennisgeving (waaronder het beschikbaar houden van geconsolideerde teksten, waarop hiervoor aan het slot van paragraaf 1 is ingegaan). Deze andere vormen zijn niet van belang voor de inwerkingtreding, maar wel voor de verspreiding en de toegankelijkheid van de betrokken teksten.’10.
En verder:
‘Naast de mogelijkheid van officiële bekendmaking via elektronische weg, introduceert deze wijziging ook een verplichting voor gemeenten, provincies en waterschappen om al hun algemeen verbindende voorschriften integraal, in geconsolideerde vorm, beschikbaar te stellen via elektronische weg (in de praktijk zal dat via internet geschieden). Publicatie van geconsolideerde teksten verhoogt het gebruiksgemak.’11.
29.
Uit bovenstaande blijkt dat de geconsolideerde vorm het gebruiksgemak vergroot, maar niet het karakter van rechtsgeldige bekendmaking heeft.
30.
Dat de vermelding van de terinzagelegging van de NEN-normen niet is opgenomen in de geconsolideerde tekst van de Verordening, is daarmee irrelevant voor de vraag of is voldaan aan de kenbaarheidseisen.
Met publicatie Besluit in Waterschapsblad is voldaan aan kenbaarheidseisen
31.
Het Hof kent betekenis toe aan het feit dat de belastingplichtige de heffingsmaatstaf van de Verordening slechts kan achterhalen als hij het Besluit weet te achterhalen, terwijl de Verordening niet verwijst naar het Besluit of anderszins de vindplaats van de heffingsmaatstaf vermeldt. Daarbij wijst het Hof erop dat het Besluit bovendien ziet op het belastingjaar 2017, terwijl het gaat om het belastingjaar 2018.
32.
Dit oordeel is onjuist en onbegrijpelijk.
33.
Het Besluit is immers gepubliceerd in het Waterschapsblad en daarmee voor eenieder toegankelijk. Bekendmaking in het Waterschapsblad op de voet van art. 73 Waterschapswet is de wettelijk voorgeschreven wijze om te bewerkstelligen dat eenieder kennis kan nemen van de algemeen verbindende voorschriften alvorens deze verbinden. Hiermee kan een belastingplichtige het Besluit en daarmee de heffingsmaatstaf van de Verordening achterhalen.
34.
Dat dit lastig kan zijn voor een belastingplichtige, bijvoorbeeld als een belastingverordening diverse keren wordt gewijzigd en hij alle relevante waterschapsbladen moet achterhalen om inzicht te hebben in de tekst van de Verordening, is irrelevant. Dit is inherent aan de geldende bekendmakingsvoorschriften van art. 73 Waterschapswet waarbij elk (wijzigings)besluit in het waterschapblad moet worden bekendgemaakt. Het feit dat het Besluit ziet op belastingjaar 2017 en voor belastingjaar 2018 (enkel) het tarief is gewijzigd, is anders dan het Hof kennelijk meent, dus zonder betekenis. Deze tariefswijziging heeft geen gevolgen voor de terinzagelegging van de normbladen.
D. Conclusie
35.
Wij concluderen tot vernietiging van de uitspraak van het Hof en tot handhaving van de aanslag.
Met verschuldigde hoogachting,
Voetnoten
Voetnoten Beroepschrift 15‑12‑2023
Rechtbankfase, verweerschrift, Productie 7.
Rechtbankfase, verweerschrift, Producties 6 en 7.
Rechtbankfase, verweerschrift, Productie 6.
Rechtbankfase, verweerschrift, Productie 6.
Kamerstukken II 1993/94, 23 700, nr. 3, p. 105 (Derde tranche Algemene wet bestuursrecht) en in vergelijkbare zin Kamerstukken II 1985/86, 19 583, nr. 3, p. 3 (Bekendmakingswet).
Kamerstukken II 2006/2007, 31084 nr. 3, p. 3.
