Einde inhoudsopgave
Statuut voor de personeelsleden van Europol
Aanhangsel 3 Nadere bepalingen betreffende compenserend verlof en beloning voor overwerk
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1999
- Bronpublicatie:
03-12-1998, PbEG 1999, C 26 (uitgifte: 30-01-1999, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-1999
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-12-1998, PbEG 1999, C 26 (uitgifte: 30-01-1999, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Artikel 1
Binnen de in artikel 33 van het statuut gestelde grenzen geeft overwerk, verricht door functionarissen van de schalen 11 tot en met 13 van artikel 45 van het statuut, recht op compensatie of beloning volgens onderstaande regels:
- a)
ieder uur overwerk geeft recht op compensatie in de vorm van anderhalf uur vrije tijd; een overuur, verricht tussen 22.00 en 7.00 uur of op een zon- of feestdag, wordt echter met twee uur vrije tijd gecompenseerd; bij de toekenning van vrije tijd wordt rekening gehouden met het belang van de dienst en met de wensen van de betrokkene;
- b)
indien het belang van de dienst dit compenserende verlof niet mogelijk maakt vóór het einde van de twee maanden volgende op die waarin het overwerk is verricht, verleent de directeur machtiging tot beloning van de niet-gecompenseerde overuren ten belope van 0,578 % van het maandelijkse basissalaris voor elk overuur, met inachtneming van het bepaalde onder a);
- c)
slechts overwerk gedurende meer dan 30 minuten wordt als overuur gecompenseerd of beloond.
Artikel 2
De reistijd naar en van de plaats van bestemming van een dienstreis wordt niet beschouwd als overwerk in de zin van dit aanhangsel. Arbeidsuren verricht op de plaats van bestemming boven het normale aantal, kunnen bij besluit van de directeur worden gecompenseerd of, in voorkomend geval, beloond.