Einde inhoudsopgave
Revindicatoire aanspraken op giraal geld (R&P nr. FR3) 2009/5.1
5.1 Inleiding
B. Bierens, datum 23-03-2009
- Datum
23-03-2009
- Auteur
B. Bierens
- JCDI
JCDI:ADS584086:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Enkele voorbeelden zijn HR 29 mei 1981, NJ 1982, 191 m.nt. CJHB (`ABN-Allectric'): de bank maakt NLG 40.000 over in plaats van de NLG 4000 waartoe de opdracht strekte; HR 6 juli 1999, NJ 1999, 740: de Ontvanger keerde, kennelijk als gevolg van een vergeten komma, een bedrag uit van NLG 3.865.116,- terwijl om een teruggave was verzocht van NLG 38.651,16; HR 30 juni 2000, RvdW2000, 167 (`Ermer-ABN Amro'): een bank maakt bij vergissing een bedrag tweemaal over; HR 5 september 1997, NJ 1998, 437 m.nt. PvS en JOR 1997, 102 m.nt. E.W.J.H. de Liagre Bilhl en N.E.D. Faber (`Ontvanger-Hamm q.q.'): een opdrachtgever vergist zich in het rekeningnummer van de begunstigde en betaalt naar de betaalrekening van een failliet; HR 28 februari 1997, NJ 1998, 218 m.nt. HJS en JOR 1997, 73 m.nt. J.J. van Hees (`Staat-Meijer'): de Ontvanger betaalt naar de juiste rekeninghouder maar door een vergissing op een overeenkomstig artikel 6:114 lid 1 BW uitgesloten bankrekening. Over uitvoeringsincidenten en vergissingen van de bank: Van Esch (2001c) p. 93119; Van Ravenhorst (1992) p. 846-850.
Fouten in het betalingsverkeer komen relatief weinig voor, maar zijn nu eenmaal niet helemaal uit te sluiten. Een fout kan soms verstrekkende gevolgen hebben: geld wordt naar een verkeerde betaalrekening overgeschreven, een onjuist bedrag wordt overgemaakt door bijvoorbeeld een verkeerd geplaatst cijfer of komma dan wel één opdracht wordt meerdere malen uitgevoerd.1 De oorzaak van een fout kan gelegen zijn in een vergissing van de opdrachtgever, de bank voert in dat geval een bij vergissing verstrekte opdracht correct uit, of in een vergissing van de bank, waarbij een juiste opdracht door de bank op een verkeerde wijze wordt uitgevoerd. Deze gevallen hebben gemeen dat door onbedoelde verrichtingen iemands bankrekening wordt gecrediteerd. Dat werpt de vraag op wat de rechtspositie is van de betrokkenen indien deze onbedoeld begunstigde van de abusieve betaling in staat van faillissement verkeert en de beschikbare activa niet toereikend zijn om de boedelschulden daaruit te voldoen. Dat is het onderwerp van dit hoofdstuk. Ik begin met een korte bespreking van de literatuur en jurisprudentie tot 1997 (paragraaf 2), gevolgd door een bespreking van, onder meer, het uit dit jaar daterende arrest Ontvanger-Hamm q.q. en latere jurisprudentie (paragraaf 3) alsmede de literatuur naar aanleiding van deze arresten (paragraaf 4). Ik plaats enkele kanttekeningen bij deze jurisprudentie (paragraaf 5). Met behulp van de in hoofdstuk 3 geformuleerde rechtsregel waarbij ook in girale verhoudingen een revindicatoire aanspraak mogelijk is, verklaar ik deze jurisprudentie (paragraaf 6). Ik besluit met een conclusie (paragraaf 7).