Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen
Einde inhoudsopgave
Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen (VDHI nr. 122) 2014/6.2.6:6.2.6 Ruziesplitsing
Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen (VDHI nr. 122) 2014/6.2.6
6.2.6 Ruziesplitsing
Documentgegevens:
mr. E.R. Roelofs, datum 01-04-2014
- Datum
01-04-2014
- Auteur
mr. E.R. Roelofs
- JCDI
JCDI:ADS432110:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zaman, Van Eek en Roelofs 2009, p. 117.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De ‘ruziesplitsing’, ook wel ‘aandeelhouderssplitsing’ genoemd, opgenomen in artikel 2:334cc BW, heeft, in tegenstelling tot de driehoekssplitsing, wel een (zij het indirecte) basis in de Zesde richtlijn.1 De Zesde richtlijn staat toe dat de aandeelhouders van de splitsende vennootschap in een andere verhouding tot elkaar aandeelhouder zijn van de verkrijgende vennootschap dan bij de gesplitste vennootschap het geval was (zie tevens artikel 17 lid 1 sub b jo. artikel 3 lid 2 sub i Zesde richtlijn en par. 2.7.2.). Deze vorm van splitsing kan ook wel worden aangeduid als ‘onevenredige splitsing’. De Nederlandse wetgever geeft expliciet de mogelijkheid een andere verhouding te kiezen bij zuivere splitsing waarbij de aandeelhouders geheel ‘uit elkaar worden gehaald’ (artikel 2:334cc BW).
Naar Nederlands recht is niet geheel zeker of een afwijkende verhouding tussen de aandeelhouders na de splitsing (een ‘onevenredige splitsing’) mogelijk is of niet (zie tevens paragraaf 3.8.5). Enerzijds kan verdedigd worden dat, (i) omdat de Zesde richtlijn onevenredige splitsing toestaat, (ii) de Nederlandse wet niet expliciet evenredigheid voorschrijft en (iii) de meerwaarde van de uitgebreide procedure tot splitsing gering is ten opzichte van de vereenvoudigde procedure bij evenredige splitsing als bedoeld in artikel 2:334hh lid 2 BW, onevenredige splitsingen zijn toegestaan onder het Nederlandse recht. Anderzijds kan verdedigd worden dat onevenredige splitsingen niet toegestaan zijn omdat alleen artikel 2:334cc BW in bepaalde gevallen voorziet in de mogelijkheid tot ruziesplitsing (die kan worden gekenmerkt als de ‘ultieme onevenredige splitsing’) en voorts de Nederlandse wet geen voorzieningen bevat omtrent onevenredige splitsingen.
Bij een grensoverschrijdende toepassing van de ruziesplitsing doet zich de vraag voor of deze vorm van splitsing gebruikt kan worden wanneer het recht dat van toepassing is op de andere bij de splitsing betrokken vennootschappen niet een strikte scheiding tussen aandeelhouders kennen, maar ook toestaat dat de aandeelhouders in een andere verhouding tot elkaar aandeelhouder zijn na de splitsing dan voor de splitsing het geval was. Een voorbeeld hiervan is wanneer aandeelhouder 1 en aandeelhouder 2 40%, respectievelijk 60% van de aandelen houden in een door Nederlands recht beheerste besloten vennootschap, terwijl zij na de splitsing ieder 50% van de aandelen houden.
Deze splitsing zoals weergegeven in het voorgaande voorbeeld zou niet in overeenstemming zijn met artikel 2:334cc BW. Echter, naar mijn mening wordt de toekenning van de aandelen in het kader van een splitsing beheerst door het recht dat van toepassing is op de verkrijgende vennootschap(pen). Is krachtens dat recht toegestaan dat aandeelhouders na de splitsing in een andere verhouding tot elkaar gerechtigd zijn tot de aandelen van de verkrijgende vennootschap(pen) dan voor de splitsing tot de aandelen van de splitsende vennootschap, dan zie ik weinig problemen deze grensoverschrijdende splitsing te effectueren. Bovendien zie ik weinig verschil tussen het geval van een – vanuit Nederlands perspectief – onevenredige outbound grensoverschrijdende splitsing en de in paragraaf 6.2.3. beschreven vorm van outbound grensoverschrijdende splitsing, waarbij een Nederlandse vennootschap splitst en in het kader van de splitsing bij de verkrijgende vennootschap(pen) een bijbetaling plaatsvindt hoger dan 10% van de nominale waarde van de toegekende aandelen.