Einde inhoudsopgave
Protocol betreffende de coördinatie van de sociale zekerheid
Bijlage SSC-6 Bijzondere bepalingen voor de toepassing van de wetgeving van de lidstaten en van het verenigd Koninkrijk
Geldend
Geldend vanaf 01-12-2021
- Bronpublicatie:
29-10-2021, PbEU 2021, L 429 (uitgifte: 01-12-2021, regelingnummer: 2021/2114 (1/2021))
- Inwerkingtreding
01-12-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-10-2021, PbEU 2021, L 429 (uitgifte: 01-12-2021, regelingnummer: 2021/2114 (1/2021))
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Douane (V)
(artikel SSC.3, lid 2, artikel SSC.51, lid 1, en artikel SSC.66)
Oostenrijk
1
Voor het opbouwen van tijdvakken van verzekering in de pensioenverzekering wordt het bezoeken van een school of een vergelijkbare onderwijsinstelling in een andere staat gelijkgesteld aan het bezoeken van een school of onderwijsinstelling op grond van de artikelen 227(1)(1) en 228(1)(3), Allgemeines Sozialversicherungsgesetz (ASVG) (algemene wet sociale verzekering), artikel 116(7), Gewerbliches Sozialversicherungsgesetz (GSVG) (federale wet sociale verzekering bedrijfsleven), en artikel 107(7), Bauern-Sozialversicherungsgesetz (BSVG) (wet sociale verzekering landbouwers), indien de betrokkene op zeker tijdstip wegens werkzaamheden, al dan niet in loondienst, aan Oostenrijkse wetgeving onderworpen was, en de bijzondere bijdragen voor de verwerving van dergelijke tijdvakken van onderwijs, zoals bedoeld in artikel 227(3), ASVG, artikel 116(9), GSVG, en artikel 107(9), BSGV, betaald zijn.
2
Voor de berekening van de in artikel SSC.47, lid 1, punt b), van dit protocol bedoelde uitkering pro rata worden speciale verhogingen voor premies voor aanvullende verzekering en de aanvullende uitkering voor mijnwerkers uit hoofde van de Oostenrijkse wetgeving buiten beschouwing gelaten. In die gevallen wordt de zonder die premies berekende uitkering pro rata, indien nodig, verhoogd met onverminderde speciale verhogingen voor bijdragen voor aanvullende verzekering en de aanvullende uitkering voor mijnwerkers.
3
Wanneer op grond van artikel SSC.7 van dit protocol vervangende tijdvakken onder een Oostenrijks pensioenverzekeringsstelsel zijn vervuld, maar die geen basis voor berekening op grond van de artikelen 238 en 239 van de ASVG, de artikelen 122 en 123 van de GSVG en de artikelen 113 en 114 van de BSVG kunnen vormen, wordt de berekeningsgrondslag voor tijdvakken van kinderverzorging op grond van artikel 239 van de ASVG, artikel 123 van de GSVG en artikel 114 van de BSVG gebruikt.
4
In de in artikel SSC.39 bedoelde gevallen zijn bij de vaststelling van het bedrag van de invaliditeitsuitkering op grond van de Oostenrijkste wetgeving, de bepalingen van hoofdstuk 5 van het protocol van overeenkomstige toepassing.
Bulgarije
Artikel 33, lid 1, van de Bulgaarse Ziektekostenverzekeringswet is van toepassing op alle personen waarvoor Bulgarije de bevoegde lidstaat is uit hoofde van titel III, hoofdstuk 1, van dit protocol.
Cυρrus
Voor de toepassing van de bepalingen van de artikelen SSC.7, SSC.46 en SSC.56 van dit protocol wordt voor tijdvakken die op of na 6 oktober 1980 aanvingen, een week van verzekering uit hoofde van de wetgeving van de Republiek Cyprus bepaald door het totale verzekerbare inkomen in de betreffende periode te delen door het wekelijkse bedrag van het verzekerbare basisinkomen waarover in het betreffende bijdragejaar bijdragen moesten worden betaald, mits het aldus berekende aantal weken niet hoger uitvalt dan het aantal kalenderweken in de betreffende periode.
Tsjechië
1
Met het oog op het aanmerken als gezinslid overeenkomstig artikel SSC.1, punt s), van dit protocol, wordt onder ‘ echtgeno(o)t(e)’ mede verstaan een geregistreerde partner in de zin van de Tsjechische Wet nr. 115/2006 Verz. inzake geregistreerd partnerschap.
2
Niettegenstaande de artikelen SSC.6 en SSC.7 van dit protocol kunnen voor de toekenning van de aanvullende uitkering voor de verzekeringstijdvakken die zijn vervuld krachtens de wetgeving van de voormalige Tsjechische en Slowaakse Federale Republiek, uitsluitend de op grond van de Tsjechische wetgeving vervulde verzekeringstijdvakken in aanmerking worden genomen om te voldoen aan de voorwaarde van minstens één jaar Tsjechische pensioenverzekering binnen de vastgestelde termijn na de datum van ontbinding van de Federatie (artikel 106a, lid 1, punt b), van Wet nr. 155/1995 Verz. inzake pensioenverzekering).
3
In de in artikel SSC.39 bedoelde gevallen zijn bij de vaststelling van het bedrag van de invaliditeitsuitkering overeenkomstig Wet nr. 155/1995 Verz. inzake pensioenverzekering de bepalingen van hoofdstuk 5 van het protocol van overeenkomstige toepassing.
