Einde inhoudsopgave
Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen (VDHI nr. 122) 2014/3.6.2.4
3.6.2.4 Uitzonderingen op hoofdregels bij vermogensovergang onder algemene titel
mr. E.R. Roelofs, datum 01-04-2014
- Datum
01-04-2014
- Auteur
mr. E.R. Roelofs
- JCDI
JCDI:ADS438235:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
Voetnoten
Voetnoten
Van Olffen, Buijn Simonis 2004, p. 98.
Zaman, Van Eek en Roelofs 2009, p. 278.
Zaman, Van Eek en Roelofs 2009, p. 271.
Verstappen 1996, p. 275.
Verstappen 1996, p. 274 – 279 en Verstappen 2002, p. 71.
Zaman, Van Eek en Roelofs 2009, p. 275.
Van Buuren en Knijff 2001, p. 30 en Verstappen 2002, p. 74. Zie tevens: Wessels 1997, p. 182.
Kamerstukken II, 1996-1997, 24 702, nr. 6 (Nota naar aanleiding van het verslag), p. 15.
Kamerstukken II, 1996-1997, 24 702, nr. 6 (Nota naar aanleiding van het verslag), p. 16.
Van Olffen, Buijn en Simonis 2004, p. 99.
Kamerstukken II, 1996-1997, 24 702, nr. 6 (Nota naar aanleiding van het verslag), p. 16.
Op het beginsel dat alle vermogensbestanddelen van de splitsende vennootschap voor overgang onder algemene titel vatbaar zijn, bestaan enkele uitzonderingen. Goederen kunnen onoverdraagbaar zijn, wanneer de wet of de aard van het recht zich tegen een overdracht verzet (artikel 3:83 lid 1 BW). Schuldeiser en schuldenaar kunnen door middel van een beding de overdraagbaarheid van een vorderingsrecht uitsluiten (artikel 3:83 lid 2 BW). Alle andere rechten dan eigendom, beperkte rechten en vorderingsrechten zijn slechts overdraagbaar wanneer de wet dit bepaalt (artikel 3:83 lid 3 BW).
De onoverdraagbaarheid van een goed impliceert echter nog niet dat het goed ook niet voor overgang onder algemene titel vatbaar is.1 Van Olffen, Buijn en Simonis geven het voorbeeld van de overdracht van aandelen in een besloten vennootschap en de overgang van aandelen in een besloten vennootschap onder algemene titel. De overdracht van aandelen in een besloten vennootschap is onmogelijk, indien de blokkeringsregeling niet is nageleefd (artikel 2:195 BW). De overgang onder algemene titel van aandelen – bijvoorbeeld ten gevolge van een juridische splitsing – in een besloten vennootschap is echter wel mogelijk zonder dat de blokkeringsregeling wordt nageleefd.
Rechten kunnen niet voor overgang vatbaar zijn krachtens de wet of als uit de aard van het recht volgt dat een recht niet voor overgang vatbaar is, wanneer het bijvoorbeeld een hoogstpersoonlijk recht betreft. Tevens zijn voor sommige rechtsverhoudingen of hoedanigheden, los van de vraag of zij als ‘hoogstpersoonlijk’ kwalificeren of niet, speciale wettelijke bepalingen opgenomen die de opvolging regelen. Deze separate wettelijke bepalingen zullen worden behandeld in paragraaf 3.6.2.5. Daarnaast kunnen publiekrechtelijke regelingen de overgang van goederen op de verkrijgende vennootschap verhinderen. Een voorbeeld hiervan is de mogelijke toepassing van de Wet voorkeursrecht gemeenten.2
Wat betreft vorderingen bepaalt artikel 3:83 lid 2 BW dat de overdraagbaarheid van vorderingsrechten kan worden uitgesloten door een beding tussen schuldeiser en schuldenaar. Indien uitdrukkelijk een beding is overeengekomen dat de vordering niet overgaat in het kader van een fusie of splitsing, gaat de vordering niet over op de verkrijgende vennootschap. Houdt de splitsende vennootschap op te bestaan, dan zal van de inhoud van het betreffende beding afhangen wat er met de vordering gebeurt: of deze terstond opeisbaar wordt of dat deze teniet gaat. Een regel met eenzelfde soort karakter geldt voor de overgang van overeenkomsten. In artikel 6:249 BW is bepaald dat de rechtsgevolgen van een overeenkomst mede gelden voor de rechtverkrijgenden onder algemene titel, tenzij uit de overeenkomst iets anders voortvloeit.
Niet-vermogensrechtelijke rechtsverhoudingen gaan niet onder algemene titel over op de verkrijgende vennootschap(pen). Hierbij valt te denken aan hoogstpersoonlijke rechtsverhoudingen. Uit de aard van een hoogstpersoonlijke rechtsverhouding vloeit voort dat zij niet overgaat op een verkrijgende vennootschap, omdat de rechtsverhouding zodanig verbonden is met het persoonlijk karakter van een vennootschap dat de rechtsverhouding niet kan overgaan.3 De rechtsverhouding deelt daarmee het lot van de splitsende vennootschap.4 Het klassieke voorbeeld van een hoogstpersoonlijke rechtsbetrekking is de betrekking tussen een opdrachtgever en een kunstschilder tot het schilderen van een kunstwerk. In dat geval staan de persoonlijke kwaliteiten van de kunstschilder voorop. Een hoogstpersoonlijke rechtsverhouding met een vennootschap is moeilijker voor te stellen, omdat vennootschappen uit hun aard een onpersoonlijk karakter hebben.