Uitspraak 15‑12‑2023
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 22/04094
Datum 15 december 2023
ARREST
in de zaak van
het DAGELIJKS BESTUUR VAN DE BELASTINGSAMENWERKING GEMEENTEN EN HOOGHEEMRAADSCHAP UTRECHT
tegen
[X] B.V. (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 september 2022, nr. ARN 21/009431., op het hoger beroep van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht tegen een uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland (nr. UTR 20/712) betreffende een aan belanghebbende voor het jaar 2018 opgelegde aanslag in de zuiveringsheffing bedrijven.
1. Geding in cassatie
Het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht, vertegenwoordigd door [P], heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door P.F. van der Muurt en R.J. van der Zwan, heeft een verweerschrift ingediend.
2. Uitgangspunten in cassatie
2.1
De heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht (hierna: BghU) heeft belanghebbende voor het jaar 2018 een aanslag zuiveringsheffing bedrijven opgelegd (hierna: de aanslag).
2.2.1
Op de aanslag is toepasselijk de Verordening zuiveringsheffing Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2017 (hierna: de Verordening).
2.2.2
De Verordening is vastgesteld bij het Besluit wijziging belastingverordeningen 2017 van het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden van 21 december 2016 (hierna: het Besluit).
2.2.3
In de Verordening is bepaald dat voor de zuiveringsheffing de grondslag is de hoeveelheid en de hoedanigheid van de in een kalenderjaar afgevoerde stoffen, en de heffingsmaatstaf is de vervuilingswaarde van die stoffen, uitgedrukt in vervuilingseenheden. Voorts is in de Verordening bepaald dat het aantal vervuilingseenheden wordt berekend met behulp van door meting, bemonstering en analyse verkregen gegevens, en dat die meting, bemonstering en analyse geschieden met inachtneming van de in een Bijlage bij de Verordening (hierna: de Bijlage) opgenomen voorschriften.
2.2.4
Artikel 4 van het Besluit bevat een integrale weergave van de Verordening. De Bijlage is in het Besluit eveneens weergegeven. In die Bijlage wordt verwezen naar normbladen, uitgegeven door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut (hierna: de NEN-normen). Artikel 5, lid 4, van het Besluit regelt dat de normbladen behorende bij de Verordening, worden bekendgemaakt door terinzagelegging op het waterschapskantoor en op het kantoor van de BghU. De normbladen zijn dienovereenkomstig ter inzage gelegd.
2.2.5
Voor het belastingjaar 2018 is de Verordening gewijzigd in die zin dat artikel 20 is komen te luiden dat het tarief bedraagt € 65,80 per vervuilingseenheid. De Verordening is verder niet gewijzigd. Het wijzigingsbesluit is bekendgemaakt op 21 december 2017.
3. Procedure bij het Hof
3.1
Bij het Hof was niet in geschil dat het aantal vervuilingseenheden zoals opgenomen in de aanslag op de juiste wijze is berekend. In geschil was uitsluitend of ten aanzien van de NEN-normen aan de kenbaarheidseisen is voldaan.
3.2
Het Hof heeft vastgesteld dat de NEN-normen essentieel zijn voor het vaststellen van de heffingsmaatstaf, zodat ten aanzien van die normen moet zijn voldaan aan de kenbaarheidseisen van de artikelen 73 en 111 Waterschapswet. Aan die kenbaarheidseisen kan worden voldaan door terinzagelegging op de wijze die in artikel 73, lid 3, Waterschapswet is voorzien voor bijlagen, en desgevraagd papieren afschriften van die normen te verstrekken.
3.3
De heffingsambtenaar stelde zich bij het Hof op het standpunt dat het Besluit kan worden aangemerkt als het overeenkomstig artikel 73 Waterschapswet bekend te maken besluit dat algemeen verbindende voorschriften inhoudt.