Denemarken
1
- a)
Voor de berekening van het pensioen uit hoofde van de ‘lov om social pension’ (wet op het sociale pensioen) worden door een grensarbeider of seizoenarbeider onder de Deense wetgeving al dan niet in loondienst vervulde tijdvakken van werkzaamheid beschouwd als door de overlevende echtgeno(o)t(e) vervulde tijdvakken van wonen in Denemarken, voor zover de overlevende echtgeno(o)t(e) gedurende die tijdvakken gehuwd was met de grensarbeider of seizoenarbeider, niet van tafel en bed gescheiden was of feitelijk wegens onverenigbaarheid gescheiden leefde, en op voorwaarde dat de overlevende echtgeno(o)t(e) gedurende die tijdvakken woonachtig was in een andere staat. Voor de toepassing van dit punt wordt onder ‘seizoenarbeid’ verstaan: werk dat samenhangt met de wisseling van de seizoenen en ieder jaar terugkeert.
- b)
Voor de berekening van het pensioen uit hoofde van de ‘lov om social pension’ (wet op het sociale pensioen) worden de vóór 1 januari 1984 door een niet onder punt a) vallende persoon onder de Deense wetgeving al dan niet in loondienst vervulde tijdvakken van werkzaamheid beschouwd als door de overlevende echtgeno(o)t(e) in Denemarken vervulde tijdvakken van wonen, voor zover de overlevende echtgeno(o)t(e) gedurende die tijdvakken gehuwd was met de grensarbeider of seizoenarbeider, niet van tafel en bed gescheiden was of feitelijk wegens onverenigbaarheid gescheiden leefde, en op voorwaarde dat de overlevende echtgeno(o)t(e) gedurende die tijdvakken woonachtig was in een andere staat.
- c)
Tijdvakken die uit hoofde van de punten a) en b) moeten worden meegerekend, worden evenwel niet in aanmerking genomen indien zij samenvallen met tijdvakken die meetellen voor de berekening van het pensioen dat aan de betrokkene verschuldigd is onder de wetgeving betreffende verplichte verzekering van een andere staat of met tijdvakken gedurende welke de betrokkene onder een dergelijke wetgeving een pensioen ontving. Die tijdvakken worden echter in aanmerking genomen wanneer het jaarlijks bedrag van het bedoelde pensioen lager is dan de helft van het basisbedrag van het sociale pensioen.
2
- a)
Niettegenstaande artikel SSC.7 van dit protocol hebben personen die geen werkzaamheden in loondienst in een of meer staten hebben uitgeoefend slechts recht op een Deens sociaal pensioen, als zij gedurende minstens 3 jaar hun woonplaats in Denemarken hebben of hebben gehad, met inachtneming van de in de Deense wetgeving geldende leeftijdsbeperkingen. Met inachtneming van artikel SSC.5 van dit protocol is artikel SSC.8 van dit protocol niet van toepassing op een Deens sociaal pensioen waarop personen van die categorie het recht hebben verworven.
- b)
De in punt a) bedoelde bepalingen zijn niet van toepassing op het recht op een Deens sociaal pensioen verworven door gezinsleden van personen die in Denemarken werkzaamheden in loondienst uitoefenen of uitgeoefend hebben, of door studenten of hun gezinsleden.
3
De tijdelijke uitkering voor werklozen die zijn opgenomen in het ‘ledighedsydelse’ (flexibelebanenstelsel) (Wet nr. 455 van 10 juni 1997) valt onder titel III, hoofdstuk 6, van dit protocol.
4
Wanneer de ontvanger van een Deens sociaal pensioen ook recht heeft op een overlevingspensioen van een andere staat, worden die pensioenen voor de toepassing van de Deense wetgeving beschouwd als uitkeringen van dezelfde aard in de zin van artikel SSC.48, lid 1, van dit protocol op voorwaarde dat de persoon wiens tijdvakken van verzekering of van wonen de basis voor de berekening van het overlevingspensioen vormen, ook recht op een Deens sociaal pensioen heeft verworven.
Finland
1
Voor de vaststelling van het recht en de berekening van het bedrag van het Finse nationale pensioen uit hoofde van de artikelen SSC.47 tot en met SSC.49 van dit protocol, worden uit hoofde van de wetgeving van een andere staat verkregen pensioenen op dezelfde wijze behandeld als uit hoofde van de Finse wetgeving verkregen pensioenen.
2
Bij de toepassing van artikel SSC.47, lid 1, punt b), i), van dit protocol worden de inkomsten tijdens het fictieve tijdvak uit hoofde van de Finse wetgeving inzake inkomensgerelateerde pensioenen als volgt berekend indien de betrokkene voor een deel van de referentieperiode tijdvakken van pensioenverzekering op grond van werkzaamheid, al dan niet in loondienst, in een andere staat heeft vervuld: de inkomsten tijdens het fictieve tijdvak zijn gelijk aan de som van de inkomsten tijdens het deel van de referentieperiode in Finland, gedeeld door het aantal maanden waarvoor er tijdens de referentieperiode tijdvakken van verzekering in Finland waren.
Frankrijk
1
Voor personen die verstrekkingen ontvangen in Frankrijk op grond van artikel SSC.15 of artikel SSC.24 van dit protocol en die woonachtig zijn in de Franse departementen Haut-Rhin, Bas-Rhin of Moselle, omvatten de verleende verstrekkingen, verstrekt voor rekening van het orgaan van een andere staat die de kosten daarvan moet dragen, de verstrekkingen waarin het algemene ziekteverzekeringsstelsel voorziet en het verplichte aanvullende plaatselijke ziekteverzekeringsstelsel van Alsace-Moselle.
