Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek BES Boek 8
Artikel 560
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Tekstplaatsing van het Burgerlijk Wetboek Boek 8, zoals gewijzigd bij de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (17-05-2010, Stb. 350) en de Aanpassingsregeling BES-wetten (28-09-2010, Stcrt. 15040). Tijdstip iwtr.: 00.00 uur in Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 06.00 uur in het Europese deel van Nederland.
- Bronpublicatie:
27-09-2010, Stb. 2010, 494 (uitgifte: 01-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-09-2010, Stb. 2010, 389 (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
Vervoersrecht / Luchtvervoer
Vervoersrecht / Personenvervoer algemeen
Vervoersrecht / Railvervoer
Vervoersrecht / Wegvervoer
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
De hulpverlener is jegens de reder van het schip of de rechthebbende op andere in gevaar verkerende zaken verplicht:
- a.
de hulpverlening met de nodige zorg uit te voeren;
- b.
bij de nakoming van de in onderdeel a bedoelde verplichting de nodige zorg te betrachten om milieuschade te voorkomen of te beperken;
- c.
in alle gevallen, waarin de omstandigheden dit redelijkerwijs vereisen, de bijstand in te roepen van andere hulpverleners; en
- d.
de tussenkomst van andere hulpverleners te aanvaarden, wanneer hierom redelijkerwijs wordt verzocht door de reder of de kapitein van het schip of de rechthebbende op andere in gevaar verkerende zaken, met dien verstande dat het bedrag van zijn beloning niet wordt verminderd, indien mocht blijken dat het verzoek onredelijk was.
2.
De reder en de kapitein van het schip of de rechthebbende op andere in gevaar verkerende zaken zijn jegens de hulpverlener verplicht:
- a.
gedurende de hulpverlening volledig met hem samen te werken;
- b.
daarbij de nodige zorg te betrachten om milieuschade te voorkomen of te beperken; en
- c.
wanneer het schip of de andere zaken in veiligheid zijn gebracht, teruggave daarvan te aanvaarden wanneer zulks redelijkerwijs door de hulpverlener wordt verzocht.
3.
Nietig is ieder beding, waarbij van het eerste lid, onderdeel b, of het tweede lid, onderdeel b, wordt afgeweken.