De wetgever geeft geen duidelijke omschrijving wat als hoogstpersoonlijke rechtsverhouding getypeerd moet worden. Verstappen meent dat onder hoogstpersoonlijke rechtsverhoudingen in het rechtspersonenpenrecht alleen die rechtsverhoudingen dienen te worden begrepen, die niet of niet ongewijzigd overgaan op de verkrijgende vennootschap.5 Daaronder vallen naar zijn mening rechtsverhoudingen die niet als vermogensrechtelijke rechtsverhouding te kwalificeren zijn – zoals hoogstpersoonlijke rechtsverhoudingen, waarbij de kwaliteit van een vennootschap centraal staat, toevoeging ERR – en de vermogensrechtelijke rechtsverhoudingen die op grond van de wet, de statuten, de partijbedoeling of de aard van de rechtsverhouding zelf niet ongewijzigd onder algemene titel overgaan. Verstappen merkt – mijn inziens terecht – op dat de kwalificatie als ‘hoogstpersoonlijk’ in het rechtspersonenrecht nooit een argument kan zijn om de rechtsverhouding buiten de overgang onder algemene titel te houden, maar dat een meer formele invulling aan dit begrip moet worden gegeven. Dit houdt in dat een rechtsverhouding als hoogstpersoonlijk kan worden aangemerkt indien die niet ongewijzigd onder algemene titel kan overgaan op een verkrijgende vennootschap. Deze opvatting doet recht aan het onpersoonlijke karakter dat rechtspersonen uit hun aard hebben.
De hiervoor beschreven problematiek van hoogstpersoonlijke rechtsverhoudingen betreft met name situaties waarbij de vennootschap een prestatie moet verrichten die niet – ongewijzigd – onder algemene titel kan overgaan op de verkrijgende vennootschap vanwege het hoogstpersoonlijke karakter daarvan. De tegenovergestelde situatie, waarbij de splitsende vennootschap een persoonlijk recht heeft jegens een derde, kan zich ook voordoen. Een voorbeeld van zo een recht is een vergunning die de vennootschap heeft verkregen krachtens publiekrecht.6 Vergunningen kunnen in beginsel onder algemene titel overgaan op de verkrijgende vennootschap, nadat bepaald is dat overgang bestuursrechtelijk gezien mogelijk is.7
De minister van Justitie heeft in de Nota naar aanleiding van het verslag bij de splitsingswetgeving op vragen van de SGP-fractie betreffende het al dan niet overgaan van rechtsverhoudingen die geen vermogensrechten zijn, geantwoord dat zij zich niet goed kon voorstellen dat rechtsverhoudingen die geen vermogensrechten zijn onder algemene titel overgaan.8 De minister van Justitie heeft echter niet toegelicht wat er gebeurt met rechtsverhoudingen die geen vermogensrechten zijn indien de splitsende vennootschap ophoudt te bestaan.
De Gecombineerde Commissie Vennootschapsrecht vroeg zich af of actieve en passieve benoemingsrechten – zoals bijvoorbeeld het recht bestuurders van een vennootschap te benoemen – overgaan bij splitsing. Volgens de minister is ook dat niet het geval. Indien de vennootschap met een benoemingsrecht ophoudt te bestaan, gaat het benoemingsrecht teniet.9 Ook indien de verdwijnende vennootschap bestuurder is van een andere vennootschap, eindigt de hoedanigheid van bestuurder van die vennootschap met het ophouden te bestaan van die vennootschap en wordt daarin niet van rechtswege opgevolgd door een verkrijgende vennootschap. De hoedanigheid van bestuurder gaat niet over op de verkrijgende vennootschap. Een nieuwe benoeming van een verkrijgende vennootschap als bestuurder is in dat geval noodzakelijk.10
Doorlopende volmachten, welke niet verbonden zijn aan enig vermogensbestanddeel, gaan volgens de minister eveneens niet over op de verkrijgende vennootschap.11 A contrario kan de conclusie getrokken worden dat dit anders is ten aanzien van doorlopende volmachten die verbonden zijn aan enig goed. Een voorbeeld van een doorlopende volmacht is de volmacht rechtshandelingen te verrichten met betrekking tot een bepaald registergoed of een bepaalde bankrekening. Als een volmacht nadrukkelijk aan dat ene registergoed of die ene bankrekening is verbonden, zal bij overgang van dat registergoed ook de volmacht mee overgaan op de verkrijgende vennootschap die in het kader van de splitsing dat registergoed of dat banktegoed verkrijgt.