2
De Franse wetgeving die voor de toepassing van titel III, hoofdstuk 5, van dit protocol van toepassing is op een persoon die al dan niet in loondienst werkzaam is of is geweest, omvat zowel de basisregeling(en) voor pensioenverzekering als de regeling(en) voor aanvullend pensioen waaronder de betrokkene viel.
Duitsland
1
Niettegenstaande artikel SSC.6, punt a), van dit protocol en artikel 5, lid 4, punt 1, van het Sozialgesetzbuch VI (Deel VI van het Sociale wetboek) kan een persoon die uit hoofde van de wetgeving van een andere staat een volledig ouderdomspensioen ontvangt, verzoeken om verplicht aangesloten te zijn bij het Duitse pensioenstelsel.
2
Niettegenstaande artikel SSC.6, punt a), van dit protocol en artikel 7 van het Sozialgesetzbuch VI (Deel VI van het Sociale wetboek) kan een persoon die verplicht verzekerd is in een andere staat of een ouderdomspensioen ontvangt uit hoofde van de wetgeving van een andere staat, zich aansluiten bij het vrijwillige verzekeringsstelsel in Duitsland.
3
Voor de toekenning van uitkeringen uit hoofde van artikel 47, lid 1, van Sozialgesetzbuch V, artikel 47, lid 1, van Sozialgesetzbuch VII en artikel 24i van Socialgesetzbuch V aan in een andere staat wonende verzekerden, wordt het netto-inkomen dat de grondslag vormt voor de uitkering door de Duitse verzekeringsstelsels, berekend alsof de verzekerde in Duitsland woonde, tenzij de verzekerde verzoekt om een berekening op basis van het werkelijk ontvangen nettoloon.
4
Onderdanen van andere staten die hun woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats buiten Duitsland hebben en die voldoen aan de algemene voorwaarden van het Duitse pensioenstelsel, kunnen vrijwillig bijdragen, mits zij op enig moment in het verleden vrijwillig of verplicht bij het Duitse pensioenstelsel aangesloten zijn geweest. Dat geldt ook voor staatlozen en vluchtelingen die hun woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats in een andere staat hebben.
5
De ‘pauschale Anrechnungszeit’ (vast toerekeningstijdvak) op grond van artikel 253 van Sozialgesetzbuch VI (boek VI van het Sociaal Wetboek) wordt vastgesteld op basis van uitsluitend Duitse verzekeringstijdvakken.
6
In gevallen waarin de op 31 december 1991 vigerende Duitse pensioenwetgeving op de herberekening van een pensioen van toepassing is, geldt voor de toerekening van Duitse Ersatzzeiten (vervangende tijdvakken) alleen de Duitse wetgeving.
7
De Duitse wetgeving inzake arbeidsongevallen en beroepsziekten waarvoor vergoeding wordt verleend uit hoofde van het Fremdrentengesetz (wet op buitenlands pensioen) en inzake uitkeringen wegens toe te rekenen verzekeringstijdvakken die vervuld zijn in de gebieden vermeld in paragraaf 1, leden 2 en 3, van het Bundesvertriebenengesetz (Wet betreffende vluchtelingen en verdrevenen), blijft voor de toepassing van dit protocol van toepassing niettegenstaande paragraaf 2 van het Fremdrentengesetz.
8
Het bevoegde orgaan gaat, voor de berekening van het theoretische bedrag bedoeld in artikel SSC.47, lid 1, punt b), i), van dit protocol in pensioenregelingen voor vrije beroepen, voor ieder verzekeringsjaar dat onder de wetgeving van een andere staat vervuld werd, uit van het gemiddelde van de gedurende het lidmaatschap van bevoegde organen per jaar door de betaling van bijdragen opgebouwde pensioenrechten.
Griekenland
1
Wet nr. 1469/84 betreffende de vrijwillige aansluiting bij het pensioenstelsel voor Griekse onderdanen en vreemdelingen van Griekse origine is van toepassing op onderdanen van andere staten, staatlozen en vluchtelingen wanneer die betrokken personen, ongeacht hun woon- of verblijfplaats, op enig moment in het verleden vrijwillig of verplicht bij het Griekse pensioenstelsel aangesloten zijn geweest.
2
Niettegenstaande artikel SSC.6, punt a), van dit protocol en artikel 34 van Wet nr. 1140/1981, kan een persoon die een uitkering wegens arbeidsongeval of beroepsziekte uit hoofde van de wetgeving van een andere staat ontvangt, verzoeken om verplicht verzekerd te zijn uit hoofde van de door de OGA toegepaste wetgeving, voor zover die persoon werkzaamheden uitoefent die binnen de werkingssfeer van die wetgeving vallen.
Ierland
Niettegenstaande artikel SSC.19, lid 2, en artikel SSC.57 van dit protocol wordt voor de berekening van het berekenbare wekelijkse referentie-inkomen van een verzekerde met het oog op de toekenning van een uitkering wegens ziekte of werkloosheid onder de Ierse wetgeving, een bedrag gelijk aan het gemiddelde weekloon van werknemers in het betreffende referentiejaar toegerekend aan de verzekerde voor iedere week die zij/hij gedurende dat referentiejaar als werkne(e)m(st)er onder de wetgeving van een andere staat heeft gewerkt.
