Hof 's-Gravenhage, 22-09-2011, nr. 22-003054-10
ECLI:NL:GHSGR:2011:BT2421, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
22-09-2011
- Zaaknummer
22-003054-10
- LJN
BT2421
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2011:BT2421, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 22‑09‑2011; (Hoger beroep)
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ4479
Cassatie: ECLI:NL:HR:2013:BZ4479, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSGR:2010:BM5480, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Herziening: ECLI:NL:HR:2016:735, Afwijzing
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSGR:2010:BM5480, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 22‑09‑2011
Inhoudsindicatie
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag, poging tot moord en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie (het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III en bijbehorende munitie). Het hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 jaren. Tevens legt het hof aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer een bedrag te betalen van EUR 1.000,00 aan immateriële schade.
Partij(en)
Rolnummer: 22-003054-10
Parketnummer: 09-754245-09
Datum uitspraak: 22 september 2011
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 21 mei 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1968,
thans gedetineerd in PI Noord Holland Noord, Unit Zuyder Bos te Heerhugowaard.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 13 en 23 december 2010 en 8 september 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien jaren, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 8 november 2009 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, (meermalen) kogels afgevuurd op het lichaam van die [slachtoffer 1], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
- 2.
primair:
hij op of omstreeks 8 november 2009 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal, in de richting van die [slachtoffer 2] heeft/hebben geschoten en/of meermalen althans eenmaal de trekker van het (leeggeschoten) pistool heeft overgehaald terwijl hij het pistool gericht hield op en/of hield in de richting van die [slachtoffer 2] terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
- 2.
subsidiair:
hij op of omstreeks 8 november 2009 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend een (vuur)wapen in de richting van voornoemde [slachtoffer 2] gehouden;
- 10.
november 2009 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen en/of munitie van categorie III, te weten
- -
een vuurwapen, te weten een (semi-automatisch) pistool (merk 'Glock', kaliber 9 mm Parabellum) en/of
- -
negen, althans een of meer patro(o)n(en)(kaliber 9 mm Parabellum) voorhanden heeft gehad;
3:
hij in de periode van 8 november 2009 tot en met
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet in alle opzichten verenigt.
Overweging omtrent het (betwiste) daderschap van de verdachte
De verdachte ontkent de schutter te zijn geweest.
Het hof hecht aan deze ontkenning geen geloof, nu alle gehoorde getuigen, die uit de eerste hand de schietpartij hebben waargenomen, de verdachte als de schutter aanwijzen. Geen van de gehoorde getuigen noemt een andere schutter. Het hof acht die verklaringen geloofwaardig, onder meer gelet op de omstandigheid dat de getuigen de verdachte hetzij kenden, hetzij duidelijk het signalement hebben aangegeven dat de verdachte in voldoende mate onderscheidt van andere op het moment van de schietpartij in de buurt zijnde personen.
Uit de getuigenverklaringen moet buiten twijfel worden afgeleid dat de verdachte eerst op [slachtoffer 1] heeft geschoten en vervolgens op de wegrennende [slachtoffer 2]. De ter terechtzitting getoonde camerabeelden zijn met het daderschap van de verdachte geenszins in strijd, evenmin als de vaststaande omstandigheid dat het vuurwapen waarmee is geschoten in handen is gekomen van een ander dan de verdachte, te weten A. (die het wapen later heeft weggemaakt en die later aan de politie heeft aangegeven waar het wapen zich bevond; het wapen is daarop door de politie aldaar ook aangetroffen). Tegen de achtergrond van eerdergenoemde getuigenverklaringen over het schieten door de verdachte, acht het hof de verklaring van A., kort gezegd inhoudende dat hij van de verdachte het wapen na de schietpartij in handen kreeg, voldoende plausibel.
Onder deze omstandigheden is het hof, met het openbaar ministerie, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat het de verdachte is geweest die met het betrokken vuurwapen heeft geschoten, zowel op [slachtoffer 1] als, daarna, in de richting van [slachtoffer 2].