3.4
Het Hof heeft dat standpunt van de hand gewezen. Het heeft geoordeeld dat de Verordening moet worden aangemerkt als het in artikel 73 Waterschapswet bedoelde besluit dat algemeen verbindende voorschriften inhoudt. Die uitleg sluit het beste aan bij het in artikel 111 Waterschapswet opgenomen voorschrift dat in de belastingverordening de heffingsmaatstaf dient te zijn opgenomen. De zienswijze van de heffingsambtenaar vindt geen steun in het recht en zou ook te zeer afbreuk doen aan de strekking van de in de artikelen 73 en 111 Waterschapswet neergelegde kenbaarheidseisen. Een belastingplichtige kan de heffingsmaatstaf van de Verordening – die los van het Besluit raadpleegbaar is – slechts achterhalen indien hij het Besluit weet te vinden, terwijl de Verordening niet verwijst naar het Besluit of anderszins de vindplaats van de heffingsmaatstaf vermeldt. Bovendien ziet het Besluit op het belastingjaar 2017, terwijl het in deze zaak gaat om het belastingjaar 2018, aldus het Hof.
4. Beoordeling van de klachten
4.1
De klachten bestrijden de hiervoor in 3.4 weergegeven oordelen. Zij keren zich met name tegen het oordeel dat de Verordening moet worden aangemerkt als het in artikel 73 Waterschapswet bedoelde besluit dat algemeen verbindende voorschriften inhoudt.
4.2
Met de klachten wordt betoogd dat het Hof het Besluit had moeten beschouwen als het ingevolge artikel 73 Waterschapswet bekend te maken besluit. Dat Besluit is gepubliceerd in het Waterschapsblad, en in artikel 5 van het Besluit is vermeld dat de NEN-normen ter inzage liggen. Het Besluit heeft het karakter van een verzamelbesluit tot wijziging van verschillende belastingverordeningen, zodat artikel 5 van het Besluit in feite onderdeel van die belastingverordeningen vormt. Bovendien heeft het Hof ten onrechte betekenis toegekend aan de omstandigheid dat het Besluit betrekking heeft op het belastingjaar 2017 terwijl het geschil betrekking heeft op het belastingjaar 2018. Voor het belastingjaar 2018 is uitsluitend het tarief gewijzigd. Weliswaar schrijft artikel 73a Waterschapswet voor besluiten van het waterschapsbestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden in geconsolideerde vorm beschikbaar te stellen, maar dat is geen vereiste voor verbindendheid van een verordening, zo wordt in de klachten betoogd.
4.3
Het Besluit is aan te merken als de vaststelling van naar buiten werkende, voor betrokkenen verbindende, regels van het openbaar gezag dat zijn bevoegdheid daartoe aan de wet ontleent als bedoeld in artikel 73, lid 1, Waterschapswet.2.Ten aanzien van de bij het Besluit vastgestelde Verordening is aan het destijds in artikel 73, lid 1, Waterschapswet opgenomen vereiste van bekendmaking voldaan door publicatie van het Besluit met de volledige tekst van de Verordening in het Waterschapsblad.
4.4
Door de publicatie in het Waterschapsblad zijn de Verordening en de daarop betrekking hebbende bepalingen in het Besluit als geheel toegankelijk gemaakt. Aan artikel 73, lid 3, Waterschapswet is daarom voldaan door, zoals vermeld in artikel 5, lid 4, van het Besluit, de NEN-normen ter inzage te leggen, en desgevraagd maximaal tegen kostprijs afschrift ter beschikking te stellen. Daarmee is de heffingsmaatstaf, met de overige in artikel 111 Waterschapswet genoemde kenmerken van een belastingverordening, voldoende bekendgemaakt.
4.5
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het Hof is uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting. De klachten treffen in zoverre doel. Zij behoeven voor het overige geen behandeling.
4.6
De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen. In cassatie staat vast dat ten aanzien van de Verordening ook ten aanzien van het jaar 2018 is voldaan aan het vereiste van bekendmaking. De bestreden uitspraak en de uitspraak van de Rechtbank dienen te worden vernietigd, en het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
- verklaart het beroep in cassatie gegrond,
- vernietigt de uitspraak van het Hof en de uitspraak van de Rechtbank, en
- verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en raadsheren M.T. Boerlage en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2023.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 15‑12‑2023