Malta
Bijzondere bepalingen voor ambtenaren
- a)
Uitsluitend met het oog op de toepassing van artikel SSC.43 en artikel SSC.55 van dit protocol worden personen met een dienstbetrekking uit hoofde van de Maltese Wet op de strijdkrachten (hoofdstuk 220 van de Maltese Wet), de Politiewet (hoofdstuk 164 van de Maltese Wet), de Wet op het gevangeniswezen (hoofdstuk 260 van de Maltese Wet) en de Wet civiele bescherming (hoofdstuk 411 van de Maltese Wet) met ambtenaren gelijkgesteld.
- b)
De pensioenen of renten die verschuldigd zijn uit hoofde van bovenstaande wetgeving en uit hoofde van de Pensioenverordening (hoofdstuk 93 van de Maltese Wet) worden uitsluitend met het oog op de toepassing van artikel SSC.1, punt cc), van dit protocol beschouwd als ‘bijzondere stelsels voor ambtenaren’.
Nederland
1. Zorgverzekering
- a)
Wat betreft het recht op verstrekkingen uit hoofde van de Nederlandse wetgeving worden voor de toepassing van titel III, hoofdstuk 1 en hoofdstuk 2, van dit protocol onder ‘personen die recht hebben op verstrekkingen’ verstaan:
- i)
personen die uit hoofde van artikel 2 van de Zorgverzekeringswet verplicht zijn zich te verzekeren bij een zorgverzekeraar; en
- ii)
voor zover niet reeds begrepen onder punt i), gezinsleden van actieve militairen die in een andere staat wonen en personen die in een andere staat woonachtig zijn en die uit hoofde van dit protocol ten laste van Nederland recht hebben op geneeskundige zorg in hun woonland.
- b)
Personen als bedoeld in punt 1, a), i), moeten zich overeenkomstig de Zorgverzekeringswet verzekeren bij een zorgverzekeraar; personen als bedoeld in punt 1, a), ii), moeten zich registreren bij het College voor zorgverzekeringen.
- c)
De bepalingen van de Zorgverzekeringswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten betreffende de verschuldigdheid van bijdragen zijn van toepassing op personen als bedoeld in punt a), en hun gezinsleden. Wat gezinsleden betreft, worden de premies of bijdragen geheven bij degene van wie het recht op zorg is afgeleid, met uitzondering van gezinsleden van militairen die in een andere staat woonachtig zijn, bij wie de premies of bijdragen rechtstreeks worden geheven.
- d)
De bepalingen van de Zorgverzekeringswet betreffende te late verzekering zijn van overeenkomstige toepassing op te late registratie van de in punt a), ii) bedoelde personen bij het College voor zorgverzekeringen.
- e)
Personen die recht hebben op verstrekkingen krachtens de wetgeving van een andere staat dan Nederland en die in Nederland wonen of tijdelijk in Nederland verblijven, hebben recht op verstrekkingen overeenkomstig de aan verzekerden in Nederland aangeboden polis van het orgaan van de woon- of verblijfplaats, met inachtneming van artikel 11, leden 1, 2 en 3, en artikel 19, lid 1, van de Zorgverzekeringswet, en op verstrekkingen waarin de Algemene wet bijzondere ziektekosten voorziet.
- f)
Voor de toepassing van de artikelen SSC.21 tot en met SSC.27 van dit protocol worden de volgende uitkeringen, naast de pensioenen bedoeld in titel III, hoofdstukken 4 en 5, van dit protocol, gelijkgesteld met uit hoofde van de Nederlandse wetgeving verschuldigde pensioenen:
- —
pensioenen uit hoofde van de Wet van 6 januari 1966 houdende nieuwe regeling van de pensioenen van de burgerlijke ambtenaren en hun nabestaanden (Algemene burgerlijke pensioenwet);
- —
pensioenen uit hoofde van de Wet van 6 oktober 1966 houdende nieuwe regeling van de pensioenen van militairen en hun nabestaanden (Algemene militaire pensioenwet);
- —
arbeidsongeschiktheidsuitkeringen uit hoofde van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen van 7 juni 1972;
- —
pensioenen uit hoofde van de Wet van 15 februari 1967 houdende nieuwe regeling van de pensioenen van de personeelsleden van de NV Nederlandse Spoorwegen en hun nabestaanden (Spoorwegpensioenwet);
- —
pensioenen uit hoofde van het Reglement dienstvoorwaarden Nederlandse Spoorwegen;
- —
uitkeringen die bij pensionering vóór de leeftijd van 65 jaar worden verstrekt uit hoofde van een pensioenregeling die de verzorging van de gewezen werknemers bij ouderdom ten doel heeft, of een uitkering bij vervroegde uittreding uit het arbeidsproces uit hoofde van een van rijkswege of bij collectieve arbeidsovereenkomst vastgestelde regeling voor vervroegde uittreding uit het arbeidsproces voor personen van 55 jaar of ouder;
- —
uitkeringen die aan militairen en ambtenaren worden verstrekt uit hoofde van een regeling in het geval van overtolligheid, functioneel leeftijdsontslag en vervroegde pensionering.
- g)
Voor de toepassing van artikel SSC.16, lid 1, van dit protocol hebben de in punt a), ii), bedoelde personen die tijdelijk in Nederland verblijven, recht op verstrekkingen overeenkomstig de aan verzekerden in Nederland aangeboden polis van het orgaan van de verblijfplaats, met inachtneming van artikel 11, leden 1, 2 en 3, en artikel 19, lid 1, van de Zorgverzekeringswet, en op verstrekkingen uit hoofde van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.