Vrijspraak feit 1 impliciet primair
De advocaat-generaal heeft overeenkomstig de overgelegde requisitoiraantekeningen geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 impliciet primair ten laste gelegde (moord op [slachtoffer 1]).
De raadsman heeft -subsidiair, en zakelijk weergegeven- betoogd, overeenkomstig zijn overgelegde pleitaantekeningen, dat de verdachte niet met voorbedachte raad heeft gehandeld en derhalve dient te worden vrijgesproken van moord.
Het hof is van oordeel dat noch uit de afgelegde getuigenverklaringen, noch uit de getoonde camerabeelden, noch anderszins de toedracht van de schietpartij, waarbij [slachtoffer 1] is omgekomen, duidelijk is geworden. Wat de precieze aanleiding of het motief is geweest, heeft het hof niet kunnen vaststellen. Evenmin is komen vast te staan op welk moment of met welke intentie de verdachte zich van het vuurwapen heeft voorzien waarmee op de beide slachtoffers is geschoten. Tenslotte is ook niet komen vast te staan, welke kogel(s) - de eerste, of de later afgevuurde(n) - tot de dood van het slachtoffer heeft of hebben geleid. Onder die omstandigheden is niet buiten redelijke twijfel komen vast te staan dat de verdachte heeft gehandeld na het voor bewezenverklaring van voorbedachte raad noodzakelijke kalm beraad en rustig overleg, zodat vrijspraak van het impliciet primair ten laste gelegde moet volgen.
Overweging ten aanzien van feit 2 primair (poging tot doodslag dan wel moord op [slachtoffer 2])
Ten aanzien van [slachtoffer 2] moet voor een bewezenverklaring van voorbedachte raad - in de tenlastelegging onder 2 primair nader uitgedrukt met de woorden 'na kalm beraad en rustig overleg' - vaststaan dat verdachte tijd had zich te beraden op het te nemen of genomen besluit, zodat de gelegenheid heeft bestaan dat hij over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad heeft nagedacht en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. Het delict moet niet het gevolg zijn geweest van een ogenblikkelijke gemoedsbeweging.
De advocaat-generaal heeft overeenkomstig de overgelegde requisitoiraantekeningen geconcludeerd tot bewezenverklaring van de onder 2 primair ten laste gelegde voorbedachte raad (poging tot moord).
De raadsman heeft ook ten aanzien van dit tweede feit - subsidiair, en zakelijk weergegeven - overeenkomstig zijn overgelegde pleitaantekeningen betoogd, dat de verdachte niet met voorbedachte raad heeft gehandeld en derhalve dient te worden vrijgesproken van poging moord.
Het hof heeft op grond van het onderzoek ter terechtzitting, anders dan het geval was bij het aanvangen van de schietpartij (het schieten op [slachtoffer 1]), ten aanzien van het schieten op [slachtoffer 2] meer aanknopingspunten omtrent de feitelijke toedracht van dat schieten. Vast staat, dat de verdachte eerst meerdere schoten heeft gelost op [slachtoffer 1]. Gelet op het forensisch bewijs is dat ten minste vier keer, maximaal zes keer gebeurd. Dat moet een zekere (zij het zeer korte) tijd hebben geduurd. Daarna heeft hij het wapen opnieuw op een ander - een persoon die ging rennen - gericht en dat wapen nogmaals meermalen afgevuurd. Dat wijst op bewust handelen in een tijdspanne die weliswaar zeer kort was, maar waarbinnen toch een andere afweging mogelijk was en de verdachte zich naar het oordeel van het hof nog had kunnen en moeten bezinnen. Ten tijde van het aanvangen van de schietpartij was er bij de verdachte mogelijkerwijs nog sprake van een opwelling, maar daarvan is op het moment dat op [slachtoffer 2] wordt aangelegd en geschoten geen sprake meer. Alles duidt dan op gewapenderhand, doelbewust optreden van de verdachte. Op dat moment is, naar het oordeel van het hof, dan ook zodanig met kalm beraad en rustig overleg gehandeld, dat het hof de voorbedachte raad bewezen acht.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet subsidiair, 2 primair impliciet primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
- 1.