2. Toepassing van de Algemene Ouderdomswet (AOW)
- a)
De korting als bedoeld in artikel 13, lid 1, van de AOW wordt niet toegepast voor kalenderjaren vóór 1 januari 1957 gedurende welke een rechthebbende die niet voldoet aan de voorwaarden voor gelijkstelling van die jaren aan tijdvakken van verzekering:
- —
tussen haar/zijn 15e en 65e jaar in Nederland heeft gewoond, of
- —
in een andere staat heeft gewoond terwijl zij/hij in Nederland werkte voor een in Nederland gevestigde werkgever, of
- —
in een andere staat heeft gewerkt gedurende tijdvakken die onder het Nederlandse socialezekerheidsstelsel als tijdvakken van verzekering worden beschouwd.
In afwijking van artikel 7 van de AOW worden ook personen die uitsluitend vóór 1 januari 1957 overeenkomstig bovengenoemde voorwaarden in Nederland gewoond of gewerkt hebben, geacht recht te hebben op een pensioen.
- b)
De korting als bedoeld in artikel 13, lid 1, van de AOW wordt niet toegepast op kalenderjaren vóór 2 augustus 1989 gedurende welke een gehuwde of gehuwd geweest zijnde persoon tussen haar/zijn 15e en 65e jaar, wonende in een andere staat dan Nederland, niet uit hoofde van bovengenoemde wet verzekerd was, voor zover die kalenderjaren samenvallen met tijdvakken van verzekering die de echtgeno(o)t(e) van de betrokkene uit hoofde van bovengenoemde wet heeft vervuld, of met kalenderjaren die uit hoofde van punt 2, a), in aanmerking moeten worden genomen, op voorwaarde dat zij in de betreffende periode gehuwd zijn gebleven.
In afwijking van artikel 7 van de AOW worden dergelijke personen geacht recht te hebben op een pensioen.
- c)
De korting als bedoeld in artikel 13, lid 2, van de AOW wordt niet toegepast op kalenderjaren vóór 1 januari 1957 gedurende welke de echtgeno(o)t(e) van een pensioengerechtigde, die niet voldoet aan de voorwaarden voor gelijkstelling van die jaren aan tijdvakken van verzekering:
- —
tussen haar/zijn 15e en 65e jaar in Nederland heeft gewoond, of
- —
in een andere staat heeft gewoond terwijl zij/hij in Nederland werkte voor een in Nederland gevestigde werkgever, of
- —
in een andere staat heeft gewerkt gedurende tijdvakken die onder het Nederlandse socialezekerheidsstelsel als tijdvakken van verzekering worden beschouwd.
- d)
De korting als bedoeld in artikel 13, lid 2, van de AOW wordt niet toegepast op kalenderjaren vóór 2 augustus 1989 gedurende welke de echtgeno(o)t(e) van een pensioengerechtigde, tussen haar/zijn 15e en 65e jaar wonend in een andere staat dan Nederland, niet uit hoofde van de AOW verzekerd was, voor zover die kalenderjaren samenvallen met tijdvakken van verzekering die de pensioengerechtigde uit hoofde van die wet heeft vervuld, of met kalenderjaren die uit hoofde van punt 2, a) in aanmerking moeten worden genomen, op voorwaarde dat zij in de betreffende periode gehuwd zijn gebleven.
- e)
De punten 2, a), 2, b), 2, c), en 2, d), zijn niet van toepassing op tijdvakken die samenvallen met:
- —
tijdvakken die in aanmerking genomen kunnen worden voor de berekening van pensioenrechten uit hoofde van de ouderdomspensioenwetgeving van een andere staat dan Nederland, of
- —
tijdvakken waarvoor de betrokkene een ouderdomspensioen heeft ontvangen uit hoofde van dergelijke wetgeving.
Tijdvakken van vrijwillige verzekering onder het stelsel van een andere staat worden niet in aanmerking genomen voor de toepassing van dit punt.
- f)
De punten 2, a), 2, b), 2, c), en 2, d), zijn uitsluitend van toepassing indien de betrokkene na het bereiken van de 59-jarige leeftijd gedurende zes jaren in een of meer staten heeft gewoond en slechts zolang zij/hij in een van die staten woonachtig is.
- g)
In afwijking van hoofdstuk IV van de AOW bestaat voor een in een andere staat dan Nederland woonachtige persoon wier/wiens echtgeno(o)t(e) verplicht verzekerd is uit hoofde van die wet, de mogelijkheid zich vrijwillig te verzekeren uit hoofde van genoemde wet, voor die tijdvakken gedurende welke de echtgeno(o)t(e) verplicht verzekerd is.
Die mogelijkheid blijft bestaan wanneer de verplichte verzekering van de echtgeno(o)t(e) geëindigd is als gevolg van diens overlijden en de overlevende echtgeno(o)t(e) uitsluitend een pensioen uit hoofde van de Algemene nabestaandenwet ontvangt.
De mogelijkheid om vrijwillig verzekerd te blijven, eindigt in ieder geval op de dag waarop de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt.
De voor bedoelde vrijwillige verzekering te betalen premie wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen betreffende de vaststelling van de premie voor vrijwillige verzekering uit hoofde van de AOW. Indien echter de vrijwillige verzekering aansluit op een tijdvak van verzekering als bedoeld in punt 2, b), wordt de premie vastgesteld overeenkomstig de bepalingen betreffende de vaststelling van de bijdrage voor verplichte verzekering uit hoofde van de AOW, waarbij het in aanmerking te nemen inkomen geacht wordt in Nederland te zijn ontvangen.
- h)
De in punt 2, g), bedoelde mogelijkheid staat niet open voor personen die verzekerd zijn uit hoofde van de wetgeving inzake pensioenen of nabestaandenuitkeringen van een andere staat.
- i)
Personen die gebruik willen maken van de mogelijkheid van vrijwillige verzekering als bedoeld in punt 2, g), moeten binnen een jaar nadat de voorwaarden voor deelname zijn vervuld een aanvraag indienen bij de Sociale Verzekeringsbank.
3. Toepassing van de Algemene nabestaandenwet (ANW)
- a)
Indien de overlevende echtgeno(o)t(e) op grond van artikel SSC.46, lid 3, van dit protocol recht heeft op een nabestaandenpensioen uit hoofde van de ANW, wordt dat pensioen berekend overeenkomstig artikel SSC.47, lid 1, punt b), van dit protocol.
Voor de toepassing van die bepalingen worden tijdvakken van verzekering vóór 1 oktober 1959 ook beschouwd als onder de Nederlandse wetgeving vervulde tijdvakken van verzekering, op voorwaarde dat de verzekerde gedurende die tijdvakken en na het bereiken van de leeftijd van 15 jaar:
- —
in Nederland heeft gewoond, of
- —
in een andere staat heeft gewoond terwijl zij/hij in Nederland werkte voor een in Nederland gevestigde werkgever, of
- —
in een andere staat heeft gewerkt gedurende tijdvakken die onder het Nederlandse socialezekerheidsstelsel als tijdvakken van verzekering worden beschouwd.
- b)
De uit hoofde van punt 3, a), in aanmerking te nemen tijdvakken die samenvallen met onder de wetgeving van een andere staat vervulde tijdvakken van verplichte verzekering inzake nabestaandenpensioenen worden buiten beschouwing gelaten.
- c)
Voor de toepassing van artikel SSC.47, lid 1, punt b), van dit protocol worden alleen onder de Nederlandse wetgeving vervulde tijdvakken van verzekering nadat de betrokkene de leeftijd van 15 jaar bereikt had, in aanmerking genomen als tijdvakken van verzekering.
- d)
In afwijking van artikel 63a, lid 1, ANW bestaat voor een in een andere staat dan Nederland woonachtige persoon wier/wiens echtgeno(o)t(e) verplicht verzekerd is uit hoofde van de ANW, de mogelijkheid zich vrijwillig te verzekeren onder die wet, op voorwaarde dat die verzekering al loopt op de datum waarop dit protocol van toepassing wordt, maar uitsluitend voor die tijdvakken gedurende welke de echtgeno(o)t(e) verplicht verzekerd is.
Die mogelijkheid houdt op te bestaan vanaf de datum van beëindiging van de verplichte verzekering van de echtgeno(o)t(e) uit hoofde van de ANW, tenzij de verplichte verzekering van de echtgeno(o)t(e) geëindigd is als gevolg van diens overlijden en de overlevende echtgeno(o)t(e) uitsluitend een pensioen uit hoofde van de ANW ontvangt.
De mogelijkheid om vrijwillig verzekerd te blijven, eindigt in ieder geval op de dag waarop de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt.
De voor bedoelde vrijwillige verzekering te betalen premie wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen betreffende de vaststelling van de premie voor vrijwillige verzekering op grond van de ANW. Indien echter de vrijwillige verzekering aansluit op een tijdvak van verzekering als bedoeld in punt 2, b), wordt de premie vastgesteld overeenkomstig de bepalingen betreffende de vaststelling van de bijdragen voor verplichte verzekering uit hoofde van de ANW, waarbij het in aanmerking te nemen inkomen geacht wordt in Nederland te zijn ontvangen.
4. Toepassing van de Nederlandse wetgeving inzake arbeidsongeschiktheid
Bij de berekening van uitkeringen uit hoofde van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) of de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) houden de Nederlandse organen rekening met:
- —
tijdvakken van werkzaamheden in loondienst en daarmee gelijkgestelde tijdvakken die vóór 1 juli 1967 in Nederland zijn vervuld;
- —
tijdvakken van verzekering vervuld uit hoofde van de WAO;
- —
tijdvakken van verzekering die de betrokkene na het bereiken van de leeftijd van 15 jaar onder de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) heeft vervuld, voor zover die niet samenvallen met onder de WAO vervulde tijdvakken van verzekering;
- —
tijdvakken van verzekering vervuld onder de WAZ;
- —
tijdvakken van verzekering vervuld onder de WIA.
Spanje
1
Voor de toepassing van dit protocol worden de jaren die de werkende tekort komt om de pensioengerechtigde of pensioenplichtige leeftijd te bereiken, als bepaald in artikel 31, lid 4, van de geconsolideerde tekst van de Ley de Clases Pasivas del Estado (wet op de staatspensioenen) alleen als jaren in overheidsdienst aangerekend indien de begunstigde op het tijdstip van de gebeurtenis die het recht op een overlevingspensioen deed ontstaan, onder de Spaanse bijzondere regeling voor ambtenaren viel of een werkzaamheid uitoefende die onder dat stelsel daarmee gelijkgesteld wordt, of indien zij/hij, op het tijdstip van de gebeurtenis die het recht op een pensioen deed ontstaan, een werkzaamheid uitoefende die, als de werkzaamheid in Spanje was uitgeoefend, de betrokkene verplicht onder de bijzondere regeling voor ambtenaren, voor de strijdkrachten of voor het gerechtelijk apparaat had doen vallen.