impliciet subsidiair:
hij op 8 november 2009 te 's-Gravenhage opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet meermalen kogels afgevuurd op het lichaam van die [slachtoffer 1], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
- 2.
primair impliciet primair:
hij op 8 november 2009 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen in de richting van die [slachtoffer 2] heeft geschoten terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
- 10.
november 2009 te 's-Gravenhage een wapen en munitie van categorie III, te weten
- -
een vuurwapen, te weten een (semi-automatisch) pistool (merk 'Glock', kaliber 9 mm Parabellum) en
- -
negen patronen(kaliber 9 mm Parabellum) voorhanden heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
het onder 1 impliciet subsidiair bewezen verklaarde levert op:
doodslag.
het onder 2 primair impliciet primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot moord.
het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van moord, poging tot moord en vuurwapenbezit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig jaren, met aftrek van voorarrest. Verder kan de vordering van de benadeelde partij, voor zover nog aan de orde in hoger beroep, worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en dienen de voorwerpen genummerd 1 tot en met 13 van de beslaglijst te worden onttrokken aan het verkeer. Een in beslag genomen telefoon kan worden teruggegeven aan de verdachte.
Strafmotivering
3:
hij op 8 november 2009 tot en met
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag en een poging tot moord. De doodslag op het slachtoffer [slachtoffer 1] is geschied door hem op straat dood te schieten met in ieder geval vier kogels. Daarbij waren verschillende personen op straat in de omgeving aanwezig. Door zijn handelwijze heeft de verdachte het slachtoffer van zijn hoogste rechtsgoed, het leven, beroofd. De nabestaanden van het slachtoffer zijn diep getroffen. Hun is onvoorstelbaar leed aangedaan. Ook voor de getuigen moet het gebeurde een traumatische ervaring zijn geweest. Het delict draagt een voor de rechtsorde uiterst schokkend karakter. Tevens heeft de verdachte gepoogd om de wegrennende [slachtoffer 2], een vriend van het omgekomen slachtoffer, dood te schieten.
De verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en bijbehorende munitie. Tegen onbevoegd wapenbezit dient krachtig te worden opgetreden. Het grote aantal slachtoffers van vuurwapengeweld en de (mede) daardoor veroorzaakte gevoelens van onveiligheid in de samenleving en de gevolgen van de onderhavige zaak onderstrepen de noodzaak hiervan.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
De na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen (nummers 1 tot en met 13 van de aangehechte beslaglijst), met betrekking tot welke het onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Ten aanzien van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp zoals dit vermeld is op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerp (een Nokia telefoon) zal het hof de teruggave gelasten aan de verdachte.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 2]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 primair ten laste gelegde, tot een bedrag van EUR 5.000,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van EUR 1.000,--.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 2 primair bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van EUR 1.000,--.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van EUR 1.000,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 2].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24c, 36b, 36c, 36f, 45, 57, 287 en 289 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder
- 1.
impliciet primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet subsidiair, 2 primair impliciet primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 impliciet subsidiair, 2 primair impliciet primair en 3 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
nrs 1 t/m 13 van de beslaglijst.
Gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
Nokia telefoon.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [slachtoffer 2] terzake van het onder 2 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 1.000,00 (duizend euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], een bedrag te betalen van EUR 1.000,00 (duizend euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mr. S.K. Welbedacht,
mr. S. van Dissel en mr. H.C. Wiersinga, in bijzijn van de griffier M. van der Mark.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 22 september 2011.
De raadsheer mr. S. van Dissel is buiten staat dit arrest te ondertekenen.