2
- a)
Uit hoofde van artikel SSC.51, lid 1, punt c), wordt de theoretische Spaanse uitkering berekend op basis van de feitelijke bijdragen van de betrokkene in de jaren onmiddellijk voorafgaand aan de betaling van de laatste bijdrage aan de Spaanse sociale zekerheid. Indien bij de berekening van het basisbedrag voor het pensioen rekening moet worden gehouden met de onder de wetgeving van andere staten vervulde tijdvakken van verzekering of wonen, wordt de Spaanse bijdragegrondslag die in de tijd het dichtst bij de referentietijdvakken ligt, toegepast op die tijdvakken, rekening houdende met de ontwikkeling van het indexcijfer van de consumentenprijzen.
- b)
Het bedrag van het verkregen pensioen wordt verhoogd met het bedrag van de verhogingen en aanpassingen die in de volgende jaren op pensioenen van dezelfde aard worden toegepast.
3
In andere staten vervulde tijdvakken die moeten worden meegerekend voor de bijzondere regeling voor ambtenaren, voor de strijdkrachten of voor het gerechtelijk apparaat, worden voor de toepassing van artikel SSC.51 van dit protocol op dezelfde wijze behandeld als de in de tijd dichtstbijgelegen tijdvakken die als ambtenaar in Spanje zijn vervuld.
4
De in de tweede overgangsbepaling van de Algemene wet betreffende de sociale zekerheid bedoelde leeftijdsgerelateerde aanvullende bedragen zijn van toepassing voor alle begunstigden van dit protocol die voorafgaand aan 1 januari 1967 onder de Spaanse wetgeving in eigen naam bijdragen hebben betaald; het is evenwel niet mogelijk om overeenkomstig artikel SSC.6 van dit protocol, louter met het oog op de toepassing van dit protocol, tijdvakken van verzekering die voorafgaand aan 1 januari 1967 onder de wetgeving van andere staten vervuld zijn, te behandelen alsof de desbetreffende bijdragen in Spanje betaald waren. Voor de bijzondere regeling voor zeevarenden is de met 1 januari 1967 overeenkomende datum 1 augustus 1970, en voor de bijzondere socialezekerheidsregeling voor de kolenmijnen 1 april 1969.
Zweden
1
De bepalingen van het protocol betreffende de samentelling van tijdvakken van verzekering en verblijf zijn niet van toepassing op de overgangsregeling van de Zweedse wetgeving voor het recht op een gegarandeerd pensioen voor personen die in of vóór 1937 zijn geboren en gedurende een bepaalde periode in Zweden hebben gewoond alvorens zij een pensioen aanvragen (hoofdstuk 6 van de wet (2010:111) betreffende de invoering van het Wetboek voor sociale verzekeringen).
2
Voor de berekening van het nominale inkomen voor inkomensgerelateerde uitkering bij ziekte en inkomensgerelateerde vergoeding bij arbeidsongeschiktheid (hoofdstuk 34 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110)) geldt het volgende. Indien de verzekerde tijdens de referentieperiode wegens een werkzaamheid, al dan niet in loondienst, ook onder de wetgeving van een of meer andere staten viel, wordt het inkomen in die andere staat of staten geacht gelijk te zijn aan het gemiddelde bruto-inkomen van de verzekerde in Zweden tijdens het deel van de in Zweden vervulde referentieperiode, dat wil zeggen het inkomen in Zweden gedeeld door het aantal jaren tijdens welke dat inkomen is ontvangen.
3
- a)
Voor de berekening van de fictieve grondslag voor het inkomensgerelateerde nabestaandenpensioen (hoofdstuk 82 van het Wetboek voor sociale verzekeringen (2010:110)) geldt het volgende: indien niet overeenkomstig de Zweedse wetgeving wordt voldaan aan de vereiste van pensioengerechtigdheid gedurende ten minste drie van de vijf kalenderjaren die onmiddellijk aan de dood van de verzekerde voorafgaan (de referentieperiode), worden ook tijdvakken van verzekering die in andere staten zijn vervuld, in aanmerking genomen alsof die in Zweden waren vervuld. De tijdvakken van verzekering in andere staten worden geacht gebaseerd te zijn op de gemiddelde Zweedse pensioenberekeningsgrondslag. Indien de betrokkene slechts één jaar met een pensioenberekeningsgrondslag in Zweden heeft vervuld, wordt elk tijdvak van verzekering in een andere staat geacht hetzelfde bedrag te vertegenwoordigen.
- b)
Voor de berekening van het fictieve pensioenkrediet voor weduwepensioenen met betrekking tot overlijden op of na 1 januari 2003 geldt het volgende: indien niet overeenkomstig de Zweedse wetgeving wordt voldaan aan de vereiste van pensioenkrediet gedurende ten minste twee van de vier kalenderjaren die onmiddellijk aan het overlijden van de verzekerde voorafgaan (de referentieperiode) en indien de tijdvakken van verzekering tijdens de referentieperiode in een andere staat zijn vervuld, worden die jaren geacht op hetzelfde pensioenkrediet gebaseerd te zijn als het Zweedse jaar.
Verenigd Koninkrijk
1
Wanneer een persoon overeenkomstig de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk mogelijk recht op ouderdomspensioen heeft:
- a)
de premies van een voormalige echtgenoot als eigen premies van de betrokkene worden aangemerkt; of
- b)
indien de relevante premievoorwaarden door de echtgeno(o)t(e) of voormalige echtgeno(o)t(e) van de betrokkene vervuld zijn, dan zijn voor de vaststelling van rechten onder de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk de bepalingen van titel III, hoofdstuk 5, van dit protocol van toepassing, mits de echtgeno(o)t(e) of voormalige echtgeno(o)t(e) in beide gevallen werkzaamheden, al dan niet in loondienst, uitoefent of uitgeoefend heeft, en onderworpen is of was aan de wetgeving van twee of meer staten. In dat geval worden verwijzingen in de artikelen SSC.44 tot en met SSC.55 van dit protocol naar ‘tijdvakken van verzekering’ opgevat als tijdvakken van verzekering vervuld door:
- 1)
een echtgeno(o)t(e) of voormalige echtgeno(o)t(e), indien de aanvraag wordt ingediend door:
- a)
een gehuwde vrouw, of
- b)
een persoon van wie het huwelijk op andere wijze is beëindigd dan door het overlijden van de echtgeno(o)t (e), of
- 2)
een voormalige echtgeno(o)t(e), indien de aanvraag wordt ingediend door:
- a)
een weduwnaar die onmiddellijk vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd geen recht heeft op een uitkering voor een ouder die weduwe/weduwnaar is (widowed parent's allowance), of
- b)
een weduwe die onmiddellijk vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd geen recht heeft op een uitkering voor een moeder die weduwe is (widowed mother's allowance), een uitkering voor een ouder die weduwe/weduwnaar is (widowed parent's allowance) of een weduwepensioen, of die alleen recht heeft op een leeftijdsgebonden weduwepensioen berekend op grond van artikel SSC.47, lid 1, punt b), van dit protocol, waarbij ‘leeftijdsgebonden weduwepensioen’ betekent dat voor het weduwepensioen overeenkomstig Section 39(4), Social Security Contributions and Benefits Act 1992, een verminderd tarief geldt.
2
Voor de toepassing van artikel SSC.8 van dit protocol worden personen die onder de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk een ouderdoms- of overlevingspensioen, een uitkering wegens arbeidsongeval of beroepsziekte of een uitkering bij overlijden ontvangen en die op het grondgebied van een andere staat verblijven, tijdens hun verblijf behandeld alsof zij hun woonplaats op het grondgebied van die andere staat hadden.
- 1)
Voor de berekening van een loonfactor voor het vaststellen van het recht op uitkeringen onder de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk wordt voor iedere week van werkzaamheid in loondienst onder de wetgeving van een lidstaat, die in de loop van het betreffende inkomstenbelastingjaar in de zin van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk is begonnen, de betrokkene geacht bijdragen of premies als werknemer te hebben betaald, of inkomen te hebben genoten waarover bijdragen of premies zijn betaald, op basis van een beloning gelijk aan twee derde van de voor dat jaar geldende maximumloongrens.
- 2)
Voor de toepassing van artikel SSC.47, lid 1, punt b), van dit protocol:
- a)
wordt een werknemer die in een op of na 6 april 1975 aangevangen inkomstenbelastingjaar uitsluitend in een lidstaat tijdvakken van verzekering, van werkzaamheid in loondienst of van wonen heeft vervuld, indien de toepassing van punt 1) van dit punt tot gevolg heeft dat dat jaar voor de toepassing van artikel SSC.47, lid 1, punt b), i), van dit protocol als een in aanmerking te nemen jaar in de zin van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk geldt, geacht in dat jaar gedurende 52 weken in die lidstaat verzekerd te zijn geweest;
- b)
worden, indien enig op of na 6 april 1975 aangevangen inkomstenbelastingjaar voor de toepassing van artikel SSC.47, lid 1, punt b), i), van dit protocol niet geldt als een in aanmerking te nemen jaar in de zin van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk, alle in dat jaar vervulde tijdvakken van verzekering, van werkzaamheid in loondienst of van wonen buiten beschouwing gelaten.
- 3)
Voor de omrekening van een loonfactor in tijdvakken van verzekering wordt de loonfactor verkregen gedurende het desbetreffende inkomstenbelastingjaar in de zin van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk gedeeld door de voor dat belastingjaar geldende minimumloongrens. De uitkomst wordt weergegeven in gehele getallen, met weglating van de decimalen. Het aldus berekende getal wordt geacht het aantal weken van verzekering dat gedurende dat belastingjaar onder de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk is vervuld, te vertegenwoordigen. Dat getal kan evenwel niet hoger zijn dan het aantal weken gedurende welke de betrokkene in de loop van dat belastingjaar aan die wetgeving onderworpen was.
3
Wanneer het ontvangen van een uitkering voor een ouder die weduwe/weduwnaar is of een uitkering bij overlijden (hoger tarief) afhankelijk is van het recht op kinderbijslag in het Verenigd Koninkrijk, zal een persoon die aan alle andere criteria voor het verkrijgen van die uitkeringen voldoet en in aanmerking zou komen voor kinderbijslag van het Verenigd Koninkrijk indien zij of het betrokken kind in het Verenigd Koninkrijk woonden, niet kunnen worden belet om de uitkering voor een ouder die weduwe/weduwnaar is of een uitkering bij overlijden (hoger tarief) overeenkomstig dit protocol aan te vragen, ook al is kinderbijslag van het Verenigd Koninkrijk krachtens artikel SSC.3, lid 4, punt g), van de materiële werkingssfeer van dit protocol uitgesloten.